ECLI:NL:GHSHE:2021:197

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
20-000869-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf voor doodslag na fatale steekpartij in huiselijke kring

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1952 en thans verblijvende in Den Haag, heeft zijn echtgenote met een mes om het leven gebracht. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor doodslag, maar het hof heeft dit vonnis gedeeltelijk vernietigd. Het hof oordeelt dat voorbedachte raad niet bewezen is, en dat het handelen van de verdachte voortkwam uit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte had geen gelegenheid om na te denken over de gevolgen van zijn daad. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, waarbij ook rekening is gehouden met de psychologische toestand van de verdachte. Het hof heeft de conclusie van de psycholoog overgenomen dat het delict in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De uitspraak benadrukt de impact van het delict op de nabestaanden en de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000869-20
Uitspraak : 26 januari 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 16 maart 2020 in de strafzaak met parketnummer
01-865080-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1952,
thans verblijvende in Den Haag PPC te 's-Gravenhage.
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar met aftrek van voorarrest.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ter zake van moord zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaar. Subsidiair heeft hij gevorderd de verdachte bij een bewezenverklaring ter zake van doodslag te veroordelen tot een gevangenisstraf van dertien jaar.
Van de zijde van de verdachte is bevestiging van het vonnis van de rechtbank bepleit voor wat betreft de vrijspraak van moord en de bewezenverklaring van doodslag en daarnaast is een verweer met betrekking tot de straf gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met verbetering van gronden, behalve wat betreft de sanctiebeslissing.
Bewijsmiddelen
Het hof neemt de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen over, met uitzondering van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van 2 maart 2020.
Het hof vult de bewijsmiddelen aan met het volgende bewijsmiddel:
Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 68-89 van het politiedossier, voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte (pagina 75-77):
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking
V: Hoe was het eerste contact die ochtend met u en [slachtoffer] ? Wat werd er gezegd?
A: Ja, um… Ja, ik wel zoiets gezegd van: “wij moeten wat gaan eten.” En ik heb gevraagd van: “Maak eens iets te eten voor ons.” Zij was een beetje geïrriteerd en zei: “Ja doe het zelf.” Ze maakte een tik tegen mijn nek.
V: Oké dus u vraagt die ochtend aan [slachtoffer] of zij wat te [e]ten wilde maken. Dat wilde zij niet en toen sloeg zij u tegen uw litteken?
A: Ja, en toen zij ze: “Ga weg, doe het zelf.”
V: Op welk moment heeft ze naar uw litteken gegrepen?
A: Ja daarna. Ze zei: “Doe het zelf, ga toch aan de kant” en toen raakte ze mij aan.
V: Wat bedoelt u met raakte ze mij aan?
A: Ja, vaker deed ze dan echt met haar nagels, die waren scherp die beweging. Ik laat het dan gewoon gebeuren.
V: Toen dit gebeurde, waar stonden jullie op dit moment?
A: In de keuken.
V: Jullie staan dan dus samen in de keuken. Hoe stonden jullie toen tegenover elkaar toen zij naar uw litteken greep?
A: Zij was met iets bezig op het aanrecht zeg maar, ze draaide zich om en ging met haar hand naar mijn litteken.
O: Verdachte maakt een soort ‘klauw beweging’ met zijn hand.
A: Ik heb niets teruggedaan en heb ook niets teruggezegd maar ik was wel boos. Ik had wel verdriet.
V: Op het moment dat [slachtoffer] naar uw litteken greep. Wat gebeurde er toen, wat deed u?
A: Ja, toen ze dat deed, de achterdeur was open. De deur naar de tuin is dat. Die was open en ik liep naar de schuur. Ik pakte daar een mes en ja ik stak daarmee [slachtoffer] .
V: Maar even terug naar het moment. Zij grijpt naar uw litteken, de achterdeur stond open en u liep naar de schuur. Toen u toen naar de schuur liep, wat dacht u toen?
A: Ik was in de schuur en pakte een mes.
V: Maar wat dacht u toen u naar de schuur liep?
A: Ik dacht aan alles, alles ging door mij heen. Ik voelde mij vernederd en boos. Ik kon niet slapen.
V: Er ging van alles door u heen, u voelde zich vernederd en boos. Wat bedoelt u met vernederd?
A: Ja vernederd. Je wilt alleen iets eten, je krijgt het niet, ik voelde mij zo uitgeput en moe, ja alles.
V: Wat was de reden dat u nadat u bij uw hals was gegrepen, dat u naar de schuur liep?
A: Ik werd gewoon boos. Ik was al boos en werd alleen maar erger.
V: Maar waarom liep u naar de schuur?
A: Ik was boos ik dacht ik pak een mes uit de schuur en ik ga haar steken.
V: Dus u dacht toen: ik loop naar de schuur en pak daar een mes om haar te steken en ik ga haar steken?
A: Ik dacht nog niets toen ik naar de schuur liep. Maar toen ik daar stond ja toen dacht ik aan dat mes.
Moord of doodslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld ter zake van moord. Daarvoor dient ‘voorbedachte raad’ bewezenverklaard te worden.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en de gedingstukken de volgende feiten en omstandigheden vast:
i. Op 13 juni 2019 bevinden de verdachte en zijn vrouw, het latere slachtoffer, zich in hun woning in ’s-Hertogenbosch;
ii. de verdachte en zijn vrouw hebben verbaal ruzie en de verdachte wordt daarbij door het slachtoffer op de plek in zijn nek, waaraan hij eerder is geopereerd, geslagen;
iii. de verdachte voelt zich vernederd en wordt boos en gaat naar buiten om ‘af te koelen’;
iv. de verdachte loop dan naar de schuur;
v. eenmaal in de schuur denkt hij aan het mes dat in een doos in die schuur ligt en bedenkt dan dit mes te pakken;
vi. de verdachte pakt uit een doos, die bovenop een kast staat, het mes, loopt rechtstreeks terug naar het slachtoffer in de keuken en raakt haar bij haar hoofd;
vii. de verdachte en het slachtoffer worstelen vervolgens om het mes en belanden in de gang, waar het slachtoffer overlijdt;
viii. uit het pathologieonderzoek blijkt dat het overlijden van het slachtoffer wordt verklaard door bloedverlies ten gevolge van één snijletsel in de hals; de overige circa negenenveertig kleinere en grotere snijletsels kunnen op zich het overlijden niet verklaren, maar kunnen hebben bijgedragen aan het overlijden middels bloedverlies;
ix. uit het psychologisch onderzoek blijkt dat het delict kan worden verklaard door een ondraaglijk geworden spanningstoestand bij de verdachte die leidde tot een stuwing van agressie, een zogeheten affectstorm, die vervolgens een massieve ontlading vond in gewelddadig handelen naar aanleiding van vernedering en dreigende angst voor afwijzing en verlating door zijn vrouw.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt niet dat de verdachte een plan had beraamd om het slachtoffer van het leven te beroven.
De vraag waarvoor het hof zich vervolgens gesteld ziet, is, of de verdachte voorafgaand aan het gewelddadig handelen of tussen de elkaar opvolgende geweldshandelingen voldoende tijd voor beraad en gelegenheid tot bezinning had.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van deze feiten en omstandigheden leidt het hof af dat de besluitvorming en de uitvoering tot stand zijn gekomen in een zodanig korte tijdspanne, terwijl het handelen van de verdachte bovendien door gevoelens van heftige emotie werd beheerst, dat de verdachte geen gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het hof stelt vast dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Met dit oordeel is niet onverenigbaar, zoals de advocaat-generaal heeft aangevoerd, dat de verdachte voordat hij uit de schuur met het mes terugkeerde naar de keuken, eerst de dozen weer heeft teruggezet en de boekjes daar bovenop heeft teruggelegd of na het gebeuren zich heeft gewassen, een broek over zijn bebloede broek heeft aangetrokken en naar het politiebureau is gefietst, zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof voorts het verstrijken van één minuut en twee seconden tussen besluitvorming en uitvoering in de gegeven omstandigheden een korte tijdspanne en er zijn geen aanwijzingen dat deze tijdspanne wezenlijk langer heeft geduurd. Integendeel, eerder nog ziet het hof op basis van de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden aanleiding aan te nemen dat de tijdspanne zelfs korter is geweest.
Dit alles betekent dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van moord.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd de verdachte ter zake van moord te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaar, subsidiair ter zake van doodslag tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaar.
De verdediging heeft oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur bepleit.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op zijn echtgenote door haar hals door te snijden en haar te steken/snijden met een mes. Door toedoen van de verdachte is aan de nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Namens de familie van het slachtoffer is dit leed ter terechtzitting van het hof nogmaals verwoord. De drie kinderen van de verdachte en het slachtoffer zullen niet alleen moeten leven met het verlies van hun moeder, maar ook met het besef dat hun moeder is gedood door hun vader. Voor de samenleving in het algemeen geldt dat doodslag een van de ernstigste strafbare feiten is en zo schokkend, dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur als straf in aanmerking komt.
Bij de strafoplegging heeft het hof acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Verder heeft het hof rekening gehouden met het psychologisch onderzoek d.d. 23 november 2019 van drs. [naam] , psycholoog. Uit het onderzoek komt naar voren dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een ongespecificeerde depressieve-stemmingsstoornis met angstige spanning. Mogelijk is ook sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van intellectuele zwakte en onrijpheid. Deze ziekelijke stoornis en mogelijke gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde beïnvloed. De verdachte heeft angst, spanning en boosheid opgepot hetgeen geleid heeft tot een massieve ontlading naar aanleiding van afwijzing en vernedering door zijn vrouw. De psycholoog adviseert het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen. Het hof neemt deze conclusie over en maakt deze tot de zijne.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het gerechtshof legt in de regel voor een voltooide doodslag een gevangenisstraf voor de duur van ten minste acht jaar op. De omstandigheid dat de verdachte het feit begaan heeft tegen zijn echtgenote, geeft voor het hof aanleiding de duur van de straf met een jaar te verhogen. In de omstandigheid dat het feit aan de verdachte in verminderde mate is toe te rekenen, ziet het hof evenwel reden om die straf met een jaar te verlagen. De door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van dertien jaar acht het hof niet passend bij de feiten en omstandigheden van deze zaak.
Alles afwegende acht het hof derhalve oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd met betrekking tot de mogelijke invoering per 1 mei 2021 van de Wet straffen en beschermen brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. Dit voorschrift is toegepast, zoals het ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep wat betreft de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het voorgaande, voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Martens, griffier,
en op 26 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.