In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep over de koop en installatie van een biobed voor de varkenshouderij. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 12 januari 2021. De appellante, een besloten vennootschap, stelde dat het biobed niet voldeed aan de verwachtingen die de geïntimeerde, een varkenshouder, redelijkerwijs mocht hebben. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het biobed niet aan deze verwachtingen voldeed. De geïntimeerde had geen feiten of omstandigheden aangedragen die de conclusie rechtvaardigden dat extra opslagvoorzieningen noodzakelijk waren. Het hof concludeerde dat de vorderingen van de appellante tot betaling van de hoofdsom van € 15.064,50 inclusief btw toewijsbaar waren. De proceskosten werden aan de zijde van de geïntimeerde gelegd, omdat hij in het ongelijk was gesteld. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en wees de vorderingen van de appellante toe, inclusief de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten.