ECLI:NL:GHSHE:2021:1943

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
200.290.770_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende inzicht in rechtsopvolging erfgenamen na overlijden van mede-eisers in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep dat is ingeleid door een groep appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten, die als erfgenamen optreden, hebben in hun hoger beroep te maken met de rechtsopvolging van twee overleden mede-eisers, [erflater] en [erflater 2]. De rolraadsheer constateert dat de appellanten onvoldoende bewijs hebben geleverd van wie de rechtsopvolgers zijn van de overleden partijen. De appellanten hebben testamenten overgelegd, maar deze bieden geen duidelijkheid over de erfgenamen. Het hof heeft de appellanten de gelegenheid gegeven om een verklaring van erfrecht in te dienen, zodat de rechtsopvolging kan worden vastgesteld. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 20 juli 2021, waarbij de geïntimeerden ook de kans krijgen om te reageren op de ingediende stukken. Het hof heeft de beslissing aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.290.770/01
arrest van 22 juni 2021
gewezen in de zaak van

1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellant 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellante 1],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[appellant 3],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[appellante 2],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[appellante 4],
handelend voor zichzelf en in hoedanigheid van erfgename van [erflater],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[appellant 4] in hoedanigheid van erfgenaam van [erflater] ,
wonende te [woonplaats] ,
8.
[appellant 5] in hoedanigheid van erfgenaam van [erflater],
wonende te [woonplaats] ,
9.
[appellant 6],
wonende te [woonplaats] ,
10.
[appellante 5],
wonende te [woonplaats] ,
11.
[appellante 6] , handelend voor zichzelf en in hoedanigheid van erfgename van [erflater 2],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. W.G.M. Vos te Breda,
tegen

1.Arcen Spa Invest B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
Rebel Beheer Zeeland B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
Roompot Service B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.H.J. Langerak te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 december 2020 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 9 september 2020, door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, gewezen tussen appellanten– als eisers en geïntimeerden – als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/348746 / HA ZA 18-571)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de rolbeslissing van 9 maart 2021;
  • de akte van 23 maart 2021 van appellanten met productie 2;
  • de akte van 20 april 2021 van appellanten met productie 3;
  • de antwoordakte van 4 mei 2021 van geïntimeerden.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Bij genoemde rolbeslissing heeft de rolraadsheer geconstateerd dat uit het bestreden vonnis en de appeldagvaarding blijkt dat partij [erflater] en [erflater 2] in eerste aanleg mede-eisers waren, maar inmiddels overleden zijn. In de appeldagvaarding zijn - zonder nadere onderbouwing - als erfgenamen van [erflater] genoemd appellanten sub 6, 7 en 8 en als erfgenaam van [erflater 2] appellante sub 11. Appellanten zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de rechtsopvolging van de partijen [erflater] en [erflater 2] .
3.2.
Bij akte hebben appellanten een testament overgelegd van wijlen [erflater] (productie 2) en van wijlen [erflater 2] (productie 3). Hierbij is aangegeven dat uit de testamenten ter zake de rechtsopvolging een en ander blijkt.
3.3.
Het hof is met geïntimeerden van oordeel dat appellanten met het overleggen van de testamenten onvoldoende inzichtelijk hebben gemaakt wie de rechtsopvolgers zijn van genoemde erflaters. Het testament van [erflater] is een zogenoemd langstlevende testament waarin appellante sub 6 als (langstlevende) echtgenote tezamen met de kinderen tot erfgenamen worden benoemd. Uit het testament is echter niet af te leiden dat appellanten sub 7 en 8 de (enige) kinderen zijn van [erflater] . Er is ook geen ander stuk overgelegd waaruit blijkt wie de kinderen zijn. Ook is niet duidelijk of dit het laatste testament is van [erflater] .
In het testament van [erflater 2] wordt zijn echtgenote, appellante sub 11, tot enig erfgename benoemd, maar ook hier is niet duidelijk geworden of dit het laatste testament is of dat dit testament is herroepen.
3.4.
Naar aanleiding van het voorgaande zullen appellanten sub 6, 7, 8 naar aanleiding van het overlijden van [erflater] en appellante sub 11 naar aanleiding van het overlijden van [erflater 2] alsnog in de gelegenheid worden gesteld om een verklaring van erfrecht in het geding te brengen waaruit de rechtsopvolging blijkt. Geïntimeerden zullen vervolgens nog in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren.
3.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 20 juli 2021 voor akte aan de zijde van appellanten sub 6, 7, 8 en 11 met het hiervoor vermelde doel, waarna geïntimeerden op een termijn van twee weken in de gelegenheid zullen worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, M.G.W.M. Stienissen en E.H. Schulten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 juni 2021.
griffier rolraadsheer