ECLI:NL:GHSHE:2021:1857

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
20-001715-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake poging tot diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld, gepleegd op 9 september 2018 te Helmond. De verdachte en een medeverdachte zouden hebben geprobeerd een rugzak met daarin wiet van een getuige af te nemen, waarbij geweld werd gebruikt. De politierechter had eerder een vonnis gewezen, waartegen de verdachte hoger beroep aantekende. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en veroordeling tot een gevangenisstraf van drie maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 45, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001715-20
Uitspraak : 20 mei 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 11 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-126680-19 tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1980,
wonende te [adres 1]
Hoger beroep
Namens de verdachte is op 13 augustus 2020 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 september 2018 te Helmond tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid drugs (wiet), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [getuige 1] , weg te nemen met het oogmerk om die/dat zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging tot diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [getuige 1] en/of [aangever] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen tegen het hoofd/gezicht van die [getuige 1] en/of
- heeft/hebben getracht de rugzak van die [getuige 1] af te pakken en/of
- op die [aangever] is/zijn gesprongen en/of die [aangever] bij zijn nek vast heeft/hebben gepakt en/of vast heeft/hebben gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 september 2018 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid drugs (wiet), die toebehoorde aan [getuige 1] , weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging tot diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [getuige 1] en/of [aangever] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
- meermalen heeft geslagen tegen het hoofd/gezicht van die [getuige 1] en
- heeft getracht de rugzak van die [getuige 1] af te pakken en
- op die [aangever] is gesprongen en die [aangever] bij zijn nek vast heeft gepakt en vast heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 september 2018 (pg. 4-6 politiedossier), voor zover inhoudende als de verklaring van aangever [aangever] :
(pg. 4)
Ik was op zondagavond 9 september 2018 's avonds met mijn vrienden [getuige 1]
en [getuige 2] . Omstreeks 23.30 uur werd er aan mijn voordeur [
het hof begrijpt uit de adresgegevens zoals opgegeven door aangever: van de woning gelegen aan de [adres 2]] geklopt. Ik liep naar voren en opende mijn deur. Ik zag twee mannen voor mijn deur en ik herkende hen als de bewoners van de [adres 1] . Ik weet dat op dat adres een grote man, een illegale en de bewoner zelf woont. Ik ken ze niet bij naam, maar noem ze in mijn verhaal 'de bewoner' en 'de illegale'.
Ik hoorde dat de illegale man riep "wiet, wiet." (…) Ik zei hen een paar keer dat ik geen wiet had. Ik merkte dat de twee mannen achter mij aan naar binnen liepen. (…) Die illegale werd steeds meer opgefokt en zei: "hier zit een hok met wiet".
(pg. 5)
[getuige 2] en ik hadden geen wiet maar [getuige 1] had nog wat liggen. De illegale begon agressief tegen [getuige 1] te doen en wilde het heuptasje van [getuige 1] aftrekken [
het hof begrijpt: de rugzak met daarin het heuptasje] (…) Ik heb ze een paar keer gezegd dat ze eruit moesten, maar dat deden ze niet. Ze wilden alle gripzakjes van [getuige 1] hebben. Deze had hij in zijn heuptasje zitten.
Ik wilde dat het ophield, wilde de politie bellen en ze zeiden tegen mij: "wat ga je
doen". Ik zag dat de bewoner [getuige 1] met zijn vlakke hand tegen het gezicht sloeg omdat
hij de wiet wilde. Ik zat op de bank en de illegale besprong mij, ging met zijn knie
op mijn been zitten en pakte mij met zijn arm strak om mijn nek. Ik voelde op dat
moment pijn. (…) Terwijl die twee mannen in mijn nek hingen, werd er geprobeerd de deur open te doen om de hond binnen te laten. De deur was open en mijn hond, een Amerikaanse Stafford, kwam binnen. Meteen hierop lieten ze mij los en wisten zij heel snel weg te komen.
Alle drie de bewoners van de [adres 1] [
het hof begrijpt: [adres 1]] zijn junkies en die hebben er alles voor over om aan wiet te komen en dat voor een paar tientjes.
Ik kan de bewoner als volgt omschrijven;
- man
- getint, Marokkaans uiterlijk
- (…)
- dun postuur
- 1 meter 75
- breed hoofd en zwart krullend kort haar
- donker groene ogen
- mist twee voortanden
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 september 2018 (pg. 12-14 politiedossier), voor zover inhoudende als de verklaring van getuige [getuige 1] :
(pg. 12)
Mijn naam is [getuige 1] . Op een zondag, ongeveer 2 weken geleden, was ik met een vriend [getuige 2] in de woning bij een andere vriend van ons, [aangever] , aan de [adres 2] . U zegt mij dat het zondag 9 september 2018 was geweest, ik bevestig u dat dit wel klopt.
Ik hoorde dat er aan de voordeur werd geklopt. (…) Ineens hoorde ik een luid gepraat van meerdere personen. Ik hoorde dat [aangever] luid riep: "ik heb niks. ik heb niks". (…) Ik zag twee voor mij vrij onbekende jongens de woonkamer inlopen. Een van deze personen, ik noem hem vanaf nu persoon 1, heb ik wel eerder in de straat van [aangever] gezien. Ik zag hem een keer uit een woning komen. De tweede persoon, persoon 2, had ik nog nooit gezien.
(pg. 13)
Ik hoorde dat persoon 2 zei: "heeft iemand van jullie een jointje". Ik antwoordde
hem: 'nee dat heb ik niet". Toen begon het eigenlijk. Persoon 2 liep direct naar mij
toe. Ik voelde dat deze persoon mij opzettelijk met zijn rechter vlakke hand een klap
tegen mijn achterhoofd gaf. Ik schrok hier erg van. Ik zag dat persoon 1 ook naar mij
toe kwam gelopen. Ik voelde dat persoon 1 mij toen opzettelijk en met kracht met zijn
rechter vlakke hand twee keer in mijn gezicht sloeg. Ik voelde pijn. Ik schrok
hier erg van. Ik zag dat persoon 2 mijn rugzak wilde pakken. (…) In mijn rugzak had ik nog een heuptasje zitten. In dit heuptasje had ik zakjes wiet zitten. Ik zag dat persoon 2 mijn rugzak pakte. Ik kon mijn rugzak terugpakken van hem. Hij probeerde het opnieuw van mij weg te trekken. Maar dit lukte hem niet. Ik hield mijn rugzak stevig vast. (…) Ik zag dat [aangever] zijn telefoon uit zijn broekzak wilde pakken en wilde bellen, ik dacht naar 112. Op dat moment zag ik dat de beide personen naar [aangever] toesprongen. Ik zag dat persoon 2 in de nek van [aangever] sprong. Ik zag dat persoon 1 [aangever] tegenhield. (…) Ik hoorde dat [aangever] schreeuwde: " [getuige 1] , help mij".
Ik liep toen naar de tussendeur. Ik opende de deur en de hond van [aangever] , een
Amerikaanse Stafford, kwam uit de gang gelopen. (…) Ik zag dat de twee personen [aangever] toen loslieten en de woning uit renden.
Ik kan persoon 1 als volgt omschrijven:
- man
- uiterlijk getint/Midden-Oosten
- postuur: mager
- zwart kort krullend haar
3.
Een geschrift, te weten de Informatiestaat SKDB-persoon d.d. 4 maart 2021, voor zover inhoudende:
Naam [verdachte]
Voornamen [verdachte]
Geboortedatum [geboortedatum 1]
Geboorteplaats en land [geboorteplaats 1] , Nederland
Nationaliteit Nederlandse en Marokkaanse
Geslacht Man
Huidig BRP-adres
Datum ingang 26-03-2015
Status Ingezetene
Woonadres [adres 1]
Postcode en woonplaats [adres 1]
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 oktober 2018 met als bijlage twee foto-afdrukken (pg. 16 - 18 politiedossier), voor zover inhoudende als het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pg. 16)
In het onderzoek naar de mishandeling zijn uit de politiesystemen een tweetal verdachten naar voren gekomen, te weten de ingevoerde verdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] . Van beide genoemde verdachten staat in de politiesystemen een foto geregistreerd.
Wij, verbalisanten, zijn met een foto-afdruk van de bovengenoemde verdachten naar
[aangever] gegaan en hebben beide foto's aan hem getoond. Wij, verbalisanten, hoorden dat
aangever/benadeelde [aangever] direct met stem bevestigde dat dit de personen waren die
hem hadden mishandeld en woonachtig waren op het adres [adres 1]
. Wij verbalisanten zagen dat hij tevens bevestigend knikte en later ook een
wijs gebaar met zijn hand maakte in de richting van de woning aan de [adres 1]
.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , vroeg daarop aan [aangever] om aan te wijzen, welke persoon
hij bedoelde met de in de aangifte genoemde "illegaal.” Wij, verbalisanten [verbalisant 1]
en [verbalisant 2] zagen dat hij daarop de foto aan wees met daarop afgebeeld de volledig te
noemen verdachte [medeverdachte] .
Bij dit proces-verbaal van bevindingen zijn de 2 foto-afdrukken gesloten, welke zijn
gebruikt bij de herkenning van de beide verdachten.
Verdachte: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1996 te [geboorteplaats 2]
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1980 te [geboorteplaats 1] .
(pg. 17)
Foto (portret-weergave) van [verdachte] .
5.
De verklaring van de verdachte zoals hij deze ter terechtzitting d.d. 6 mei 2021 van de achtste meervoudige strafkamer van dit hof heeft afgelegd, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, vraagt mij of ik woonachtig ben aan de [adres 1] . Dat klopt.
U, voorzitter, vraagt mij hoe ik zelf mijn ogen zou omschrijven. De kleur van mijn ogen is groen, donkergroen.
U, voorzitter, vraagt mij naar mijn gebit. Ik zeg u daarop dat ik mijn voortanden mis.
6.
Een geschrift, te weten een kopie van het paspoort van verdachte (pg. 34 van het politiedossier), voor zover inhoudende de daarin weergegeven lichaamslengte van verdachte:
8 lengte/height/taille
1,75m
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de enkelvoudige fotoconfrontatie niet tot het bewijs kan worden gebezigd omdat aangever [aangever] de daders niet heeft herkend bij naam en dat aangever [aangever] niet heeft verklaard over de hoedanigheid en frequentie waarin hij en de verdachte elkaar eerder hebben getroffen. Bovendien is er sprake van een behoorlijk tijdsverloop tussen het tenlastegelegde feit en de enkelvoudige fotoconfrontatie. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] de personen op de foto's niet herkend waardoor behoedzaam moet worden omgegaan met de herkenning door aangever [aangever] . De herkenning door getuige [getuige 1] is eveneens twijfelachtig omdat hij heeft verklaard dat hij één van daders herkent als een persoon die hij eerder uit een woning in de straat van aangever [aangever] heeft zien komen, terwijl de verdachte niet in die straat woonachtig is, aldus de verdediging. De gegeven signalementen zijn te algemeen en te vaag om daaraan conclusies te verbinden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aangever [aangever] heeft op 11 september 2018 – ongeveer 2 dagen na het pleegfeit – verklaard dat hij de twee daders heeft herkend als "de bewoner" en "de illegale" die naast een derde persoon in de woning aan de [adres 1] verblijven. Dat hij deze twee personen herkende is op zich niet vreemd nu de woningen van aangever [aangever] en de door hem bedoelde daders volgens de openbaar raadpleegbare bron ‘Google Maps’ op ongeveer 50 meter loopafstand van elkaar afliggen, zoals ook ter terechtzitting in hoger beroep is besproken. Daarnaast heeft aangever [aangever] de bewoners van de woning aan de [adres 1] beschreven als junkies die alles ervoor over hebben om aan wiet te komen en lijkt hij dus meer te weten over deze personen dan enkel hun woonplaats. Voorts heeft aangever [aangever] van "de bewoner" een signalement gegeven met specifieke kenmerken zoals de lichaamslengte, de donkergroene ogen en het missen van twee voortanden, hetgeen overeenkomt met de beschrijving van de verdachte. Het hof stelt, in weerwil van de verdediging vast, dat het gaat om een enkelvoudige fotoconfrontatie van een de aangever bekend persoon en acht de herkenning van verdachte door aangever [aangever] derhalve betrouwbaar. De omstandigheid dat de fotoconfrontatie zo’n anderhalve maand na de aangifte plaatsvond, doet aan die betrouwbaarheid niets af. Dat de getuige [getuige 2] de personen op de foto's niet als de daders herkende, maakt evenmin dat het hof twijfelt aan de herkenning door aangever [aangever] . Verschillende redenen kunnen daaraan ten grondslag liggen. In het bijzonder de omstandigheden dat hij juist niet heeft verklaard iets van de daders te weten of zich details omtrent hun signalement te herinneren en de foto's pas ruim een jaar na het pleegfeit aan hem zijn getoond.
In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd ten aanzien van de herkenning door getuige [getuige 1] , ziet het hof eveneens geen aanleiding te twijfelen aan diens verklaring, voor zover tot het bewijs gebezigd. Allereerst wijst het hof de verdediging erop dat zij een aanname maakt voor zover de getuige [getuige 1] zou hebben verklaard dat hij de persoon uit een woning in de straat van aangever [aangever] heeft zien komen. De getuige [getuige 1] heeft immers verklaard dat hij de persoon eerder in de straat van aangever [aangever] heeft gezien en dat hij de persoon uit een woning zag komen. Met andere woorden: het verband tussen de straat en de woning is dus geen vast gegeven. Bovendien, al zou getuige [getuige 1] het voornoemde bedoeld hebben, dan nog is deze verklaring niet strijdig met de verklaring van aangever [aangever] nu de getuige [getuige 1] enkel heeft verklaard dat de persoon uit een woning vertrok en niet, zoals aangever [aangever] , dat diegene de bewoner was van de woning aan de [adres 1] . Ook in zoverre is de verklaring van getuige [getuige 1] niet strijdig met de verklaring van aangever [aangever] .
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft verzocht dat het hof een taakstraf aan de verdachte zal opleggen. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zijn leven op de rit heeft gekregen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte doorkruisen. Zo zal de verdachte in dat geval te maken krijgen met een huurachterstand van zijn woning en zal zijn uitkering opnieuw aangevraagd moeten worden. Bovendien hebben eerdere opgelegde gevangenisstraffen geen enkele waarde gehad en hij heeft deze enkel als ellende ervaren, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte en zijn medeverdachte zijn de woning van aangever [aangever] binnengegaan op zoek naar wiet. Toen zij lucht ervan kregen dat getuige [getuige 1] mogelijk wiet in zijn rugzak voorhanden had, hebben zij geprobeerd zijn rugzak af te pakken en zijn zij tot geweld overgegaan. Daarbij zijn klappen gevallen en is aangever [aangever] besprongen. De situatie is enkel niet verder geëscaleerd doordat de hond werd losgelaten en de verdachte en de medeverdachte daarop snel gevlucht zijn. Het hof rekent de verdachte de brute en gewelddadige handelswijze van hem en de medeverdachte aan. Temeer nu dit heeft plaatsgevonden in de woning van aangever [aangever] , een plaats waar hij zich veilig moet kunnen wanen.
Bij de op te leggen straf heeft het hof voorts ten nadele van de verdachte rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde meerdere malen eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten tot onder andere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen de verdachte niet weerhouden wederom te recidiveren.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De persoonlijke omstandigheden, noch de eerdere detentie-ervaringen van de verdachte maken dat anders. Indien het delict voltooid zou zijn, zou als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden kunnen gelden. Nu de diefstal niet is voltooid, vermindert het hof die straf met een derde, waarbij het hof wel opmerkt dat het mislopen van de buit in deze zaak van ondergeschikt belang is.
Alles overziend, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.A.J. van de Kamp, griffier,
en op 20 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Buljevic is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Peelland, registratienummer PL2100-2019022505 z, afgesloten d.d. 1 februari 2019 door verbalisant [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 51), hierna te noemen: politiedossier.