3.3Als getuigen zijn gehoord de enig eigenaar en aandeelhouder van [geïntimeerde] ,
[getuige 1] en de boekhouder van [geïntimeerde] , [getuige 2] . Hun verklaringen zullen hierna worden geciteerd en besproken.
“
De beer [betrokkene] kende ik via een commissionair, [commissionair] . Het paard [het paard] was het privé-eigendom van [betrokkene] , misschien ook van zijn vrouw. Het paard ging in die tijd al in de Grand Prix, maar hij wilde het wel verkopen omdat de kosten voor hem de pan uit rezen.
Soms koop ik in zo’n situatie het paard zelf in, en als ik een paard in consignatie krijg, dan kan ik het voor de eigenaar verkopen. Het komt voor dat ik vervolgens maandelijks de kosten in rekening breng, maar soms worden de totale kosten pas bij verkoop in rekening gebracht. Daar zijn ook varianten in: de kosten kunnen bij koper worden gelegd, maar ook bij de verkoper. Een variant is verder dat onderscheid wordt gemaakt in de aard van de kosten (stalling en training). Ik heb het dan over de vraag wie die kosten moet betalen. In dit geval heb ik kosten gemaakt tot aan de verkoop. Dat duurde vanaf 2012 tot oktober 2015. Tegenover die kosten staan geen prijzengelden, want bij het rijden van wedstrijden krijg je niet veel meer dan een bekertje ofzo.
Het duurde dus lang voordat het paard kon worden verkocht, en de kosten zijn uiteindelijk opgelopen tot ongeveer 41.000 euro. [appellant] wilde graag een Grand Prix paard, en zeker dit paard. Het was namelijk een zogenaamde school-master. Dat is een ouder paard, met goede prestaties op het hoogste niveau. Dergelijke paarden zijn met name in Amerika gewild. Het was in zoverre een win-winsituatie: het paard kon naar [plaats] en er kon Grand Prix mee worden gereden. Voor mij en voor [appellant] bestond ook de mogelijkheid dat we er nog winst mee konden maken. [appellant] is naast mij voor de helft eigenaar geworden omdat hij er slechts 20.000 euro voor wilde betalen.
Over de inkoopverklaring kan ik het volgende zeggen: bij verkoop heb je een inkoopverklaring nodig. Op zo’n inkoopverklaring kan je de waarde niet op nul zetten. Ik heb daarom met mijn boekhouder overlegd wat we moesten doen. [betrokkene] wilde immers het paard voor 40.000 euro verkopen, en de kosten waren al hoger dan dat. De boekhouder heeft toen tegen mij gezegd dat zij 31.000 euro aan gemaakte kosten al had verwerkt, en dat de 10.000 euro die nog niet waren verwerkt als koopprijs in de verklaring konden worden opgenomen. Dat is ook zo gebeurd. Deze gang van zaken komt ook overeen met de e-mail van [betrokkene] aan mij van 12 november 2015. Daarin vraagt hij mij of hij 10.000 euro in de verklaring moet zetten, of 5.000 euro. Het verschil van 5.000 euro is het bedrag dat ik hem heb betaald, terwijl ik daar niet toe verplicht was. Ik heb dat uit de goedheid van mijn hart gedaan. Dat betekent dat mijn kosten ruim 46.000 euro waren, dat ik het tegenover
[appellant] heb gehouden op 40.000 euro en dat hij dus 20.000 euro voor het paard heeft betaald, en ik ongeveer 26.000 euro.
In een app aan [appellant] zegt meneer [betrokkene] dat oorspronkelijk 20.000 euro voor het paard was afgesproken, maar dat de dierenarts zei dat het OC had. Dat is een afkorting voor de afvlakking op het spronggewricht van het paard. Voor de sport betekent dat niets, het is slechts een schoonheidsfout (een contourdefect). Wat [betrokkene] verder in die app zegt over de koopprijs snap ik niet en klopt ook niet. Ik heb het paard namelijk van hem voor 40.000 euro binnengekregen. Dat was de startprijs voor het paard. [betrokkene] wist op het moment van de verkoop dat mijn kosten waren opgelopen tot 41.000 euro. Een overzicht van die kosten had hij op dat moment niet. Hij wist echter wel dat die kosten in dit soort situaties hoog kunnen oplopen. Het gaat dan om kosten voor stalling, eten, drinken, verzorging, ruiter, grooms, hoefsmid, behandelingen en transport.
Ik ben zelf mede-eigenaar van [het paard] geworden omdat ik dacht met de doorverkoop in de VS nog wat winst te kunnen halen.”
“
Ik ben sinds 2008 boekhouder van [de vennootschap] In die hoedanigheid adviseer ik de B.V. ook regelmatig. Wat het paard [het paard] betreft: in eerste instantie werd 40.000 euro voor dit paard gevraagd. Ik weet nu niet meer wanneer die prijs mij bekend is geworden, maar de eerste vraagprijs werd gevraagd een aantal jaren voordat het paard in 2015 werd verkocht. Het was de bedoeling om het paard [het paard] aan de partij in de US te verkopen, dhr. [appellant] . Ik had daarvoor een inkoopverklaring nodig voor de administratie, maar in dit geval was het zo dat het paard al een paar jaar bij mevrouw
[geïntimeerde] op stal stond. En dat ik de kosten tot 2015 al definitief in de administratie had verwerkt. Ik heb daarom geadviseerd om de koopprijs op de inkoopverklaring gelijk te stellen aan het bedrag aan kosten dat ik dacht nog te moeten verwerken in 2015. Dat was 10.000 euro. Dus de redenering was dat [geïntimeerde] dat bedrag dan niet zou hoeven te betalen, omdat die kosten over 2015 er nog af zouden gaan voor een gelijk bedrag, en dat het ook niet nodig was om voor de kosten die ik al had verwerkt een factuur aan de verkoper te sturen. Als ik dat wel had gedaan, dan hadden we 40.000 euro op de inkoopfactuur moeten zetten. Die kosten heb ik vastgesteld door uit te gaan van gemiddelden.
Voor [het paard] heb ik niet de opdracht gekregen om specifiek kosten uit te rekenen. Bij dergelijke berekeningen ga ik uit van een totaal aan kosten, rekening houdend met het aantal paarden dat op stal staat. Op die manier kwam ik ten aanzien van [het paard] tot en met 2014 uit op 30.000 a 31.000 euro en voor 2015 op 10.000 euro. U houdt mij voor wat dhr. [betrokkene] in een whatsapp aan dhr. [appellant] heeft geschreven over een eerste koopprijs van 20.000 euro. Daar kan ik uit eigen wetenschap niets over zeggen. Ik hen er achteraf achter gekomen dat er nog 5.000 euro aan [betrokkene] is betaald. Volgens mevrouw [getuige 1] was dat een betaling uit coulance, omdat [betrokkene] uiteindelijk niets aan het paard had verdiend. Ik heb dat bedrag van de rekening afgehaald.”