3.1.Het hof gaat uit van de volgende feiten:
a) [appellante] heeft langere tijd zaken gedaan met het bedrijf van [geïntimeerde] , CT-Plus B.V. (hierna: CT-Plus), waarvan [geïntimeerde] bestuurder en aandeelhouder is. [bestuurder en aandeelhouder van appellante] (hierna: [bestuurder en aandeelhouder van appellante] ) is bestuurder en aandeelhouder van [appellante] .
b) [appellante] heeft in opdracht van CT-Plus verschillende werkzaamheden verricht op het gebied van projectmanagement voor een aantal projecten van CT-Plus.
c) [appellante] heeft daarnaast werkzaamheden verricht en materialen geleverd ten behoeve van de tuin van [geïntimeerde] bij diens woning aan de [adres] te [plaats] . Met betrekking tot dit werk heeft [Landschapsinrichting] Landschapsinrichting B.V. (hierna: [Landschapsinrichting] ) een offerte uitgebracht, die door [geïntimeerde] op 24 december 2015 voor akkoord is getekend.
d) [bestuurder en aandeelhouder van appellante] werkt samen met [Landschapsinrichting] .
e) Bij e-mail van 18 april 2017 heeft [bestuurder en aandeelhouder van appellante] aan [geïntimeerde] gevraagd op welke naam of project de 1e termijn van het werk [plaats] moet worden gesteld. Dit betreft de werkzaamheden aan de tuin. Daarop heeft [geïntimeerde] bij e-mail van diezelfde datum geantwoord:
“Project [project 1] zet maar op projectnummer [plaats] met omschrijving:
Onderaanneming verhardingen, grondwerk, leidingwerk conform tekening.”
f) Bij e-mail van 15 mei 2017 heeft [geïntimeerde] als volgt aan [Landschapsinrichting] bericht:
“Om de laatste week alle punten af te wikkelen hierbij een geheugensteun.
Succes met de laatste week en snelheid is key – eventueel zaterdag afwerken indien nodig!”
g) Vervolgens heeft [appellante] een factuur met datum 19 juni 2017 opgesteld ten name van CT-Plus met als factuurnummer [factuurnummer 1] en als omschrijving:
“ [Projectnummer] gemeente Leiden.
Onderaanneming verhardingen, grondwerk, leidingwerk conform tekening. Uitvoering werkzaamheden periode week 13 t/m week 21 2017
Eindtermijn conform opgave (zie bijlage) € 66.746,60”
[appellante] heeft bij die factuur € 66.746,60 in rekening gebracht. [appellante] heeft de btw verlegd en niet in rekening gebracht.
h) Bij e-mail van 11 augustus 2017 heeft [bestuurder en aandeelhouder van appellante] aan [geïntimeerde] (op diens e-mailadres bij CT-Plus) gevraagd naar de stand van zaken van de projecten [project 2] , [project 3] , [project 4] en [project 5] . Vervolgens heeft hij geschreven:
“Verder zag ik dat de [straatnaam] nog niet is betaald net als een aantal oudere facturen. Voor een goed overzicht staan een aantal openstaande facturen in de bijlage.”
Daarop heeft [geïntimeerde] bij e-mail van 14 augustus 2017 geantwoord: “In blue en tot straks.” Hierbij heeft [geïntimeerde] in de e-mail van [bestuurder en aandeelhouder van appellante] van 11 augustus 2017 onder de passage over de [straatnaam] en openstaande facturen geschreven: “Dank we zullen ze afwerken”.
i) Bij e-mail van 18 september 2017 heeft [medebestuurder/-aandeelhouder] van CT-Plus, aan [bestuurder en aandeelhouder van appellante] het volgende bericht:
“(…) Op dit moment staat er een bedrag open van [appellante] aan CT-Plus van rond de EURO 92000 (…) Er zijn op korte termijn twee mogelijkheden hoe om te gaan met de openstaande vordering en de doorgaande werkzaamheden van jou bij CT-Plus BV: a. Rustig doorgaan en de vordering langzaam afbouwen in vertrouwen. b. Tijdelijk stoppen, totdat de vordering tot een reëel bedrag is afgebouwd.(…)”
j) Op die e-mail heeft [bestuurder en aandeelhouder van appellante] bij e-mail van diezelfde datum het volgende geantwoord:
“(…) Mijn eerste reactie is natuurlijk dat ik vol enthousiasme én met vertrouwen aan het werk ben voor CT-Plus en er alleen al daarom op moet kunnen vertrouwen dat er normaal betaald wordt. (…) Om ook jou de juiste inzage te geven in de openstaande vorderingen stuur ik je een kopie-exemplaar van alle ingediende, nog niet betaalde facturen tot en met 11 september 2017. Het totaliseren van deze facturen komt uit op een vordering van:
€ 92.338,10(in de BTW). De grootste factuur is het in maart en april uitgevoerde werk op de [adres] in [plaats] (…)”
k) Bij e-mail van 20 oktober 2017 heeft [bestuurder en aandeelhouder van appellante] aan [geïntimeerde] (op diens e-mailadres bij CT-Plus) geschreven:
“(…) We hebben de afspraak dat onze vorderingen zo snel mogelijk worden afgebouwd.
[adres] , inrichten tuin inclusief voorzieningen:Het aangenomen werk inclusief de flinke post leveranties, maar ook het door jou opgedragen meerwerk tijdens de werkzaamheden is al weer een half jaar geleden uitgevoerd. Hoog tijd dus om onze factuur betaalbaar te stellen. Mocht het niet mogelijk zijn om het bedrag in een keer te betalen willen wij nog voorstellen dat je het bedrag in 6 termijnen betaald en bijvoorbeeld nu in oktober de eerste € 11.000,- betaald. (…)”
In de e-mail worden nog een aantal projecten genoemd ( [project 6] , [project 7] , [project 2] , [project 8] ) waarvan de facturen nog openstaan. Deze e-mail heeft [bestuurder en aandeelhouder van appellante] cc gezonden aan [naam] .
l) Bij e-mail van 20 oktober 2017 heeft [geïntimeerde] via zijn zakelijk e-mailadres het volgende geantwoord:
“(…) Verder zullen wij de facturen inderdaad afbouwen zoals gemeld. Dat zal zijn: [project 6] , [project 2] , [project 8] . Dan mogelijk in delen [adres] . Onderbanken voelt niet prettig dus als laatste (…)”
m) Bij e-mail van 31 oktober 2017 heeft [bestuurder en aandeelhouder van appellante] in reactie op voornoemd e-mailbericht aan [geïntimeerde] bericht:
“(…) Het is alweer de laatste dag van oktober. Indachtig onderstaand voorstel verwachten we vandaag nog een (deel)betaling van de openstaande vorderingen.(…)”
n) Bij e-mail van 10 november 2017 heeft [bestuurder en aandeelhouder van appellante] namens [appellante] aan [geïntimeerde] (op zijn zakelijke e-mailadres) en [naam] opnieuw gevraagd wanneer hij een betaling van de openstaande vorderingen kan verwachten. Daarop heeft [naam] bij e-mail van diezelfde datum geantwoord dat het er vanaf december een stuk beter gaat uitzien, waarna een stuk ingehaald kan gaan worden.
o) Op 24 november 2017 heeft [bestuurder en aandeelhouder van appellante] aan [naam] en [geïntimeerde] gemaild:
“(…) Misschien goed om toch eens aan te geven dat het grootste deel van onze openstaande vordering (> €66 K) bestaat uit door ons verrichte werkzaamheden en leveranties ten behoeve van de tuin van [adres] te [plaats] . Voor het uitvoeren van deze werkzaamheden begin 2017 hebben wij de opdrachtverstrekking gekregen van
familie [geïntimeerde]en niet van CT-Plus. De vordering voor deze werkzaamheden en leveranties zullen wij bij het uitblijven van een (deel-)betaling dan ook op deze wijze moeten benaderen. Dat de factuur op verzoek is gesteld op een werk van CT-Plus doet daar niets aan af.”
p) Bij e-mail van 14 december 2017 heeft [bestuurder en aandeelhouder van appellante] aan [geïntimeerde] het volgende bericht
“(…) Wij hebben op dit moment géén enkele aanwijzing of CT-Plus B.V. in het geheel wel
wilof
kanbetalen. Daarom verleggen wij onze vordering voor de verrichte werkzaamheden en leveranties op de [adres] naar jou privé omdat ze daar thuis horen. (…)”
q) [appellante] heeft vervolgens de factuur met nummer [factuurnummer 1] op naam van [geïntimeerde] gesteld. Ook de btw van € 14.016,79 heeft zij in rekening gebracht. Het totaalbedrag van de factuur inclusief btw bedraagt € 80.763,39. [geïntimeerde] heeft deze factuur niet betaald.
r) Bij e-mail van 15 januari 2018 heeft [geïntimeerde] aan de advocaat van [appellante] onder meer als volgt bericht:
“(…)
De facturen in de mail betreft de openstaande en, uiteindelijk, geaccordeerde facturen.
(…)
* [factuurnummer 2] + [factuurnummer 3] + [factuurnummer 4] + [factuurnummer 1] groot
EUR 76.099,90zijn akkoord
(…)
Goedgekeurd is EUR 76.099,90 en dat dient wel afgehandeld te worden.
[project 9] is goed verlopen doch heeft nog wel de nodige restpunten (voornamelijk de beregeningsinstallatie, hoogte, lekkage, werking).
Hiervoor zullen wij derden inschakelen om in maart op te lossen.
(…)”
s) De vennootschap Aanneming en Wegenbouw [Aanneming en Wegenbouw] (hierna: [Aanneming en Wegenbouw] ) heeft bij de rechtbank Oost-Brabant op 13 februari 2018 een verzoek tot faillietverklaring van CT-Plus B.V. ingediend. Daarbij diende als steunvordering de vordering van [appellante] op CT-Plus B.V. inzake betaling van factuur [factuurnummer 1] . In de daarop betrekking hebbende e-mail van mr. Kosman, advocaat van [appellante] , aan [advocaat] van [Aanneming en Wegenbouw] , van 23 januari 2018, staat:
“ Bijgaand een kopie van mijn dossier (…) de zaak [appellante] /CT-Plus. De onbetaald facturen waar het om ging zitten erbij (…) Ik ontving d.d. 2 januari jl. van CT-Plus een betaling ad € 19.109,19. (…) In deze incasso was niet betrokken factuur nr. [factuurnummer 1] d.d. 19 juni 2017 ad € 66.746,60 van cliënte [appellante] t.l.v. CT-Plus. Laatstgenoemde factuur is tot op heden niet betaald. De verschuldigdheid is wel erkend door CT-Plus B.V. Ten bewijze daarvan mag ik u wel verwijzen naar de e-mail d.d. 20 oktober 2017 van [geïntimeerde] aan cliënte.”
t) CT-Plus is op 27 maart 2018 failliet verklaard.
u) [appellante] heeft, na daartoe verkregen verlof op 17 april 2018, conservatoir beslag gelegd op het aandeel van [geïntimeerde] in de onroerende zaak aan de [adres] in [plaats] .
3.2.1.In deze procedure heeft [appellante] , in conventie, gevorderd veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 84.955,24, bestaande uit:
- hoofdsom € 80.763,39
- wettelijke rente tot en met 30 april 2018 € 1.261,24
- buitengerechtelijke incassokosten € 1.582,63, en
- beslagkosten € 1.347,98,
te vermeerderen met wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 1 mei 2018 tot de dag van voldoening.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, primair ten grondslag gelegd dat zij op grond van een overeenkomst met [geïntimeerde] (bouw)werkzaamheden heeft verricht en materialen heeft geleverd ten behoeve van de aan te leggen en te renoveren tuin van [geïntimeerde] bij diens woning aan de [adres] in [plaats] . Het voor deze werkzaamheden en geleverde materialen aan [appellante] verschuldigde bedrag heeft [geïntimeerde] , na daartoe in gebreke te zijn gesteld, niet voldaan, aldus [appellante] . Aan haar vordering heeft [appellante] subsidiair ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] ongerechtvaardigd is verrijkt.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft, in conventie, betwist dat hij partij is bij de overeenkomst met [appellante] . Volgens [geïntimeerde] is CT-Plus de contractspartij. [geïntimeerde] heeft daarnaast betwist dat voor het gefactureerde bedrag is gewerkt aan de tuin van zijn woning. [geïntimeerde] heeft, in reconventie, gevorderd veroordeling van [appellante] tot opheffing van het gelegde beslag op straffe van een dwangsom.
3.2.4.In het tussenvonnis van 27 juni 2018 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
3.2.5.In het eindvonnis van 31 oktober 2018 heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat de overeenkomst tussen haar en [geïntimeerde] is gesloten (in plaats van met CT-Plus). De rechtbank heeft verder geoordeeld dat niet geconcludeerd kan worden dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van [geïntimeerde] . De rechtbank heeft, in conventie, de vorderingen van [appellante] afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld en, in reconventie, [appellante] geboden om het conservatoir beslag op te heffen op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten. De rechtbank heeft het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.3.1.[appellante] heeft in principaal hoger beroep elf grieven aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen in conventie en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] in reconventie.
3.3.2.[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het eindvonnis van de rechtbank. [geïntimeerde] heeft in incidenteel hoger beroep zijn eis in reconventie gewijzigd in die zin dat zij alsnog verzoekt om de gevorderde veroordeling van [appellante] in de proceskosten en de gevorderde opheffing van het beslag uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.