ECLI:NL:GHSHE:2021:1887

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
20-001543-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bedreiging met geweld, wederspannigheid en diefstal met geweld in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, wederspannigheid en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 8 januari 2020 te Eindhoven, waar de verdachte een beveiliger bedreigde met de woorden 'ik steek je neer' en zich vervolgens verzette tegen de aanhouding door de politie. Daarnaast heeft de verdachte op 21 maart 2020 in Budel een tray bier gestolen van een andere persoon, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, en de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar heeft de bewezenverklaring aangepast. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens is de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001543-20
Uitspraak : 8 juni 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 24 juli 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-007614-20 en 01-074216-20, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 01-197067-17, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te: [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (parketnummer 01-007614-20 onder feit 1), ‘wederspannigheid’ (parketnummer 01-007614-20 onder feit 2) en ‘diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken’ (parketnummer 01-074216-20) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alle tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Voorts is gerekwireerd tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De verdachte heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht hem vrij te spreken van het hem tenlastegelegde. Subsidiair heeft hij naar voren gebracht dat de door de politierechter opgelegde straf te hoog is en dat een gevangenisstraf voor hem bezwarend is.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-007614-20
1.hij op of omstreeks 8 januari 2020 te Eindhoven [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen: "ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 8 januari 2020 te Eindhoven zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen één of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (inspecteur van politie Eenheid Oost-Brabant) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van hem, verdachte, door:
- zijn armen in tegengestelde richting te bewegen dan in de richting waarin de verbalisanten zijn armen trachtten te bewegen en/of
- ( met kracht) met zijn hoofd tegen een ruit aan te slaan en/of
- met zijn bovenlichaam te bewegen en/of
- ( met kracht) tegen de ruit van het dienstvoertuig te slaan en/of
- ( met kracht) zijn benen buiten het dienstvoertuig te houden;
Zaak met parketnummer 01-074216-20
hij op of omstreeks 21 maart 2020 te Budel, gemeente Cranendonck, een tray bier, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 2] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever 2] meermaals te duwen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-007614-20 onder feit 1 en feit 2 en het in de zaak met parketnummer 01-074216-20 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 01-007614-20
1.
hij op 8 januari 2020 te Eindhoven [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen: "ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 8 januari 2020 te Eindhoven zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (inspecteur van politie Eenheid Oost-Brabant) en [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van hem, verdachte, door:
- zijn armen in tegengestelde richting te bewegen dan in de richting waarin de verbalisanten zijn armen trachtten te bewegen en
- met kracht met zijn hoofd tegen een ruit aan te slaan en
- met zijn bovenlichaam te bewegen en
- met kracht tegen de ruit van het dienstvoertuig te slaan en
- met kracht zijn benen buiten het dienstvoertuig te houden;
Zaak met parketnummer 01-074216-20
hij op 21 maart 2020 te Budel, gemeente Cranendonck, een tray bier, die toebehoorde aan
[aangever 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [aangever 2] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever 2] meermaals te duwen.
Bewijsmiddelen
In de zaak met parketnummer 01-007614-20 [1]

1.

Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] d.d. 8 januari 2020, dossierpagina’s 4-5, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever 1] voornoemd:

Ik doe aangifte van bedreiging. Ik ben werkzaam als beveiliger bij het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. Vandaag, woensdag 8 januari 2020, was ik bij de PAAZ-afdeling. Ik was daar samen met mijn collega [getuige] (het hof begrijpt: [getuige] ). Wij zagen iemand achter het hek op het bouwterrein lopen. Ik zag dat dit een man betrof. Ik zag dat de man over het hek terug klom naar het normale gedeelte, van het bouwterrein af. Ik zag dat de man met zijn kleding aan het hek bleef hangen en hoorde hem hierop schelden en zag hem met zijn armen zwaaien. Toen de man los was gekomen deelde ik hem mede dat hij was aangehouden voor het betreden van verboden terrein.
De man weigerde om te blijven staan en ik zag dat hij wegliep richting de parkeergarage. Wij liepen toen met de man mee. Hierop zag ik dat de man naar de binnenzak van zijn jas greep. Ik hoorde hem zeggen dat wij afstand moesten houden en dat hij een wapen bij zich
had. Ik hoorde hem ook zeggen: "Ik steek je neer!". Ik zag dat hij mij aankeek en voelde mij bedreigd. Ik had echt het gevoel dat de man mij iets aan wilde doen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2.

Proces-verbaal van verhoor [getuige] d.d. 8 januari 2020, dossierpagina’s 6-7, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] voornoemd:

Ik ben werkzaam als beveiliger in het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. Vandaag, 8
januari 2020, kregen wij een melding van de PAAZ-afdeling dat er een man op het bouwterrein was. Ik ben samen met mijn collega (het hof begrijpt: [aangever 1] ) gaan kijken. Ik zag dat de man in de richting van het hekwerk liep. Ik zag dat die man over het hekwerk ging. Vervolgens riep de man met luide stem dat hij een wapen bij zich had. Ik zag dat hij zijn hand in zijn binnenzak had. Ik hoorde dat de man zei dat hij mijn collega ging neersteken.

3.

Proces-verbaal aanhouding van de verdachte [verdachte] d.d. 8 januari 2020, dossierpagina’s 11-13, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :

Wij, [verbalisant 1] , inspecteur van politie-eenheid Oost-Brabant en [verbalisant 2] , hoofdagent van politie-eenheid Oost-Brabant, verklaren het volgende:
Op 8 januari 2020 kregen wij de melding dat de beveiliging van het Catharina Ziekenhuis iemand had aangetroffen die zich onbevoegd op het terrein van het ziekenhuis zou bevinden. Er zou een man over de bouwhekken geklommen zijn. Omstreeks 20:55 uur kwamen wij hier ter plaatse.
Wij spraken hier met twee beveiligers (het hof begrijpt: [aangever 1] en [getuige] ). Zij vertelden ons dat de man, die later [verdachte] bleek te zijn, over de bouwhekken van het ziekenhuis was geklommen en zich hier onbevoegd op het terrein van het ziekenhuis bevond. (…) Wij hoorden daarna dat 1 van de
beveiligers zei dat de man hem had bedreigd. Wij hoorden dat ze tegen ons zeiden: "de
man zei tegen me dat hij een wapen had en me kapot zou steken, hier wil ik aangifte van doen”.
Wij, verbalisanten, hebben [verdachte] vervolgens aangehouden. Wij voelden dat [verdachte] in eerste instantie goed meewerkte toen we hem de handboeien om wilden doen. Wij hadden één hand in de boeien en wilde de tweede hand in de boeien doen toen we voelden dat hij kracht begon te zetten met zijn arm. Hiermee bedoelen we dat we voelden dat hij zijn armen in tegengestelde richting bewoog en zijn armen begon te strekken.
Wij stonden toen met hem tegen een ruit van het ziekenhuis. Wij zagen dat hij met kracht – naar het hof begrijpt – met het hoofd tegen de ruit aan sloeg, met het doel om zichzelf te verwonden. Wij voelden dat hij bleef tegenwerken met zijn armen maar we kregen hem uiteindelijk in de boeien. Toen we hem wilden verplaatsen naar de dienstauto voelden we dat hij wild met zijn bovenlichaam bleef bewegen, waardoor een hoofdcontroletechniek nodig was om hem naar de dienstauto te verplaatsen. (…) Bij het instappen in de auto sloeg hij meteen met kracht tegen de autoruit van de politieauto aan, zo hard dat we dachten dat de ruit kapot zou gaan. Vervolgens voelden we dat de verdachte zijn benen niet in de politieauto wilde zetten en zagen we dat hij deze met kracht buiten boord hield, waardoor we genoodzaakt waren kracht in tegengestelde richting te gebruiken om hem in de dienstauto te fixeren.
In de zaak met parketnummer 01-074216-20 [2]

1.

Proces-verbaal aanhouding van de verdachte [verdachte] d.d. 21 maart 2020, dossierpagina’s 3-4, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :

Op zaterdag 21 maart 2020 omstreeks 09.40 uur waren wij, [verbalisant 3]
en [verbalisant 4] , belast met de noodhulpdienst in het bewakingsgebied van basisteam
Dommelstroom, regiopolitie Oost-Brabant. Op eerder genoemde datum en tijdstip kregen wij via de regionale politie meldkamer het verzoek om te gaan naar [adres 2] te Budel, binnen de gemeente Cranendonck. Aldaar had iemand bier gestolen en geweld tegen de aangever gebruikt. Onderweg naar de melding kregen wij via de regionale politie meldkamer door dat wij ter hoogte van de supermarkt Albert Heijn moesten zijn.
Ter plaatse troffen wij een medewerker van de Albert Heijn, [aangever 2] , en een persoon, later te noemen verdachte [verdachte] , aan. Wij zagen dat [verdachte] op de grond op zijn buik lag met onder hem een tray bier. Wij zagen dat [verdachte] de blikken bier met beide armen omarmde. Wij zagen dat twee bierblikken geopend en leeg waren. Wij zagen dat de meeste bierblikken beschadigd dan wel opengesprongen waren. Bij de meeste liep het bier uit de blikken. Wij zagen dat het in totaal ging om 24 halve liter blikken bier van het merk Albert Heijn.

2.

Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] d.d. 21 maart 2020, dossierpagina’s 16-17, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever 2] voornoemd:

Ik wil aangifte doen van diefstal van bier. Op zaterdag 21 maart 2020 was ik in de supermarkt Albert Heijn, gelegen aan [adres 2] te Budel. Ik had daar diverse boodschappen gedaan en hierbij had ik onder andere bier gekocht. Ik ben vervolgens met de boodschappenwagen naar buiten gegaan en ben naar mijn scooter gelopen. Ik plaatste de tray bier op de buddyseat. Vervolgens liet ik het bier op de scooter staan en bracht het winkelwagentje terug naar de plek waar deze gestald staan. Toen ik terug liep naar mijn scooter zag ik dat een voor mij onbekende man bij mijn scooter stond. Ik zag dat deze man mijn tray bier pakte en dat hij weg wilde gaan met de tray bier. Hierop sprak ik de man aan en zei “dat is mijn bier, ik heb dit zelf net gekocht”. Ik zag dat de man weg wilde lopen. Ik ging voor de man staan. Ik zag en voelde dat de man mij met kracht wegduwde met één van zijn armen. Hij duwde mij meerdere malen. Hierop duwde ik de man terug en liet de man het bier los.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-007614-20 onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 01-007614-20 onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
wederspannigheid.
Het in de zaak met parketnummer 01-074216-20 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, wederspannigheid bij zijn aanhouding, alsmede een diefstal met geweld tegen een persoon.
De verdachte heeft door het plegen van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het zich verzetten bij zijn aanhouding blijk gegeven zich niets aan te trekken van het (openbaar) gezag. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. De verdachte heeft door aldus te handelen het eigendomsrecht van een ander niet gerespecteerd. Door het slachtoffer eveneens meermaals te duwen heeft de verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 maart 2021, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich veroordelingen ter zake van vermogensdelicten.
Het hof stelt vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Het hof neemt die omstandigheid in aanmerking bij de na te melden strafoplegging.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof is door de verdachte naar voren gebracht dat hij verblijft bij [instelling] De verdachte heeft gesteld dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die meer beloopt dan vier weken voor hem verstrekkende gevolgen heeft, nu hij naar zijn zeggen voormelde verblijfplaats in dat geval verliest. De verdachte heeft in dat verband verzocht te volstaan met oplegging van een taakstraf.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder met name begrepen de omstandigheid dat de verdachte zijn verblijfplaats bij [instelling] zal verliezen indien aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur wordt opgelegd, ziet het hof evenwel aanleiding om een straf voor na te melden duur op te leggen.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft bij vordering van 14 juli 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 18 januari 2018 onder parketnummer 01-197067-17 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering van oordeel dat, nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 180, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-007614-20 onder feit 1 en feit 2 en het in de zaak met parketnummer 01-074216-20 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 01-007614-20 onder feit 1 en feit 2 en het in de zaak met parketnummer 01-074216-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 18 januari 2018, gewezen onder parketnummer 01-197067-17, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. G.J. Schiffers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.P.T.G. van den Uithoorn, griffier,
en op 8 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J. Henzen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 5] , hoofdagent van politie, proces-verbaalnummer PL2100-2020006096, gesloten d.d. 10 januari 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-20.
2.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 3] , brigadier van politie, proces-verbaalnummer PL2100-2020061864, gesloten d.d. 14 april 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-18.