[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2000,
wonende te [adres] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 303 dagen, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) voor de duur van 3 jaren, met een proeftijd van 2 jaren, en met daaraan verbonden algemene voorwaarden en een aantal bijzondere voorwaarden. Tevens heeft de rechtbank de Stichting Jeugdbescherming Brabant opdracht gegeven tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. De rechtbank heeft voorts bevolen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Verder heeft de rechtbank beslist dat vordering van de benadeelde partij [benadeelde] gedeeltelijk toegewezen dient te worden tot een bedrag van € 10.551,62, bestaande uit € 551,62 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, waarvoor de verdachte hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor hetzelfde totaal bedrag
subsidiair87 dagen vervangende jeugddetentie. Voor het overige is de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Tot slot heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 303 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede tot een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof bij einduitspraak de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
Verder heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] gedeeltelijk toegewezen dient te worden tot een bedrag van € 10.486,10, bestaande uit € 486,10 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immate-riële schade, waarvoor de verdachte hoofdelijk aansprakelijk dient te worden gesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen in de proceskosten ter hoogte van € 65,52 en verzocht dat het hof de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaat-verweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de raadsman zich primair – indien het hof toekomt aan een beoordeling van de vordering – geheel achter het standpunt van de advocaat-generaal geschaard en zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de meervoudige kamer van de rechtbank.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 06 september 2018 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, door geweld of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of een of meer andere feitelijkhe(i)d(en), [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 2001) heeft/hebben gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, onder meer:
- zijn/hun penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of
gehouden en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn/hun penis in de mond van die [benadeelde] geduwd en zich aldus laten pijpen
door die [benadeelde] en/of
- die [benadeelde] gevingerd en/of
- zich afgetrokken boven het lichaam van die [benadeelde] en/of (vervolgens) in de
mond en/of over het gezicht en/of lichaam van die [benadeelde] geëjaculeerd en/of
- die [benadeelde] gezoend
en bestaande dat geweld of andere feitelijkhe)i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) onder meer uit:
- het vastpakken van die [benadeelde] en/of (vervolgens) die [benadeelde] tegen een
bankje aanduwen/aangooien en/of
- het vastpakken en/of vasthouden van de armen en/of benen van die [benadeelde]
en/of
- het meermalen slaan en/of schoppen van die [benadeelde] en/of
- het uittrekken van de kleding en/of string van die [benadeelde] en/of
- het omlaag schuiven/trekken van zijn/hun eigen broek en/of onderbroek en/of
zijn/hun penis ontbloot en/of
- het roepen van: 'de volgende ronde', althans woorden van gelijke aard en/of
strekking,
en/of aldus een dusdanige situatie en/of intimiderende situatie heeft/hebben gecreëerd dat die [benadeelde] zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken en/of voorbij is/zijn gegaan aan het door die [benadeelde] geuite verbale en/of non-verbale en/of fysieke protest/verzet (waarbij die [benadeelde] onder meer heeft
geschreeuwd en/of geduwd en/of geschopt en/of geslagen en/of haar broek heeft
geprobeerd op te trekken).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 06 september 2018 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen, door geweld [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 2001) hebben gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders meermalen:
- hun penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of heen en weer bewogen en
- hun penis in de mond van die [benadeelde] geduwd en zich aldus laten pijpen door die [benadeelde] en
- vervolgens in de mond en/of over het gezicht en/of lichaam van die [benadeelde] geëjaculeerd en
- die [benadeelde] gezoend
en bestaande dat geweld onder meer uit:
- het vastpakken van die [benadeelde] en vervolgens die [benadeelde] tegen een bankje aanduwen/aangooien en
- het vastpakken en/of vasthouden van de armen en/of benen van die [benadeelde] en
- het meermalen slaan en/of schoppen van die [benadeelde] en
- het uittrekken van de kleding en/of string van die [benadeelde] en
- het omlaag schuiven/trekken van hun eigen broek en onderbroek en hun penis ontbloot en
- het roepen van: 'de volgende ronde', althans woorden van gelijke aard en/of
strekking,
en aldus een dusdanige situatie en intimiderende situatie hebben gecreëerd dat die [benadeelde] zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken en voorbij zijn gegaan aan het door die [benadeelde] geuite verbale en non-verbale en fysieke protest waarbij die [benadeelde] onder meer heeft geschreeuwd en geduwd en geschopt en geslagen en haar broek heeft geprobeerd op te trekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Voorafgaand aan het weergeven van de bewijsmiddelen wordt het volgende overwogen.
In de verklaring van aangeefster [benadeelde] spreekt zij over [verdachte] , [bijnaam medeverdachte 1] , [bijnaam medeverdachte 2] of [bijnaam medeverdachte 3] en de andere jongen van wie zij de naam niet kent. Niet in geschil is dat zij met [verdachte] , [bijnaam medeverdachte 1] , [bijnaam medeverdachte 3] of [bijnaam medeverdachte 2] en die andere jongen respectievelijk [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bedoelt. Hoewel genoemde personen ontkennen dat zij [benadeelde] hebben verkracht, verklaren zij wel dat zij op het betreffende tijdstip op de door [benadeelde] aangewezen locatie aanwezig waren en dat zij ofwel betrokken waren bij, dan wel getuige waren van de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden.
Het hof baseert zijn oordeel – evenals de rechtbank – op de navolgende bewijsmiddelen:
Aangifte door [aangever/zus benadeelde] namens [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2001 p. 30-47:
[benadeelde] was weggelopen op donderdag 6 september 2018, vanaf haar woongroep [woongroep] in [locatie] wegelopen. Zij is de volgende dag teruggekeerd.
Ze vertelde dat ze met jongens was geweest. Dat ze was gaan chillen in de buurt van winkelcentrum Woensel aan de Kruisakker in Eindhoven. Ze vertelde dat haar zus [zus] en vriendin [getuige 3] om 22.00 uur naar huis gingen. Er zouden vier jongens over zijn gebleven samen met [benadeelde] . Ze had de bus willen pakken, maar ze was haar telefoon kwijt.
Ze vertelde dat ze in eerste instantie naar een speeltuintje waren geweest en dat de jongens zeiden dat ze haar telefoon terug zou krijgen voor een pijpbeurt. Ze vertelde dat die jongens dingen hadden gedaan bij haar die ze niet wilde. Ze vertelde dat twee jongens haar telefoon waren gaan zoeken en dat de andere twee jongens aan haar waren gaan zitten. Ze vertelde dat de twee jongens haar string kapot hadden getrokken. [benadeelde] had de jongens van haar afgetrapt.
Ik heb [benadeelde] vastgepakt en zij heeft heel hard staan huilen.
Toen vertelde ze dat die [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] bij haar binnengedrongen waren. De [bijnaam medeverdachte 3] en die andere jongen hadden zich boven haar afgetrokken.
Ik heb zelf gezien op vrijdagavond dat ze blauwe plekken had op haar kaak. Daarop kon je duidelijk vingers zien. Op allebei haar armen waren blauwe plekken te zien. Haar borsten waren bont en blauw. Op haar linkerbeen vlak bij haar knie was het blauw en op haar rug zaten krassen.
[benadeelde] vertelde dat ze was geslagen en geschopt in een steegje. Ze is op de grond gegooid en tegen een muur aan geduwd of iets dergelijks. Toen ze bij het bankje kwam waarop ze verkracht is werd ze door meerdere jongens vast gehouden.
Proces-verbaal van bevindingen van het studioverhoor van [benadeelde] op 14 september 2018, p. 56-63:
- Zij toen het enige meisje was tezamen met vier jongens;
- “ [bijnaam medeverdachte 1] ” zei dat hij met haar wilde praten;
- Zij aan haar arm werd meegetrokken naar een steegje;
- Zij nog verder het steegje werd ingeduwd;
- De jongens toen steeds harder aan haar begonnen te trekken;
- De jongens vervolgens aan haar gingen zitten;
- Zij van de jongens moest kiezen;
- Wanneer zij dit niet zou doen alle vier de jongens op haar zouden springen;
- Zij, omdat de jongens zeiden dat ze anders met zijn vieren iets met haar zouden doen, toen gezoend had met [bijnaam medeverdachte 1] ;
- Zij toen bij een bankje in een andere speeltuin kwamen;
- Het toen was begonnen; dat
- De jongens haar begonnen te slaan en haar broek uit begonnen te trekken;
- De jongens haar string kapot hadden getrokken;
- Zij geprobeerd had de jongens weg te schoppen;
- Zij door “ [bijnaam medeverdachte 1] ” en [verdachte] naar het bankje werd geduwd;
- Zij tegen het bankje werd gegooid;
- Zij haar broek en ook hun eigen broek uittrokken;
- [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] in haar waren gekomen;
- Zij hen ook had moeten pijpen;
- Zij ook werd geslagen door [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] ;
- Toen zij dacht dat het klaar was, zij haar broek opnieuw hadden uitgetrokken;
- Het toen weer van vooraf aan begon;
- Zij ook hard werd geslagen;
- [bijnaam medeverdachte 1] toen zei dat hij wel zag dat zij niet wilde.
Op door de verhoorster gestelde vragen antwoordde [benadeelde] vervolgens dat:
- Zij bedoelt met in haar gaan, dat [bijnaam medeverdachte 1] en [verdachte] met hun geslacht in haar geslacht zijn gekomen;
- [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] beiden vaker dan 2 keer in haar zijn geweest die avond;
- Zij [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] beiden 1 keer had gepijpt;
- Zij op het bankje zat en in haar gezicht werd geslagen;
- [verdachte] haar benen vasthield;
- Iemand haar broek uittrok;
- [verdachte] haar in het begin had vastgehouden;
- [bijnaam medeverdachte 1] haar schopte en vastpakte;
- Zij had geschreeuwd en geslagen;
- Zij op haar rug lag op het bankje en werd tegengehouden;
- Zij ook op de grond werd geduwd;
- [bijnaam medeverdachte 1] als eerste zijn geslachtsdeel in haar stopte;
- [bijnaam medeverdachte 1] in haar was klaargekomen;
- Zij toen op het bankje lag;
- Zij in haar gezicht werd geslagen maar ook tegen haar benen, buik en armen;
- Zij hierna geprobeerd had om haar broek aan te trekken;
- [bijnaam medeverdachte 1] toen had gezegd: nee, nee, we zijn toch met zijn drieën, heb je ooit al een trio gedaan?;
- [verdachte] vervolgens met zijn geslacht in haar was gegaan;
- [verdachte] bewoog met zijn geslachtsdeel;
- [bijnaam medeverdachte 1] haar op dat moment vasthield bij haar borst en haar sloeg tegen haar gezicht;
- Het vervolgens nog een keer gebeurde;
- Er toen gezegd werd: de volgende ronde?;
- Zij bedoelt dat [bijnaam medeverdachte 1] zijn geslacht in haar had gedaan;
- [verdachte] haar op dat moment had vastgepakt bij haar borst zodat zij niet overeind kon;
- Zij duidelijk had gezegd dat zij niet wilde;
- [bijnaam medeverdachte 1] vermoedelijk in haar gezicht was klaargekomen;
- Zij ook in haar mond waren klaargekomen;
- [bijnaam medeverdachte 1] hiertoe haar hoofd had vastgepakt waarna zij [bijnaam medeverdachte 1] had moeten pijpen waarna
hij was klaargekomen in haar mond;
- Zij 2 a 3 keer waren klaargekomen;
- Zij hun broek ook hadden uitgetrokken naar beneden;
- [bijnaam medeverdachte 1] ook al geprobeerd had om haar te zoenen;
- Er op dat moment nog twee jongens meer hadden gestaan waarvan ze niet weet hoe die heten;
- Een van de jongens [bijnaam medeverdachte 3] wordt genoemd;
- De jongens stonden te kijken toen [bijnaam medeverdachte 1] haar zoende;
- [bijnaam medeverdachte 3] voor haar had gestaan toen de andere jongen haar naar achter trok;
- Er op dat moment 3 jongens bij haar stonden;
- Dit de [bijnaam medeverdachte 3] , de jongen waarvan ze geen naam weet en [bijnaam medeverdachte 1] waren;
- De onbekende jongen zijn vinger in haar mond had gestopt;
- Haar hoofd werd vastgehouden door deze jongen;
- [bijnaam medeverdachte 3] met zijn broek naar beneden had gestaan;
- Zij had gezien dat [bijnaam medeverdachte 3] zich af stond te trekken;
Studioverhoor van [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2001, op 21 mei 2019:
Het gebeurde in twee parkjes. Eerst een parkje toen een steegje toen een tweede parkje. Ik ben door alle vier de jongens geslagen. In park 2 stonden alle vier de jongens om mij heen. [bijnaam medeverdachte 2] en die andere probeerden van alles. Hij stond voor mij, trok zijn kleren uit en probeerde mijn kleren uit te trekken. Maar die heb ik weggeschopt. [bijnaam medeverdachte 2] begon zich af te trekken op mij, toen het niet lukte mij te verkrachten. [bijnaam medeverdachte 1] en [verdachte] duwden mij op een bankje. Het lukte hen wel om mijn kleren uit de doen. Ik ben op het bankje door beiden verkracht. Vastgepakt, bij de benen. Twee keer door beiden. Ik ben daarna door beiden van achter genomen in de vagina.
Formulieren forensisch medisch onderzoek, p.70-87:
Slachtoffer [benadeelde] , geboortedatum [geboortedag 2] -2001;
Datum onderzoek: 11-9-2018;
Datum delict: 7-9-2018;
1. Bovenarm rechts haematoom;
2. Bovenarm links haematoom;
3. Bovenbeen rechts haematoom
4. 2 x verticale krasverwondingen onderkant rug
5. Haematoom rechterborst;
6. Haematoom linkerborst.
Verhoor getuige [getuige 1] , p. 106-117:
De groep had gebeld dat [benadeelde] ( het hof begrijpt: [benadeelde] ) die nacht niet was thuis gekomen en toen zijn we haar in Eindhoven gaan zoeken. We is ik, [medewerker groep 1] (het hof begrijpt: [medewerker groep 1] ) en [medewerker groep 2] .
We zagen haar ( [benadeelde] ) lopen met vier jongens.
Ze zei: “Ohh ik ben zo blij dat jullie me hebben gevonden”.
Ze zag er heel vermoeid uit en droeg vieze kleren.
Ze had een witte trui aan en die was helemaal zwart. Van het zand. En aan haar broek, gewoon een paar plekken en ze had een blauw plekje op haar wang, want ze zei: “Ja ze hebben me ook geslagen”.
Ik zeg: “Ben eens eerlijk, hebben ze jou aangeraakt”? Zei ze: “Ja”. Ik vroeg aan haar “Ben eens eerlijk, hebben ze jou verkracht”? Zei ze “Ja” en dat ze zich vies voelde.
Ik zag dat het niet goed was. Het ging gewoon niet goed met haar. Ze zag er zo slecht uit.
Ze heeft alleen gezegd “Ze hadden me geslagen”.
Ze wou een nieuwe string en een nieuwe trui. Die was ze kwijt. Ze zei: “die hebben ze bij mij uitgetrokken en dat wilde ik niet”.
Verhoor getuige [medewerker groep 1] , p. 118-131:
[benadeelde] (het hof begrijpt: [benadeelde] ) is een hele oude vriendin van mij. We, [medewerker groep 2] , [getuige 1]
( het hof begrijpt: [getuige 1] ) en ik reden een rondje door Eindhoven om te kijken of we haar (het hof begrijpt: [benadeelde] ) konden vinden. We de straat in en daar liep ze. Dus ze keek me echt zo aan zo van ooooooch gelukkig, gelukkig dat je me hier komt weghalen.
Ze had zand hier in haar nek zitten en overal make-up en ze had een blauwe plek
op haar dijbeen of zo en krassen hier zo had ze allemaal zitten en ze had geen
ondergoed aan in haar broek.
Ze zag er gewoon niet meer uit. Die make-up was gewoon helemaal uitgelopen ja. Ze had hier twee (getuige wijst hierbij naar haar nek) net of ze haar hier
hadden vastgegrepen of zo. Zo van die plekken weet je wel. Ja die vingertopjes zaten hier.
Verhoor getuige [getuige 2] , persoonlijk begeleidster van [benadeelde] , p. 141-145:
Toen [benadeelde] thuis kwam was ze verward. Zag er verwaarloosd uit. Ze zag er altijd heel verzorgd uit.
Verhoor getuige [getuige 3] , p. 157-164:
V = Wie is jouw vriend?
A = [verdachte]
V = Door [benadeelde] ( hof: [benadeelde] ) is verklaard dat zij in de nacht van donderdag 6 september op vrijdag 7 september seksueel is misbruikt. Wat heb jij daarover gehoord?
A = Niks. Ik heb alleen gehoord dat ze blauwe plekken had en een gekneusde kaak. Maar verder…
V = Wat zag jij donderdag 6 september aan [benadeelde] ? (het hof begrijpt: voorafgaand aan het voorval)
A = Niks gewoon hetzelfde als ze altijd was. (...) Ze zag eruit zoals ze altijd was.
V = Had [benadeelde] verwondingen of had ze daar iets over gezegd?
A = Nee helemaal niks. Ze was hetzelfde als altijd.
Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot horen van [benadeelde] en haar zus [aangever/zus benadeelde] , p. 177-180:
Op de vraag waar de aanranding cq verkrachting had plaats gevonden gaf [benadeelde] aan dat dit het gele speeltuintje betrof in de wijk Woensel Noord te Eindhoven. We zijn gaan zoeken op de kaart. Na enige tijd kwamen we, op aanwijzen van [benadeelde] , uit op een speelplaats aan de Kruisakker 84 te Eindhoven.
Ik hoorde [benadeelde] verklaren dat indien men vanuit deze zijde de speeltuin zou betreden, er direct aan de linkerzijde een bankje stond geplaatst. [benadeelde] verklaarde verder dat haar zwarte, kapot getrokken string, achter was gebleven ter hoogte van dit bankje, welke scheef zou staan. Het bankje zou aan 1 zijde hoger zijn dan aan de andere kant.
De politie heeft aan de hand van bovengenoemde aanwijzingen, een zwarte string aangetroffen.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 november 2018, p. 481-491:
Mijn goede en trouwe vriend [medeverdachte 1] wordt ook wel genoemd [bijnaam medeverdachte 1] . Die avond had ik mijn vriendin naar de bushalte gebracht. Toen ik daarvan terugkwam vond ik het wel raar dat [benadeelde] (het hof begrijpt: [benadeelde] ) als enige meisje was achtergebleven met drie jongens.
Wij zaten toen nog op het bankje bij het rode speeltuintje. [bijnaam medeverdachte 1] vroeg haar op een gegeven moment om met hem mee te gaan naar een gangetje.
[medeverdachte 2] ging hen vervolgens achterna het gangetje in. Toen zag ik dat het minder goed ging en dat [medeverdachte 2] [benadeelde] sloeg in het gangetje, omdat zij iemand moest kiezen. [medeverdachte 2] sloeg [benadeelde] op verschillende manieren. Met platte hand en met de vuist.
[bijnaam medeverdachte 1] zat overal aan. Haar tieten en geslachtsdeel overal eigenlijk. Hierop gingen ook [medeverdachte 3] en ik het gangetje om te kijken. Zij waren ondertussen bezig om het voor elkaar te krijgen om met [benadeelde] te zoenen. Als je het gangetje uitkomt kom je op een plek tussen twee flats in. [medeverdachte 2] en [bijnaam medeverdachte 1] wilden dat [benadeelde] hen pijpte. [medeverdachte 2] werd weer boos en hij sloeg haar nog een keer. Vervolgens hebben wij ( [bijnaam medeverdachte 1] en [verdachte] ) seks gehad.
Rond 04.00 uur in de nacht liepen wij naar het huis van [bijnaam medeverdachte 1] .
Zij heeft mij gepijpt en ik heb haar ook geneukt.
Vaginaal met mijn piemel. Onbeschermd.
Ik weet niet meer of ik klaar kwam in haar of buiten haar.
[bijnaam medeverdachte 1] deed hetzelfde, maar hij had veel meer soorten standjes. Dat heb ik wel
meegekregen. Doggy, alles eigenlijk. Ik was twee keer klaargekomen.
Soms stopten we met de seks en rookten wij een joint en daarna ging het weer
verder. [benadeelde] pijpte mij toen [bijnaam medeverdachte 1] haar neukte.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 januari 2019, p. 492-498:
Wat voor seksuele handelingen werden er verricht toen jullie nog met meerdere waren?
- Er werd gezoend en aan elkaar gezeten. Ik had wel het idee dat [medeverdachte 2] een sfeerverpester was. Eerder in het gangetje had ik al gezien dat [benadeelde] en [medeverdachte 1] met elkaar zoenden. Toen [medeverdachte 2] dat ook wilde hoefde het van [benadeelde] allemaal niet meer. De sfeer was toen verpest.
Waaraan merkte jij aan [benadeelde] dat ze op dat moment met niemand meer iets wilde?
- Tegenstandelijk vanaf het moment dat [medeverdachte 2] zich er mee ging bemoeien.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 19 november 2018, p. 590-599:
Ik heb die dag seks gehad.
Ik en [verdachte] hebben buiten samen seks met [benadeelde] (het hof begrijpt: [benadeelde] ) gehad.
Ik ben klaargekomen
Ik en [verdachte] zijn gewoon omgedraaid. Eentje stopte er onder in en eentje in haar mond. Toen wij seks met haar hadden zat en lag [benadeelde] op een bank.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 14 november 2018, 13.02 uur, p. 538-543:
Het begon met [medeverdachte 1] . Hij had een paar jointjes gerookt en begon aan [benadeelde] (het hof begrijpt: [benadeelde] ) te zitten. [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] zaten te zuipen met [benadeelde] . [bijnaam medeverdachte 1] trok haar mee het gangetje in en ging aan haar zitten. Zij zei: “hou op, hou op”. Hij zat aan haar op plekken waar hij haar niet aan hoort te raken. Zij zei “niet doen” en begon harder te schreeuwen. Later ging [verdachte] ook aan haar zitten. Ik heb gezien dat [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] [benadeelde] sloegen. Ik was bij [medeverdachte 3] . Wij, [medeverdachte 3] en ik, gingen ook steeds verder het gangetje in.
Ik heb gezien dat [verdachte] [benadeelde] meetrok. [bijnaam medeverdachte 1] duwde [benadeelde] . [benadeelde] kwam toen op een bankje terecht. Ik heb gezien dat [bijnaam medeverdachte 1] de broek van [benadeelde] heeft uitgetrokken. [verdachte] hield op dat moment haar handen vast. Toen [bijnaam medeverdachte 1] , [verdachte] en [benadeelde] bij het bankje waren stonden [medeverdachte 3] en ik een paar meter van bij dit bankje vandaan. [verdachte] hield haar vast. [benadeelde] zei: “laat me los”. De onderbroek van [benadeelde] is door [verdachte] uitgetrokken. [medeverdachte 1] trok dus haar broek uit en heeft gedaan wat hij heeft gedaan. [verdachte] heeft dit ook gedaan. Eerst deed [medeverdachte 1] het, daarna [verdachte] .
[medeverdachte 3] en ik zijn toen weggerend.
De volgende dag kwam ik [bijnaam medeverdachte 1] tegen. Hij zei: “toen jullie weg waren heb ik nog een ronde met haar gedaan”.
Zij zaten aan haar billen en borsten. [benadeelde] probeerde hen de hele tijd weg te duwen en riep dat ze haar niet aan moesten raken.
De broek en string werden pas bij haar uitgedaan op het bankje. Op dit bankje deden [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] wat ik net heb gezegd. [bijnaam medeverdachte 1] trok haar broek uit. [verdachte] hield haar handen vast. Hij begon haar daarna te verkrachten. Toen [bijnaam medeverdachte 1] klaar was ging [verdachte] haar verkrachten. [benadeelde] lag op haar rug op het bankje. Ik zag dat [benadeelde] huilde en haar handen op haar ogen hield.
[bijnaam medeverdachte 1] riep: “wil jij ook nog een keer”.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 15 november 2018, 14.05 uur, p. 563-575:
[benadeelde] het hof begrijpt: [benadeelde] ) was toen alleen met vier jongens.
- Er was een jongen die de arm over [benadeelde] heen sloeg. Toen kwamen die twee anderen er nog bij en gingen ze ver de bossen in. Daar was een houten bankje en daar was het gebeurd.
- Vanmorgen vertelde de politie dat dit op 6/7 september was.
Ik kwam hun gewoon tegen. In Vlokhoven het hof begrijpt: te Eindhoven) bij een speeltuintje. [bijnaam medeverdachte 2] , [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 1] .
Wij gingen vanuit de rode speeltuin naar de Kruisakker. En daar is een bankje. [bijnaam medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 2] , die zaten aan [benadeelde] . [bijnaam medeverdachte 2] trok de broek omlaag van [benadeelde] en begon. De broek ging omlaag. [bijnaam medeverdachte 1] zat aan haar borsten en toen kwam [verdachte] er op af lopen.
Ik zag [benadeelde] op haar rug liggen op de bank. Ik zag [bijnaam medeverdachte 1] naast [benadeelde] zitten op het bankje.
[bijnaam medeverdachte 2] was bezig met seks.
- De broek van [benadeelde] was omlaag, de onderbroek ook. De trui was toen nog wel aan. [bijnaam medeverdachte 2] had wel zijn broek naar beneden.
- Die anderen kwamen naar mij toe om een verhaal te maken. Zodat de verhalen allemaal hetzelfde waren. Ik zag dat [benadeelde] werd geslagen met de platte hand. [bijnaam medeverdachte 1] , [verdachte] en [bijnaam medeverdachte 2] sloegen haar.
Zij moest kiezen met wie zij het moest doen.
Ik hoorde dat [bijnaam medeverdachte 2] zei tegen [benadeelde] dat zij moest kiezen. Eerst had ze de broek tot de helft naar beneden en zij trok steeds haar kleding omhoog. Ze hield haar kleding stevig vast. Zij wilde niet dat haar kleding naar beneden werd getrokken.
Op het moment dat [verdachte] en ik daar aan kwamen liepen [verdachte] en ik er op af. Zij waren bezig en ik stopte mijn duim in haar mond. Zij schreeuwde en ik deed mijn vinger in haar mond. Zij kreunde en er kwamen mensen langs en ze maakte te hard geluid. Voor mij is kreunen en schreeuwen hetzelfde.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof gaat – net als de rechtbank – bij de bewezenverklaring uit van de verklaring van aangeefster [benadeelde] . Haar verklaring is niet op alle onderdelen even consistent, maar wel op de hoofdlijnen. Zij verklaart ook over bijzondere details, zoals over de string die kapot is getrokken, over dat ze van de jongens moest kiezen tussen één van hen, dat [medeverdachte 3] een vinger in haar mond stopte toen ze schreeuwde, dat [verdachte] en [medeverdachte 1] meerdere keren gelijktijdig seks met haar hadden en dat zij ook van achter in haar vagina is genomen. De verklaring van [benadeelde] wordt bevestigd in andere bewijsmiddelen. Zo is de string aangetroffen op de plaats die [benadeelde] heeft aangewezen en bevestigt [medeverdachte 3] dat hij een vinger, te weten zijn duim, in de mond van [benadeelde] heeft gedaan. Ook [medeverdachte 1] verklaart uitgebreid over de verschillende seksuele handelingen. [verdachte] verklaart erover dat [benadeelde] moest kiezen en dat [medeverdachte 1] seks heeft gehad op de “doggy” manier. Er is ook overigens voldoende steunbewijs voor haar verklaring. Zo wordt het geweld dat is gebruikt bevestigd door de medische verklaring en de verklaringen van haar zus en vriendinnen dat [benadeelde] onder de blauwe plekken zat toen ze haar de middag en avond nadat zij was verkracht aantroffen (die ze volgens de vriendin van verdachte eerder die dag niet had) en dat ze er vies en onver-zorgd uit zag, maar ook uit de verklaringen van de verdachten onderling. Ook het feit dat [benadeelde] in het eerste gesprek met haar zus [aangever/zus benadeelde] erg emotioneel was en dat ze erg blij was toen zij haar vriendinnen zag past bij hetgeen haar die nacht daarvoor is overkomen.
Ten aanzien van de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is het hof – net als de rechtbank – van oordeel dat, ondanks kleine tegenstrijdigheden of het verzwijgen van eigen aandeel voor wat betreft de tot bewijs gebezigde delen, deze verklaringen voldoende betrouwbaar en geloofwaardig zijn. Verschillen zijn te verklaren uit het feit dat er drank en drugs zijn gebruikt, het een aaneenschakeling van gebeurtenissen is geweest waardoor kleine vergissingen voor de hand liggen en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] belang hadden om zichzelf vrij te pleiten waardoor zij op punten afwijkend verklaren.
Ten aanzien van het verweer van de verdachte dat [benadeelde] heeft ingestemd met de seks nog het volgende. De verdachte zegt dat de vrijwilligheid met name kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat [benadeelde] nadat zij met de jongens seks heeft gehad is meegegaan naar de ouderlijke woning van [medeverdachte 1] en dat zij daar is blijven slapen en dat zij er tot ver in de volgende dag is gebleven. Bovendien had zij in de loop van de avond en nacht er voor kunnen kiezen om naar huis te gaan.
[benadeelde] heeft als verklaring voor haar gedrag gegeven dat zij van plan was om met haar vriendin met de bus naar huis te gaan. Zij had echter haar telefoon verloren en is gebleven om de telefoon te zoeken. Zij heeft daardoor haar bus gemist. Zij had toen geen vervoer, geen telefoon en durfde niet bij willekeurige vreemden midden in de nacht aan te bellen.
Het hof overweegt – net als de rechtbank – dat het bevreemding kan wekken dat [benadeelde] , wanneer zij is verkracht, niet is weggegaan of hulp heeft gezocht en met haar belagers is meegegaan en met hen de nacht heeft doorgebracht. Daartegenover staat dat op het moment dat zij besloot niet met haar vriendin mee te gaan om haar telefoon te zoeken er nog geen sprake was van een dreigende situatie. Verder wordt overwogen dat de omstandigheid dat zij is meegegaan naar de ouderlijke woning van [medeverdachte 1] niet uitsluit dat zij daarvóór is verkracht. Zij was een jonge vrouw van 17 jaar, alleen in een grote stad, had geen vervoer, geen telefoon en het was midden in de nacht. Bovendien blijkt uit de gegevens uit het dossier dat [benadeelde] functioneerde op een niveau ver onder het niveau van haar kalenderleeftijd. Zij moet dan ook minder dan gemiddeld in staat worden geacht een problematische situatie te overzien en een adequate oplossing te zoeken. Daarbij betrekt het hof – net als de rechtbank – dat uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen voldoende blijkt [benadeelde] is gedwongen tot het ondergaan van vergaande seksuele handelingen. Verwezen wordt naar het geconstateerde letsel, de verklaringen van de vriendinnen over haar gedrag, haar kleding, de psychische staat waarin zij is aangetroffen en de verklaringen van de verschillende verdachten waarin zij elkaar betichten van het gebruik van geweld. Tot slot acht het hof – net als de rechtbank – het volstrekt onaannemelijk dat [benadeelde] , nadat zij, zoals de verdachte verklaart, door [medeverdachte 2] is geslagen en verkracht, vervolgens het initiatief heeft genomen om met twee jongens tegelijkertijd zowel orale als vaginale seks te hebben op een bankje in de openbare ruimte.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 303 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede tot een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De advocaat-generaal heeft in dat verband verwezen naar de verschillende rapporten waaruit zou blijken dat de deskundigen gematigd positief over de verdachte zijn en dat er de afgelopen maanden meerdere incidenten hebben plaatsgevonden. Daarbij heeft de advocaat-generaal ook benadrukt dat de verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft willen nemen en dat hij het slachtoffer de schuld geeft van zijn huidige situatie. De advocaat-generaal heeft voorts te kennen gegeven dat zij geen ruimte ziet om de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm te leggen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat bij einduitspraak de gevangenneming van de verdachte zal worden bevolen.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, nu uit de rapporten niet blijkt dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte zal bewerkstelligen. Voorts heeft de raadsman benadrukt dat de verdachte een zeer positieve gedragsverandering heeft ondergaan en dat door het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel al hetgeen dat tot nu toe is opgebouwd, verloren zal gaan. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat dat de proeftijd op grond van art. 6:6:19 Sv voor jeugdigen maximaal met 1 jaar verlengd kan worden. De raadsman heeft tot slot – indien het hof een jeugddetentie zal opleggen – verzocht om de duur van de jeugddetentie niet het voorarrest te laten overstijgen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan verkrachting van een destijds 17 jaar oud meisje met een verstandelijke beperking. Het slachtoffer is midden in de nacht op een bankje in een speeltuin in Eindhoven, terwijl zij werd geschopt en geslagen, enkele uren zowel vaginaal als oraal verkracht. Toen het slachtoffer dacht dat het voorbij was drongen de verdachte en zijn medeverdachte nogmaals bij haar binnen. De manier waarop de verkrachting heeft plaatsgevonden was volstrekt respectloos naar het slachtoffer toe. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen haar grenzen te overschrijden en heeft zich niets gelegen laten liggen aan haar wil, haar lichamelijke integriteit en haar geestelijk welzijn. De verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen behoeften en die van zijn medeverdachten en heeft uit zijn houding ter terechtzitting laten blijken dat hij ook nu nog geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag.
De verkrachting moet een grote indruk op het slachtoffer hebben gemaakt. Bovendien ondervinden slachtoffers van verkrachting naar algemene ervaring daar nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan, zoals ook in deze zaak is gebleken uit de slachtofferverklaring die de zus van het slachtoffer ter terechtzitting in eerste aanleg heeft voorgelezen. Verkrachting veroorzaakt bovendien veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder vrouwen. Het gewelddadig karakter van het door de verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat de verdachte er niet voor terugschrikt om samen met zijn mededaders geweld tegen andere mensen te gebruiken.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 november 2020, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte voor het onderhavige feit plaatsvond niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Wel is hij eerder met politie en justitie in aanraking geweest wegens een vermogensdelict en diverse geweldsdelicten. Toen ging het om bedreiging, poging tot zware mishandeling en om vernielingen.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof in beginsel niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van langere duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof acht het echter ook noodzakelijk, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd en door de verdediging is verzocht, dat de verdachte een behandeling krijgt, dit ter voorkoming van recidive en om een gunstige ontwikkeling van verdachte te bevorderen. Het hof heeft hierbij acht geslagen op de hierna te noemen rapportages betreffende de persoon van de verdachte en de daarop door de deskundige gegeven toelichting ter terechtzitting. De vraag waar het hof zich voor ziet gesteld is in welk kader een behandeling dient plaats te vinden: in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zoals door de advocaat-generaal wordt voorgestaan, als bijzondere voorwaarde in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel zoals de verdediging heeft bepleit dan wel op een andere manier.
Alvorens in te gaan op het toepasselijke strafrecht, de toerekeningsvatbaarheid en de al dan niet gecombineerde oplegging van een straf en een maatregel zal het hof eerst uitvoerig citeren uit de diverse rapporten en verklaringen over de persoon van de verdachte.
De kinder- en jeugdpsychiater drs. G.C.G.M. Broekman heeft op 31 oktober 2020 een rapportage uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte. Zij heeft daarin onder meer gesteld:
Onderzochte ontwikkelde zich ten tijde van het tenlastegelegde onvoldoende in een pro sociale richting aangaande werk, vrienden en relaties. Aangenomen mag worden dat hij, bij
bewezenverklaring van het tenlastegelegde, vanuit zijn levensfase met seksuele intimiteit
experimenteerde, maar als gevolg van zijn gebrekkig sociaal emotioneel inzicht de consequentie van de situatie, het seksuele contact met het betreffende meisje, niet adequaat heeft kunnen overzien. Bij bewezenverklaring heeft dit in belangrijke mate doorgewerkt in zijn delictgedrag. Hij koos niet voor een andere gedragslijn, onvoldoende bijgesteld door de ASS. Zijn gewetensvorming blijkt zorgelijk, gelet op zijn egocentrische attitude en zijn gebrekkig empathisch vermogen (onderontwikkeld vanuit gebrekkige wederkerigheid in samenhang met zijn ASS). De cannabisabuse was hierop van negatieve invloed, heeft hem mogelijk onverschillig(er) gemaakt. Het is voorts kenmerkend dat onderzochte nog steeds niet het perspectief van het betreffende meisje kan nemen, maar star egocentrisch aan zichzelf en zijn eigen gevolgen, zoals de rechtsgang en voortvloeiende frustraties blijft denken. Een en ander is in samenhang met zijn starre denken, als het ware geen bocht kunnen maken en blijven hangen in eigen starre denkbeelden en –patronen voortkomend uit de ASS.
Er is sprake van een gelijktijdigheidverband, aangevend dat de ziekelijke stoornis (ASS) met hieruit voortkomend tekorten op diverse gebieden (sociaal emotioneel, moreel) aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde. Voorts kan gesproken worden van een betekenis-verband. Dat wil zeggen dat de ziekelijke stoornis van onderzochte van invloed was op zijn gedragskeuzemogelijkheden, dat zijn gedragssturing en -regulatie erdoor belemmerd werden. De mate waarin de ziekelijke stoornis van invloed was op zijn gedragskeuzemoge-lijkheid ten tijde van het tenlastegelegde, wordt als aanzienlijk geschat. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde, bij bewezenverklaring, onderzochte verminderd toe te rekenen (drie-puntenschaal). Niet afdoende kon immers worden verwacht dat onderzochte voldoende mogelijkheden had om voor een eventueel andere gedragslijn te kiezen, indien een ongewenste impuls/situatie zich zou aanbieden, dit overwegend op basis van zijn ziekelijke stoornis.
Advies
Rapporteur adviseert het hof om, bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde, (voortzetting van de huidige) behandeling door forensische jeugdkliniek De Catamaran te Eindhoven als voorwaarde van de maatregel voorwaardelijke PIJ. Onderzochte heeft deze forensisch psychiatrische behandeling en begeleiding nodig om met name zijn resocialisatieproces goed te kunnen afronden. Met de maatregel voorwaardelijke PIJ kan dit traject adequaat worden geborgd. Onderzochte is aangewezen op routinematig, overzichtelijk, gestructureerde dagelijkse werkzaamheden met concrete, enkelvoudige opdrachten. Praktische vaardigheden dienen stap voor stap gegeven te worden. Een beschermd/begeleid wonen traject met (job-)coaching is na zijn klinische behandeling te zijner tijd wellicht van toepassing. Een verplicht (jeugd-)reclassering contact en zich
houden aan de opgestelde richtlijnen, ook ten aanzien van het Plan van Aanpak naar de toekomst, zijn daarbij ten slotte aangewezen.
In welk juridisch kader dient de benodigde behandeling plaats te vinden?
Gelet op de achterstanden in de sociaal emotionele ontwikkeling van onderzochte en op
basis van de ASR-weging lijst voornoemd, wordt bij bewezenverklaring van het
tenlastegelegde toepassing van het strafrecht voor jeugdigen geadviseerd;
Rapporteur adviseert het hof om onderzochte bij bewezenverklaring van het tenlaste-gelegde, de maatregel voorwaardelijke PIJ op te leggen en (voortzetting van
de huidige) behandeling door forensische jeugdkliniek de Catamaran te Eindhoven als
voorwaarde op te nemen. Onderzochte heeft deze forensisch psychiatrische
behandeling en begeleiding nodig om met name zijn resocialisatieproces goed te
kunnen afronden, dit in samenhang met zijn neiging tot zorgmijding (ASS). Met de
maatregel voorwaardelijke PIJ kan dit traject adequaat worden geborgd, evenals het
reclassering toezicht. Onderzochte heeft aangegeven dat hij zal blijven meewerken
aan de voorwaarden.
De GZ-psycholoog drs. K.T.E. Zászlós heeft op 15 november 2020 een nadere rapportage uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte. Zij heeft daarin onder meer gesteld:
ADVIES
Uit het huidige onderzoek komt naar voren dat betrokkene binnen de structuur van de
forensische kliniek de Catamaran een duidelijke vooruitgang in zijn functioneren heeft
laten zien. Hij is voornemens om zijn leven goed op de rails te krijgen, maar is hierbij
wel nog afhankelijk van de aansturing, begeleiding en controle die hij vanuit de
instelling krijgt gezien zijn tekorten samenhangend met zijn autismespectrumproblematiek en hieruit voortvloeiend zijn rigide denkpatronen en moeite met het overzien van de gevolgen en consequenties van zijn gedrag. Opgemerkt dient te worden dat een problematiek zoals bij betrokken is aangetroffen nooit tot volledig herstel kan leiden. Wel kan hij leren om beter met zijn beperkingen om te gaan. De behandeltrajecten heeft hij overwegend positief afgerond waardoor de komende tijd de begeleiding op zijn resocialisatie gericht zal zijn en er gezocht wordt naar een woonvorm waar hij 24 uur begeleiding krijgt en hier ondersteund wordt bij het versterken van de vaardigheden die hij in de Catamaran heeft geleerd. Zijn sociale en emotionele vaardigheden blijven belangrijke aandachtspunten. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel zoals in het onderzoek van 25 januari 2019 door ondergetekende eerder is geadviseerd is thans nog wenselijk gezien de ernst van het ten laste gelegde en de aard van zijn problematiek(ASS/ADD en hiermee samen-hangende beperkingen in zijn emotionele en sociale ontwikkeling en cannabismisbruik).
Welke behandeling heeft verdachte (nog) nodig?
Zoals hierboven geschetst heeft betrokkene in De Catamaran uiteenlopende behandel-
trajecten doorlopen. Hij is na zijn vertrek uit de kliniek echter nog aangewezen op een woonomgeving waarin hij de nodige duidelijkheid en structuur geboden krijgt en
ondersteund wordt bij het op de rails zetten van zijn bestaan. Een jobcoach bij het
vinden van passend werk en/of opleiding is wenselijk. Het vasthouden en trainen van
hetgeen hij geleerd heeft in de Catamaran , is tevens van belang. 24-uursbegeleiding
zoals bij beschermd/ begeleid wonen wordt geboden, is vooralsnog wenselijk. Een
verplicht (jeugd)reclasseringscontact is noodzakelijk zodat betrokkene zich houdt aan
de opgestelde regels en afspraken met betrekking tot het verdere resocialisatietraject.
In welk juridisch kader dient de benodigde behandeling plaats te vinden?
De inschatting is dat betrokkene nog een jaar behandeling/begeleiding nodig heeft. Bij
bewezenverklaring is een stevig kader noodzakelijk om zijn behandelings-/begeleidings- traject te borgen. Geadviseerd wordt de klinische behandeling en het traject beschermd/-begeleid wonen op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Daarnaast is een voortzetting van het reclasseringstoezicht noodzakelijk.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 28 december 2020 een rapportage, opgesteld door M. Smeels, betreffende de verdachte uitgebracht. Daarbij wordt verwezen naar het rapport van [jeugdzorgwerker] , dat daaraan is gehecht. Daarin is onder meer gesteld:
[verdachte] heeft het afgelopen jaar een aantal keren laten zien dat hij een terugval had (met
name vooraf en kort na een zitting). Hierin bleek hij steeds weer, middels een
aangescherpt kader vanuit de jeugdreclassering (2 keer een officiële waarschuwing
waarvan de laatste ook echt de laatste was) de positieve lijn te kunnen oppakken en bleek
de behandeling vruchten af te werpen.
Op 2 februari 2021 is er door de [reclasseringswerker] van de Reclassering Nederland een reclasseringsadvies uitgebracht. Zij heeft daarin onder meer gesteld:
Betrokkene is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis, aandachtdeficiëntie-/ hyperactiviteitsstoornis, overwegend onoplettend. Hij wordt beperkt in staat geacht om de gevolgen van zijn gedrag te overzien en hij is bekend met impuls- en agressieproblemen. Tevens zijn er aanwijzingen voor een bedreigende persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en is er een cannabisgerelateerde stoornis geconstateerd.
Betrokkene is vanaf september 2019 in het kader van een voorwaardelijke PIJ klinisch opgenomen bij de Catamaran (kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie en ortho-psychiatrie. De afdeling is gespecialiseerd in de behandeling van jongeren met meervoudige, complexe ontwikkelings- en gedragsproblemen) te Eindhoven. Hij staat onder toezicht van de jeugdreclassering. Deze heeft betrokkene gedurende zijn toezicht drie keer een officiële waarschuwing gegeven, daar hij zich niet hield aan afspraken en zich niet behandelbaar opstelde. Zijn jeugdreclasseringswerker heeft op 28 december 2020 zijn toezicht negatief geretourneerd, met als doel een correctieplaatsing voor de duur van twee weken binnen een JJI. Indien betrokkene bij terugkeer bij de Catamaran zich meewerkend opstelt en zich houdt aan de afspraken, waaronder; zich onthouden van cannabisgebruik, houden aan de afspraken aangaande zijn therapieën, dagbesteding, contactmomenten met het behandelteam, krijgt betrokkene nog een laatste kans om zich te herpakken. Zowel de jeugdreclassering als de Catamaran wil betrokkene deze laatste kans bieden, aangezien hij bij de Catamaran voor langere periode geen cannabis heeft gebruikt, zich behandelbaar opstelde en meer inzicht kreeg in zijn vermijdende patronen. Daardoor zien zij nog mogelijkheden ten aanzien van de behandeling en het resocialisatietraject van betrokkene. Na onderzoek middels de RISC wordt de kans voor het plegen van strafbare feiten in algemene zin ingeschat als hoog.
Om de kans op recidive terug te dringen wordt geadviseerd om betrokkene een laatste kans te geven voor een behandeling binnen een klinische setting, waarbij ingezet wordt op terugvalpreventie en er toe gewerkt kan worden naar een passende vervolgvoorziening vanuit een stabiele psychische conditie en een stabiel dagritme. Opgemerkt wordt dat betrokkene hiervoor intrinsiek gemotiveerd dient te zijn. Een ambulante vervolgbehandeling evenals een begeleid wonen traject wordt ook geïndiceerd. Aangezien betrokkene ontvankelijk is voor pedagogische beïnvloeding en hij op een jonger niveau functioneert dan zijn kalenderleeftijd, prefereren wij het reeds ingezette behandel- en begeleidingstraject binnen een pedagogisch klimaat onder toezicht van de jeugdreclassering voort te zetten.
ASR
Op grond van de uitkomsten van het wegingskader adolescentenstrafrecht adviseren we de zaak middels het jeugdstrafrecht af te doen. Zijn tekort aan handelingsvaardigheden en de aanwezige mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding zijn hierbij van doorslaggevende aard geweest. Het betrekken van zijn gezin bij de behandeling is van belang.
Advies over voorwaardelijke PIJ-maatregel
Wij adviseren voorzichtig positief over een voorwaardelijke PIJ-maatregel met de onderstaande bijzondere voorwaarden. Gezien het verloop van de huidige behandeling, waarin betrokkene zich de laatste maanden, onvoldoende behandelbaar heeft opgesteld, fors terug is gevallen in cannabisgebruik en vanwege zijn recente correctieplaatsing voor de duur van twee weken, is de reclassering wat voorzichtig in het positief adviseren aangaande een voorwaardelijke PIJ maatregel. Op 28 januari 2021 is betrokkene teruggeplaatst binnen de Catamaran , waarbij hij zich aan de behandel- en begeleidingsafspraken conformeert. Derhalve ziet de reclassering voldoende mogelijkheden voor begeleiding binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
Niet naar het buitenland
Opname in een zorginstelling
Ambulante behandeling
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Drugsverbod
Alcoholverbod
Contactverbod
Meewerken aan middelencontrole
Verder heeft het hof acht geslagen op een e-mail van klinisch psycholoog S.W. Ma gericht aan [jeugdzorgwerker] van 8 februari 2021. Zij heeft daarin onder meer gesteld:
Sinds woensdag 3/2 zien we in het gedrag een lichte verbetering. [verdachte] neemt zijn medicatie in, is minder negatief aanwezig in de groep, werkt beter mee met dagelijkse activering. Ook heeft hij sinds terugkeer van correctieplaatsing tweemaal een negatieve score getoond bij urinecontrole. Contact met zijn ouders en een goed gesprek met zijn JR lijken hem hierin goed gedaan te hebben.
[verdachte] lijkt in zijn behandeling zijn plafond bereikt te hebben, waarbij hij geen verdere verdieping aan lijkt te kunnen gaan. Het behandelteam is nog steeds welwillend om [verdachte] te ondersteunen.
Ook is er een e-mail van klinisch psycholoog S.W. Ma gericht aan [jeugdzorgwerker] van 22 december 2020. Zij heeft daarin onder meer gesteld:
Gedurende de behandeling heeft [verdachte] drie waarschuwingen van JR gehad. Na de officiële waarschuwing van 3 februari 2020 is geen verbetering gekomen op de daarin genoemde punten. Na de officiële waarschuwing van 6 april 2020 heeft [verdachte] een periode van 6 maanden goede verbetering laten zien. Helaas is hij na deze periode fors teruggevallen op alle behandeldomeinen. Na de waarschuwing van 18 november 2020 laat [verdachte] geen verbetering zien.
Ter terechtzitting hoger beroep is [jeugdzorgwerker] gehoord. Zij heeft te kennen gegeven dat de verdachte vanaf april 2020, gedurende een periode van 6 maanden, een verbetering heeft laten zien, maar dat hij sinds oktober 2020 weer een terugval heeft gehad. Zij heeft op 18 november 2020 de verdachte een derde officiële waarschuwing gegeven en op 28 december 2020 heeft zij zijn huidige toezicht negatief geretourneerd, zodat er een correctieplaatsing voor de duur van twee weken kon plaatsvinden. De verdachte lijkt in eerste instantie na zijn terugkomst in de Catamaran op 28 januari 2021 weinig verbetering te tonen, maar sinds ongeveer een week is er toch een lichte verbetering te zien. [jeugdzorgwerker] heeft ook benadrukt dat, indien de verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd zou krijgen, hij niet bij de Catamaran kan blijven omdat daar een onvoorwaardelijke PIJ niet ten uitvoer kan worden gelegd en dat de verdachte dan in een andere instelling opnieuw zal moeten beginnen, waardoor de vooruitgang van de afgelopen maanden verloren dreigt te gaan. [jeugdzorgwerker] heeft aangegeven dat indien het hof beslist tot het opleggen van een voorwaar-delijke PIJ-maatregel, de verdachte in de Catamaran kan verblijven, het huidig traject voort kan zetten en door kan stromen naar verdere zorg.
Het hof is tot het volgende oordeel komen.
Adolescentenstrafrecht
Het hof stelt vast dat de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde de leeftijd van achttien jaren doch nog niet die van drieëntwintig jaren had bereikt. Met de rechtbank, het openbaar ministerie en de verdediging is het hof van oordeel dat in de psychologische rapportage van GZ-psycholoog drs. K.T.E. Zászlós d.d.15 november 2020 en in het Reclasseringsadvies d.d. 2 februari 2021, die omtrent de verdachte zijn uitgebracht, voldoende aanknopingspunten, met name in de persoonlijkheid, de handelingsvaardigheden en de pedagogische beïnvloeding van de verdachte, zijn te vinden om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht. Het hof zal ten aanzien van verdachte derhalve het adolescentenstrafrecht toepassen.
Toerekeningsvatbaarheid
Gelet op de hierboven vermelde rapporten betreffende de verdachte en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof – evenals kinder- en jeugdpsychiater drs. G.C.G.M. Broekman – vast dat het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen is.
Nadere overwegingen omtrent de maatregel en de straf
Het hof stelt allereerst vast dat bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, dat het bewezen verklaarde een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van de maatregel eist en dat deze maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte. Het hof is, gelet op de ernst van de bij de verdachte geconstateerde stoornis, de inhoud van voormelde rapporten en de toelichting op de rapporten ter terechtzitting, van oordeel dat een beslissing tot oplegging van een PIJ-maatregel passend en geboden is. Het hof overweegt tevens dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van art. 77t van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is van oordeel dat, hoewel de verdachte de afgelopen maanden een aantal keren een terugval heeft gehad, hij gedurende een periode van 6 maanden, heeft laten zien dat hij kan en wil meewerken aan een behandeling, en dat de ingezette hulp met oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel voornoemde vooruitgang verloren dreigt te gaan. Het hof is derhalve – met de verdediging en de deskundigen – van oordeel dat de zichtbare, nog prille, positieve lijn in het leven van de verdachte niet belemmerd dient te worden en dat thans nog kan worden volstaan met het opleggen van de maatregel in voorwaardelijke vorm, waarbij tevens na te melden bijzondere voorwaarden worden gesteld. Hiermee worden naar het oordeel van het hof vooralsnog voldoende garanties geboden voor een behandeling van de verdachte met het oog op minimalisering van het recidivegevaar en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte. Het hof zal, gelet op de inhoud van de in de voorgaande genoemde rapporten, de hierna te noemen bijzondere voorwaarden stellen aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel. Het hof heeft zich er rekenschap van gegeven dat de rechtbank de voorwaarden bij de voorwaardelijke PIJ dadelijk uitvoerbaar heeft verklaard, waardoor de nog lopende periode waarvoor deze gelden, behoudens eventuele verlenging van proeftijd, nog relatief kort zal zijn. Ook het hof zal de voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd, is het hof van oordeel dat met de hierboven bedoelde (voorwaardelijke) maatregel niet kan worden volstaan en acht het hof tevens een langdurige jeugddetentie geboden. Het hof houdt rekening met de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten en met de positieve wending die de verdachte aan zijn leven lijkt te willen geven. Het hof vindt het belangrijk om die prille positieve ontwikkeling te stimuleren, maar tegelijk ziet het hof de noodzaak om de verdachte bij de les te houden en hem ervan te doordringen dat hij zich niet meer schuldig moet maken aan strafbare feiten, en zeker niet aan een strafbaar feit zoals in deze zaak bewezen verklaard.
Het hof vindt daarom dat er een lang voorwaardelijk deel aan de vrijheidsstraf verbonden moet zijn. Het hof vindt het ook belangrijk om een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen die de verdachte kunnen helpen op het goede pad te blijven; hulp en steun van de reclassering en andere hulpverleners is aangewezen. De verdachte is nu oud genoeg om zich bewust te zijn van de gevolgen die doorgaan op het pad van de criminaliteit zal hebben. Als de verdachte zich niet houdt aan de regels die hem op basis van deze deels voorwaardelijke straf worden gesteld, of als hij weer de fout in gaat door een strafbaar feit te plegen, weet hij dat hij langdurig de cel in zal moeten. Het hof komt daarom uit op een hogere straf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof zal bij het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie dezelfde bijzondere voorwaarden opleggen als bij de voorwaardelijke PIJ. Omdat nog niet eerder in het kader van een voorwaardelijke jeugddetentie bijzondere voorwaarden zijn gesteld en omdat het hof de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan, zoals hierna wordt overwogen, zal bepalen, zullen deze voorwaarden onmiddellijk ingaan in voortzetting op de al lopende voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke PIJ en bovendien zullen die voorwaarden daardoor nog gedurende geruime tijd hun werking hebben.
Alles afwegende, acht het hof oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 540 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 237 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, met de hierna te melden bijzondere voorwaarden, passend en geboden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte, in die zin dat de duur van het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie de thans door de verdachte ondergane duur van het voorarrest niet overstijgt.
Nu er zonder afdoende behandeling van de verdachte ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam voor één of meer personen, zal het hof mede gelet op het bepaalde in artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht, bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, die voor zowel de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel als voor het voorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie gelden, dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
Gelet op het voorgaande wijst het hof de vordering van de advocaat-generaal tot gevangenneming van de verdachte af. Naar het oordeel van het hof zijn daartoe (ook) thans geen gronden aanwezig, mede gelet op het voortgezette verblijf van de verdachte in de Catamaran .
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 44.524,22, bestaande uit € 19.524,22 materiële schade en € 25.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 10.551,62, bestaande uit € 551,62 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen dient te worden tot een bedrag van € 10.486,10, bestaande uit € 486,10 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, waarvoor de verdachte hoofdelijk aansprakelijk dient te worden gesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Met betrekking tot de gevorderde overige schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen in de proceskosten ter hoogte van € 65,52.
De raadsman van de verdachte heeft zich primair – indien het hof toekomt tot beoordeling van de vordering van de benadeelde partij – geheel achter het standpunt van de advocaat-generaal geschaard en zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 486,10, aan materiële schade, bestaande uit verplaatste schade van € 250,00 voor vergoeding van de reiskosten van de zus van de benadeelde partij voor het heen en weer reizen van Eindhoven naar Oss en € 236,10 voor vergoeding van de telefoon- en abonnementskosten. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Daarnaast is het hof van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 65,52, voor vergoeding van de reiskosten van de moeder van de benadeelde partij voor het gesprek met de officier van justitie en voor de strafzitting, onder deze noemer afgewezen dient te worden nu deze kostenpost ziet op de proceskosten. Het hof is voorts van oordeel dat de verplichting tot schadevergoeding hoofdelijk opgelegd dient te worden en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2019, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof verder voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat door het bewezenverklaarde handelen en grove inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij en het hof acht het voldoende aannemelijk dat het bewezenverklaarde een grote psychische impact op het slachtoffer heeft gehad. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, en gelet op de bedragen die door de Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade die de benadeelde partij rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden naar billijkheid op een bedrag van € 10.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het hof is voorts van oordeel dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en dat de verplichting tot schadevergoeding hoofdelijk opgelegd dient te worden.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2018, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat het bedrag van € 65,52, voor vergoeding van de reiskosten van de moeder van de benadeelde partij voor het gesprek met de officier van justitie en voor de strafzitting, als proceskosten kunnen worden toegekend en zal de verdachte veroordelen in deze kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 10.486,10. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal, nu het adolescentenstrafrecht wordt toegepast, overeenkomstig de landelijk afspraken geen gijzeling opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63, 77c, 77g, 77h, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77x, 77y, 77z, 77aa, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.