In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de politierechter in de rechtbank Limburg was veroordeeld. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, en een taakstraf van veertig uren, alsook een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden. De veroordeling was gebaseerd op overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, maar het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verdachte geen schriftelijke grieven heeft ingediend en ook geen mondelinge bezwaren heeft opgegeven. Bovendien heeft de verdachte geen raadsman gemachtigd om namens hem te handelen. Het hof was van mening dat er geen aanleiding was om de strafzaak verder te onderzoeken, ondanks het ontbreken van grieven.
De beslissing van het hof is dat het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.