ECLI:NL:GHSHE:2021:1895

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
20-002195-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg inzake woninginbraken

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 27 mei 2014 was gewezen. De verdachte was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden voor twee woninginbraken. Na het instellen van cassatie door de verdachte, heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2020 het eerdere arrest van het hof vernietigd en de zaak teruggewezen voor herbehandeling. Tijdens de zitting op 31 mei 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg, maar de verdediging voerde enkel verweer tegen de strafmaat. Het hof heeft de tenlastelegging in beide zaken beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de woninginbraken, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van braak. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002195-20
Uitspraak : 14 juni 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na terugwijzing van de zaak naar dit gerechtshof door de Hoge Raad op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 27 mei 2014, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-058050-14 en 03-196524-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
wonende te [adres] .
De voorafgaande procesgang
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld ter zake van – kort gezegd – twee woninginbraken tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 31 maart 2015 met parketnummer 20-001667-14 heeft dit hof het vonnis van de politierechter bevestigd.
De verdachte heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
Bij arrest van 13 oktober 2020, nr. 19/05287, heeft de Hoge Raad der Nederlanden het arrest van dit hof van 31 maart 2015 vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad – gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 31 mei 2021, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen met inachtneming van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is geen inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van de door de politierechter bewezenverklaarde feiten, maar is enkel een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 03-058050-14
hij op of omstreeks 11 januari 2013 in de gemeente Weert met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning heeft weggenomen sieraden en/of een portemonnee en/of een geldbedrag en/of een dekbedovertrek en/of een fotocamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
zaak met parketnummer 03-196524-13 (gevoegd)hij op of omstreeks 1 maart 2013, in de gemeente Schinnen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning heeft weggenomen een TomTom en/of een computer en/of een fotocamera en/of een bril en/of diverse sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-058050-14 en in de zaak met parketnummer 03-196524-13 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 03-058050-14
hij op 11 januari 2013 in de gemeente Weert met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning heeft weggenomen sieraden en een geldbedrag en een dekbedovertrek en een fotocamera, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
zaak met parketnummer 03-196524-13 (gevoegd):
hij op 1 maart 2013, in de gemeente Schinnen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning heeft weggenomen een computer en een fotocamera en een bril en diverse sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ter zake van het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 03-058050-14 volstaat het hof, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering:
  • het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , d.d. 13 januari 2013 en de bijlage weggenomen goederen, pagina’s 8-13;
  • een proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen d.d. 18 december 2013, pagina’s 22-23;
  • een schriftelijk bescheid, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 23 oktober 2013, zaaknummer 2013.10.14.027, opgemaakt door de NFI-deskundige ing. S. Redeker, pagina’s 24-26;
  • een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 12 januari 2013, pagina’s 33-46;
  • de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 27 mei 2014.
Ter zake van het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 03-196524-13 volstaat het hof, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering:
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 maart 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] van 2 maart 2013 en de bijlage weggenomen goederen, pagina’s 11-15;
  • een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 28 maart 2013, pagina’s 17-25;
  • een proces-verbaal dactyloscopische identificatie d.d. 15 april 2013, pagina’s 31-32;
  • een proces-verbaal dactyloscopische identificatie d.d. 15 april 2013, pagina’s 35-36;
  • een proces-verbaal dactyloscopische identificatie d.d. 15 mei 2013, pagina’s 39-40;
  • een proces-verbaal dactyloscopische identificatie d.d. 15 mei 2013, pagina’s 43-44;
  • schriftelijke bescheiden, te weten rapporten van dactyloscopisch sporenonderzoek, pagina’s 33-34, 37-38, 41-42 en 45-46;
  • de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 27 mei 2014.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-058050-14 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 03-196524-13 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de tenlastegelegde feiten zeer oude feiten betreffen en dat de verdachte bij de politierechter openheid van zaken heeft gegeven. Voorts is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing en is de verdachte ongewenst verklaard in Nederland. De verdachte heeft aan zijn raadsman kenbaar gemaakt dat hij niet wenst terug te keren naar Nederland. Een gevangenisstraf zal derhalve niet executeerbaar zijn. Bovendien is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden een te hoge straf. Primair heeft de verdediging verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging het hof verzocht te volstaan met een werkstraf waarvan de tenuitvoerlegging overgedragen zal worden aan Roemenië.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken.
Ten aanzien van de ernst van de bewezenverklaarde feiten heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de mate waarin de bewezenverklaarde feiten hebben geleid tot schade;
  • de omstandigheid dat verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 maart 2021, waaruit blijkt dat hij ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten niet eerder was veroordeeld en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf tevens acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Hierin wordt per inbraak in een woning voor een first offender een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden in beginsel als passend beschouwd.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en gezien het tijdsverloop, de relatieve ouderdom van het bewezenverklaarde en de overige hierboven vermelde omstandigheden acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-058050-14 en in de zaak met parketnummer 03-196524-13 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-058050-14 en in de zaak met parketnummer 03-196524-13 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. E.A.A.M. Pfeil, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 14 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld is verwezen naar de pagina’s van het dossier van de politie eenheid Limburg Noord, District midden-Limburg, registratienummer PL2300-2013003710, sluitingsdatum 13 maart 2014, doorgenummerde pagina’s 1-61.
2.Tenzij anders vermeld is verwezen naar de pagina’s van het dossier van de politie eenheid Limburg Zuid, District Sittard, Leiding Basiseenheid Stein-Beek-Schinnen, registratienummer PL2445-2013022207, sluitingsdatum 26 juni 2013, doorgenummerde pagina’s 1-46.