Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[appellant] ,wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/280548 / KG ZA 20-295)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met productie;
- de memorie van grieven;
- de memorie in het incident;
- de antwoordmemorie in het incident met producties;
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens houdende memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, tevens houdende eiswijziging van 15 december 2020 met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens antwoordakte eiswijziging van 12 januari 2021 (onder voorbehoud).
3.De beoordeling
a. De heer [erflater] , hierna: erflater, is op 13 april 2020 overleden te [plaats] (België). Erflater heeft de Nederlandse nationaliteit en heeft tot 14 januari 2018 in Nederland gewoond. Daarna, tot aan zijn overlijden, heeft hij in België gewoond.
b. Erflater is getrouwd geweest met mevrouw [ex echtgenote erflater] (hierna: [ex echtgenote erflater] ). Uit het huwelijk zijn [appellante] en [appellant] geboren. Bij beschikking van 18 januari 2012 is de echtscheiding tussen erflater en [ex echtgenote erflater] uitgesproken, welke beschikking op 14 februari 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
c. Erflater was ten tijde van zijn overlijden gehuwd met [geïntimeerde] . Erflater had blijkens uittreksels uit het Nederlandse en Belgische Centraal Testamentenregister geen testament.
primair:de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, althans de tenuitvoerlegging te schorsen van de beslissing van de voorzieningenrechter onder 5.1 van het vonnis in kort geding [appellante] en [appellant] te veroordelen hun medewerking te verlenen aan betaling aan [geïntimeerde] van een voorschot op haar erfdeel van € 25.000,00 binnen twee weken na betekening van het vonnis;
subsidiair:aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beslissing van de voorzieningenrechter onder 5.1 van het vonnis in kort geding [appellante] en [appellant] te veroordelen hun medewerking te verlenen aan betaling aan [geïntimeerde] van een voorschot op haar erfdeel van € 25.000,00 binnen twee weken na betekening van het vonnis de voorwaarde te verbinden dat door [geïntimeerde] voor het aan haar te betalen voorschot op haar erfdeel van 25.000,00 zekerheid wordt gesteld, te vermeerderen met een opslag voor rente en kosten;