Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
[handelsnaam],
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 21 mei 2019;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 17 juni 2019, waarbij geen minnelijke regeling van het geschil is bereikt;
- de memorie van grieven van [appellant] van 27 augustus 2019 met producties;
- de memorie van antwoord van [de vennootschap] van 5 november 2019 met producties;
- de akte van [de vennootschap] van 17 december 2019 met producties.
6.De verdere beoordeling
- een bedrag van € 77.495,97 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
- een bedrag van € 1.549,96 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- een bedrag van € 793,04 aan beslagkosten; en
€ 4.154,66
Deze personen zijn door [bedrijf] geworven en aangeboden aan [appellant] . [appellant] moest zelf selecteren wie er geschikt waren voor zijn opleiding. Hij bepaalde dus de toelaatbaarheid van de kandidaten. De bedoeling was dat de opleidingskosten betaald zouden worden vanuit de tarieven die in rekening zouden worden gebracht bij het bedrijf (of bedrijven) waar de opgeleide monteurs in dienst zouden treden of tewerk worden gesteld. En wel in termijnen. Er is tussen partijen niet afgesproken dat [de vennootschap] de subsidieaanvragen zou moeten doen voor alle kandidaten of dat [de vennootschap] daar voor verantwoordelijk was. (…)