Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/280651 / KG 20-303)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord met zeven producties
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door een vrouw tegen een man, na de beëindiging van hun affectieve relatie. De vrouw had in eerste aanleg een contactverbod gevorderd, omdat zij zich onveilig voelde door het gedrag van de man, die haar volgens haar herhaaldelijk lastigviel. De voorzieningenrechter had het contactverbod opgelegd, maar de man ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het hof heeft de feiten uit de eerste aanleg in overweging genomen, waaronder de aangifte van mishandeling door de vrouw en de communicatie tussen partijen via WhatsApp. Het hof oordeelt dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de man de afspraken die tijdens de mondelinge behandeling zijn gemaakt, heeft geschonden op een wijze die het opleggen van een contactverbod rechtvaardigde. Het hof vernietigt daarom het bestreden vonnis en wijst de vorderingen van de vrouw af. Het hof benadrukt dat dit geen vrijbrief is voor de man om opnieuw contact met de vrouw te zoeken, maar dat de omstandigheden niet voldoende ernstig waren om een contactverbod op te leggen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.