ECLI:NL:GHSHE:2021:185

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
200.242.870_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de uitvoering van bouwwerkzaamheden en bewijslevering omtrent fundering en binnenwanden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde] over de uitvoering van bouwwerkzaamheden. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft een geschil over de fundering en de binnenwanden van een aanbouw. [appellant] stelt dat er afspraken zijn gemaakt over de uitvoering van de fundering conform de tekening van architect [architect/adviseur] en dat de binnenwanden met Ytong-blokken uitgevoerd zouden worden. Het hof heeft [appellant] toegelaten tot bewijslevering, maar na het horen van getuigen is het hof van oordeel dat [appellant] niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. De getuigenverklaringen bieden onvoldoende duidelijkheid over de gemaakte afspraken. Het hof concludeert dat niet vaststaat dat [geïntimeerde] gehouden was om de werkzaamheden uit te voeren zoals [appellant] dat wenste. De grieven van [appellant] worden verworpen en het hof bekrachtigt het bestreden vonnis, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.242.870/01
arrest van 26 januari 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
verder: [appellant] ,
advocaat: mr. A. Praat te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
handelend onder de naam
[aannemingsbedrijf] Aannemingsbedrijf,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
verder: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.C.F. Berkhof te Goes,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 4 september 2018 en 25 februari 2020 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummer/rolnummer 5669743 / 17-487 tussen partijen gewezen eindvonnis van 21 februari 2018.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 25 februari 2020;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 3 juli 2020, met de daarin genoemde producties;
  • de memorie na enquête van [appellant] ;
  • de antwoordmemorie na enquête van [geïntimeerde] .
Partijen hebben arrest gevraagd.

9.De verdere beoordeling

9.1
Het hof heeft in het laatste tussenarrest de grieven I tot en met III verworpen en bij de behandeling van de grieven IV en V [appellant] toegelaten te bewijzen dat tussen partijen is overeengekomen dat de fundering overeenkomstig de tekening van architect [architect/adviseur] aangebracht zou worden en dat de binnenwanden met Ytong blokken uitgevoerd zouden worden. Grieven IV en V betreffen de standpunten van [appellant] dat [geïntimeerde] op enkele plekken nog een fundering moet aanbrengen (omdat dat is overeengekomen en omdat het nodig is om Ytong-muren te dragen) en dat [geïntimeerde] ook Ytong-muren (in plaats van houtskeletbouw) moet aanbrengen. Dit zijn standpunten die [appellant] ten grondslag legt aan zijn vorderingen in reconventie.
9.2
[appellant] heeft twee getuigen voorgebracht: architect/adviseur [architect/adviseur] en bouwkundig expert [bouwkundig expert] .
[architect/adviseur] heeft voor zover relevant verklaard:
“Ten eerste moet ik zeggen dat het gaat om een zaak van 6 jaar geleden. Ik ben gespecialiseerd WMO-architect voor mensen met een beperking en handicap. Op die manier heeft meneer [appellant] mij destijds ingeschakeld. Mijn architectenwerk behelst met name schetstekening met verschillende manieren hoe een aanbouw eruit kan zien, twee a drie manieren. De klant kiest er dan een en die wordt verder uitgewerkt.
(…)
U houdt mij pagina 4 voor met daarop fundering nieuw, met daarop zwarte lijnen. Ik antwoord dat ik gebruikelijk bij alle opdrachten die ik doe een suggestie geef voor de fundering en ook het verloop van riolering. De tekening van fundering is vooral bedoeld om riolering aan te geven. Een hulpmiddel voor gemeente en aannemers wat er aan riolering in moet. Dubbele lijnen voor verloop van beton daar geef ik een suggestie voor dat het zo kan lopen. Maar ik verwijs naar constructeur die kijkt of de tekening kan worden aangehouden of dat de fundering anders moet. Daar heb ik mij verder niet echt mee bemoeid. Op die tekening die u noemt dat is een bovenaanzicht ik geef de belangrijkste muren aan, dat die muren gedragen moeten worden. Dat er in die velden daartussen dus vloeren gelegd moeten worden met riolering. Verderop in de doorsnee ziet u ook een stukje van de fundering. Dat is een suggestie ook daar staat bij zie constructeur. Het is aan de constructeur om een fundering te berekenen en aan te passen als het nodig is. De tekening die ik heb ziet u ook details en ook bij de onder hoek staat beschreven, buitgevel van skeletbouw met daaromheen een gemetselde gevel gekozen om zo’n dun mogelijke wand te maken want er was een zeer beperkte breedte. Je kon aan eisen voldoen door skeletbouw en gemetselde eromheen. Van de binnenwanden heb ik geen materiaal benoemd verder, eigenlijk een kwestie van uitwerking. Deze tekening is het niveau offerte aanvraag en overleg met WMO en gemeente instanties een enkele keer komt het voor dat uitvoering verdere tekeningen vraagt, maar dat is hier dus niet gebeurd.
Ik heb twintig keer per jaar zo’n aanbouw, we zijn zes jaar verlopen. Sindsdien heb ik dus120 gevallen gehad. Ik weet het niet meer. Mijn werk loopt af als de tekeningen er liggen en aanvragen zijn gedaan tenzij er vanuit WMO nog vragen zijn. Ik meen dat ik nog wel iets van offertes heb gezien. Overleg daarover daar staat mij heel weinig van bij. Er zijn architecten die de aannemers begeleiden in de bouw. Maar in mijn geval was het begeleiding in de WMO-procedure, ontwerp van bouwplan en uitwerken van tekeningen waarmee offertes aangevraagd konden worden. Dus niet begeleiding bij de bouw.
(…)
U houdt mij productie 28 voor, en vraagt mij of de tekening voldoende informatie geeft om verder te kunnen met de bouw. De praktijk is dat ik tot dit niveau teken en dat vervolgens aannemer en opdrachtgever daar samen mee doorgaan. Aannemer doet een aanbieding en daarin ook omschrijft hoe hij het doet. Soms zijn er meerdere keuzes maar de opdracht tussen opdrachtgever en aannemer daar ben ik niet bij. In feiten kunnen dat alle partijen zijn, op een gegeven moment is mijn werk afgerond als de tekening gemaakt is, of er moet een opdracht komen dat er bouwbegeleiding moet zijn. Meneer woonde te ver en dat was te duur, dat is niet gebeurd, maar dat gebeurd meestal niet.
(…)
De meningen verschillen er over of een kruipruimte nodig is. Ik vind het handig want dan kan je bij je leidingen. Andere zeggen doe het niet want het weglaten is waarschijnlijk goedkoper, het heeft ook te maken met de grondgesteldheid. Ik leg dat verhaal meestal neer bij een constructeur. Een constructeur moet aan de hand van mijn tekening kijken wat er aan fundering nodig is.
U houdt mij een tekening voor ‘plattegrond nieuw’ met een muur met kruisjes, u vraagt mij wat die kruisjes betekenen? Ik antwoord dat u de linkse muur bedoelt met daarnaast de kruisjes en dan een dunnere lijn. Die kruisjeslijn moet je zien als de houtskelet als isolatie en houtenbalken waaruit het houten skelet is gebouwd. De muur in het midden, daarvan zeg ik dat die op verschillende manieren kan worden uitgevoerd. Dat kan alles zijn zandsteen, houtskelet bouw, Yton verschillende mogelijkheden. De tekening als ik daar naar kijk dan heb ik daar geen uitspraak over gedaan.
Meneer [appellant] is rolstoel afhankelijk, U vraagt mij of er rekening mee gehouden is dat er dingen aan de muur moesten komen. Ik antwoord dat is mijn werk, als ik iets teken, of het Yton of houtskeletbouw is. Dat er in de badkamer een toilet met beugels is getekend en dat die beugels aan de muur moeten kunnen hangen. Als je daar hout gebruikt dan moet het ook stevig genoeg zijn. Een wasbak en zware voorzieningen in het huis, maakt niet uit welk materiaal als je het maar zo construeert dat die dingen daar aan kan hangen. Dat is omschrijving wat je kiest en hoe je het oplost dat is detailuitwerking, dat heb ik niet gedaan ik heb de algemene uitgangspunten gedaan. Ik weet niet hoe partijen uit mijn tekeningen kunnen opmaken dat het om Yton gaat. Ik kan mij voorstellen dat het prijstechnisch is. Ik weet ook niet wat het feitelijk is geworden. Ik weet alleen wat ik hier getekend heb.
U houdt mij productie 28 bij Conclusie van Antwoord voor een brief van [geïntimeerde] aan [appellant] van 21 juli 2015. Ik begrijp de redenen niet, een stukje uit een overleg dat later heeft plaatsgevonden, ik weet de tekening zoals die hier ligt, die is goed bruikbaar met elektrische rolstoel of tilmiddelen. Iemand met een beperking, handicap, dat is niet altijd hetzelfde dat kan erger worden. Het is ook nog menselijk dat mensen van mening kunnen veranderen die discussies daar weet ik niets van.
U vraagt mij of de aanbouw aan het huis van de buren gemaakt zou worden? Dat weet ik niet ik weet alleen zo dicht mogelijk naar de buren, in verband met de beperkte breedte. Achterin is de slaapkamer en daarnaast een badkamer, dat zijn de twee ruimtes waar zorg geleverd moet worden, de optelsom van alle maten is behoorlijk aan de krappe kant omdat er weinig ruimte was. Het kon zo net, zoals het getekend is. Daarom ook houtskelet, zo dicht mogelijk als technisch verantwoord is. Als er gebrouwd gaat worden dan moet dat ook allemaal ter plekke gecheckt worden. Controle is noodzakelijk door een constructeur. De zaken die ik teken moeten ook nog door de aannemer ter plekke worden gecontroleerd. De tekeningen zijn heel globaal, als je dingen gaat slopen kom je ook van alles tegen, tijdens de bouw moet je soms ook beslissingen nemen. Dat is allemaal nadat mijn werk is afgerond.
U vraagt mij of de uitbouw op deze manier goed is voor de handicap van meneer. Dat kan ik niet alleen ophangen aan het materiaal waarvan de muren zijn gemaakt. Dat hangt af van de plekken waar dingen aan de muur worden gehangen dat de muur geschikt moet zijn, het materiaal maakt niet uit. Het gaat erom dat de muren voldoende stevig moeten zijn van welk materiaal ze ook gemaakt zijn.
U houdt mij ‘plattegrond nieuw’ voor, u vraagt naar de grijze getekende muur bij de badkamer. Ik ga ervanuit dat je daar rondom een eigen constructie maakt waar je ook balklaag oplegt. Het is de bedoeling dat je dat ook bij de buren doet. Zo’n muur moet ook voldoende brandwerend zijn. Ik ga er niet vanuit dat als er muren van andere partijen staan dat je die benut. Dat kan je later overeenkomen maar bij mijn opzet ga ik daar niet vanuit.
(…)
Ik weet niet wat er uiteindelijk is overeengekomen tussen partijen over de fundering. U vraagt mij of er tussen partijen is overeengekomen of de binnenmuren met Yton gemaakt zouden worden. Ik antwoord dat ik niet weet wat er uiteindelijk tussen partijen is overeengekomen.”
[bouwkundig expert] heeft voor zover relevant verklaard:
“U houdt mij de bewijsopdracht voor. U vraagt mij of ik feitenkennis heb opgedaan, waaruit ik kon opmaken wat er is afgesproken tussen partijen over fundering en houtskeletbouw en Yton. Nee, tijdens de rondgang heb ik aan [geïntimeerde] gevraagd welke fundering hij had toegepast. Hij had een bekisting bij de muren geplaatst, niet bij de tussenmuren en had beton gestort op staal. Ik heb toen geadviseerd dat [geïntimeerde] een sterkteberekening zou aanvragen of een constructeur een berekening zou laten doen. Ik weet niet wat er tussen partijen is afgesproken.
(…)
U houdt mij pagina 2 voor van mijn deskundige rapport, waarin bouwtekening van [architect/adviseur] van 8 augustus 2014 vermeld staan. Op 19 februari 2016 heeft mijn voorganger het procesdossier verstuurd daar zit een bouwtekening bij van 31 oktober 2014, kunt u verklaren waarom in het rapport 8 augustus 2014 staat. Ik antwoord dat ik het niet meer zou weten.
U houdt mij pagina 3 onder a van mijn deskundige rapport voor. U vraagt mij of ik verschillende tekeningen heb gezien. Ja dat klopt. U vraagt mij of dat verschillende tekeningen zijn geweest. Ik antwoord dat dat klopt ik heb ook tekeningen met varianten gezien. U vraagt mij waaruit ik opmaak dat in de tekening die ik heb gezien de muren van Yton gemaakt moesten worden. Ik antwoord dat die tekeningen zijn meegestuurd bij het rapport.
U houdt mij pagina 10 van mijn deskundige rapport voor, en dat er geen noodzaak was om de wand te vervangen. U vraagt mij of het altijd 70 kilo per plug is, en of er een maximaal aantal pluggen per gipsplaatsen is. Ik antwoord nee, er zijn speciale pluggen voor gisplaatsen die 70 kilo kunnen hebben. Als je normale pluggen doet in Yton dan laat dat in 10 jaar los. De plug vormt een parapluutje achter de gipsplaat. U vraagt mij of er een maximaal aantal pluggen per vierkante meter is. Nee die is er niet, maar je begrijpt dat je niet heel die plaat kan vol zetten en niet te dicht bij elkaar want dan sluiten die pluggen niet. In een beugel zitten normaal twee pluggen, dus dan kan je 140 kilo doen. Yton is gasbeton, daar zit lucht in, en die pakken de plug niet en die komen binnen 10 jaar los.
U houdt mij pagina 10, onder 3c van mijn deskundige rapport voor en vraagt wat ik bedoel met redelijk. Ik zeg dat het zeker niet slecht is.
U houdt mij pagina 10 van mijn deskundige rapport voor en dat er grove wijzigingen plaats hebben gevonden, u vraagt mij wat ik daarmee bedoel. Daar bedoel ik de fundering mee. Met grove bedoel ik dat hij andere fundering heeft toegepast dan op de tekening stond, maar dat betekent niet dat die slechter is. U heeft verklaard dat uit tekeningen van [geïntimeerde] blijkt dat er houtskeletbouw zou worden toegepast, waarom kwalificeert u dat als grove wijziging? Of je Yton of houtskeletbouw toepast dat is een grove wijziging. Op de eerste tekening stond een Yton, en later heb ik van [geïntimeerde] een tekening gekregen waar houtskeletbouw op stond. De wijziging in de tekeningen duidt ik als een grove wijziging.
U houdt mij pagina 11 van mijn deskundige rapport voor, met de opmerking dat houtskeletbouw zeker geen slechte constructie is. Ik bedoel daarmee dat houtskeletbouw in zijn algemeenheid niet slecht is.
U houdt mij pagina 11 van mijn deskundige rapport voor, en vraagt mij waarom ik geen herstelkosten heb berekend voor fundering en houtskeletwand. Ik heb het niet berekend want ik kon het niet zien. Ik zou er gelukkig mee zijn als voor de muren houtskeletbouw wordt gebruikt. Voor de fundering weet ik het niet want dat moest worden berekend.
U vraagt mij hoe ik de aanbouw in zijn algemeenheid kwalificeer. Ik antwoord redelijk.
(…)
U vraagt mij of er tussen partijen is overeengekomen dat de fundering conform tekening van [architect/adviseur] zou worden gemaakt? Dat weet ik niet. U vraagt mij of de binnenwanden van Yton gemaakt zouden worden? Dat weet ik niet, ik was niet bij de mondelinge bespreking.”
9.3
[geïntimeerde] heeft afgezien van contra-enquête.
9.4
[appellant] heeft in zijn laatste memorie naar voren gebracht dat hij in de bewijsopdracht is geslaagd.
[appellant] stelt in het bijzonder wat betreft de getuigenverklaringen:
  • [appellant] heeft de tekening gedeeld met [geïntimeerde] , [geïntimeerde] heeft een offerte uitgebracht en in de offerte is er een post voor het aanbrengen van de fundering conform tekening;
  • Ytong-muren zijn kennelijk niet benoemd door [architect/adviseur] , maar partijen gingen daar wel steeds van uit, zie de offertes en facturen van [geïntimeerde] ;
  • [architect/adviseur] gaat er niet vanuit dat je muren van andere partijen benut;
  • aan de verklaring van [bouwkundig expert] moet ernstig worden getwijfeld omdat er verwarring is over welke tekening hij eerst of later heeft gezien;
  • partijen zijn naar aanleiding van de tekening overeengekomen dat de binnenwanden in Ytong zouden worden uitgevoerd, zie de geaccordeerde offertes, de facturen en de betaling;
  • [bouwkundig expert] heeft verklaard dat de staat van de aanbouw zeker niet slecht is, ook al was er een grove wijziging op het punt van de fundering, vergeleken met de tekening;
  • [bouwkundig expert] heeft verklaard aan [geïntimeerde] te hebben geadviseerd sterkteberekeningen aan te vragen of een constructeur een berekening te laten doen, zodat niet duidelijk is hoe hij heeft kunnen concluderen dat de gerealiseerde binnenwanden zeker niet slecht zijn;
  • op de tekening van [architect/adviseur] is een volledige fundering te zien, zie de offertes.
[appellant] heeft verzocht een deskundige te benoemen voor de begroting van de schade, of in de gelegenheid te worden gesteld zelf een dergelijk onderzoek uit te voeren, omdat hij het onderzoek van [bouwkundig expert] niet bruikbaar acht. [appellant] heeft gevorderd hem te machtigen om op kosten van [geïntimeerde] de nodige werkzaamheden te laten uitvoeren (artikel 3:299 BW).
9.5
[geïntimeerde] heeft in zijn antwoordmemorie naar voren gebracht dat [appellant] niet in het opgedragen bewijs is geslaagd. Uit de verklaringen blijkt dat de getuigen niet weten wat er tussen partijen is overeengekomen over de fundering, aldus [geïntimeerde] .
9.6
Het hof overweegt bij de nadere beoordeling dat de bewijsopdracht in dit geding belangrijk is omdat partijen het erover eens zijn dat [appellant] bepaalde werkzaamheden aan [geïntimeerde] heeft opgedragen, zoals al blijkt uit het gegeven dat [appellant] zelf de tekening van [architect/adviseur] heeft laten opmaken en zelf de subsidie heeft aangevraagd. [geïntimeerde] had dus geen algehele verantwoordelijkheid om passende ruimtes voor bepaalde situaties te realiseren. Integendeel, [geïntimeerde] had de opdracht conform de tekening te bouwen en daarbij rekening te houden met zijn nadere overleg met [appellant] . Bij deze stand van zaken komt het aan op de afspraken die partijen hebben gemaakt voor de bepaalde werkzaamheden. Daarom heeft het hof [appellant] toegelaten tot bewijslevering op die punten.
9.7
Het hof is van oordeel dat [appellant] niet is geslaagd in het door hem te leveren bewijs.
9.8
Het hof neemt bij dit oordeel in de eerste plaats in aanmerking dat uit de verklaringen van de getuigen niets relevants is af te leiden over de afspraken tussen partijen op het punt van de fundering en de binnenwanden. De getuigen verklaren met zoveel woorden dat zij daar niets van weten.
Het hof noemt wat betreft de getuigenverklaringen in het bijzonder het punt van de tekening en de vraag of Ytong-muren daarop staan. [architect/adviseur] heeft verklaard: “Ik weet niet hoe partijen uit mijn tekening kunnen opmaken dat het om Yton gaat.” [bouwkundig expert] heeft verklaard: “Op de eerste tekening stond een Yton, en later heb ik van [geïntimeerde] een tekening gekregen waar houtskeletbouw op stond.” [appellant] vindt dat op de tekening stond dat Ytong-muren worden geplaatst, maar [geïntimeerde] heeft gewezen op een tekening waar houtskeletbouw (“hsb”) op staat. [appellant] heeft naar het oordeel van het hof niet bewezen dat de tekening waar hij zich op beroept, door partijen is afgesproken als basis voor de werkzaamheden van [geïntimeerde] . De getuigenverklaringen bieden, ook bezien in samenhang met het overige materiaal, hierover onvoldoende duidelijkheid.
9.9
[appellant] beroept zich verder voor het door hem te leveren bewijs meermalen op de “offertes” en “facturen” van [geïntimeerde] , en de betaling door [appellant] .
De stukken zijn naar het oordeel van het hof, ook bezien in samenhang met het overige materiaal, niet voldoende voor het te leveren bewijs.
In deze stukken staan weliswaar passages over de door [appellant] gewenste fundering en over Ytong-muren, maar [geïntimeerde] heeft de conclusies die [appellant] wil verbinden aan de stukken, gemotiveerd betwist.
[geïntimeerde] heeft daartoe aangevoerd dat de “offertes” in een vroeg stadium zijn opgemaakt, ter oriëntatie en voor overleg, en om een globaal inzicht te geven van de realisatie die [geïntimeerde] toen in gedachten had. De door [appellant] genoemde “facturen” zijn volgens [geïntimeerde] een informeel overzicht voor overleg. De echte facturen zijn volgens [geïntimeerde] geheel ingericht conform zijn standpunten in dit geding.
[geïntimeerde] heeft verder gewezen op de tekening van [architect/adviseur] (“hsb”) en daarbij opgemerkt dat partijen in goed overleg een afwijking hebben afgesproken: geen kruipruimte, omdat [appellant] zelf van de kruipruimte af wilde zien, gezien de kosten. Volgens [geïntimeerde] stond de fundering op de bouwtekening in verband met de kruipruimte, waardoor de fundering kon vervallen toen [appellant] besloot af te zien van de kruipruimte. [geïntimeerde] heeft ook opgemerkt dat [appellant] erbij stond bij de bouw, heeft gezien dat tegen de muur van de buren werd gebouwd en daar toen niets over heeft gezegd; [geïntimeerde] vindt dat hij heeft gebouwd conform de tekening en de afspraak op dit punt.
[appellant] is niet concreet ingegaan op deze standpunten van [geïntimeerde] en heeft geen bewijs geleverd waaruit blijkt dat hij redelijkerwijs de stukken die hij “offertes” en “facturen” noemt, heeft mogen opvatten conform de betekenis die hij daar in dit geding aan wil geven. [appellant] heeft ook voor het overige geen bewijs geleverd van de (contacten en gesprekken tussen partijen met betrekking tot hun) overeenkomst en de werkzaamheden. De stukken die [appellant] “offertes” en “facturen” noemt, leggen, ook bezien in samenhang met het overige materiaal, onvoldoende gewicht in de schaal.
9.1
[appellant] heeft ook voor het overige geen bewijs geleverd met betrekking tot de vraag wat [geïntimeerde] heeft gezegd of gedaan, waaruit [appellant] redelijkerwijs heeft mogen opmaken dat [geïntimeerde] zou bouwen conform het standpunt van [appellant] in dit geding (fundering op de desbetreffende plekken, binnenwanden Ytong).
9.11
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van de getuigen, bezien in samenhang met het overige beschikbare materiaal, niet voldoende bewijs bieden om te kunnen vaststellen dat tussen partijen is overeengekomen dat de fundering overeenkomstig de tekening van architect [architect/adviseur] aangebracht zou worden en dat de binnenwanden met Ytong blokken uitgevoerd zouden worden. Daarom is [appellant] niet geslaagd in het door hem te leveren bewijs. In dit geding staat dan ook niet vast dat [geïntimeerde] gehouden was te bouwen conform de wensen van [appellant] in dit geding op deze punten.
9.12
[appellant] heeft in dit hoger beroep geen andere punten naar voren gebracht waarover volgens hem anders moet worden beslist dan de kantonrechter heeft gedaan, althans zijn grieven hierover zijn niet tijdig en voldoende kenbaar naar voren gebracht.
9.13
De conclusie van het voorgaande is dat de grieven IV en V falen.
Grief IV betreft de fundering en de vordering van [appellant] tot sloop en herbouw (volgens de kantonrechter: niet gerechtvaardigd door de vastgestelde gebreken). [appellant] heeft het vereiste bewijs niet geleverd, waardoor niet vaststaat dat de fundering conform zijn standpunt in dit geding moest worden aangelegd.
Grief V betreft het thema van de houtskeletbouw, dat hiervoor al aan de orde is gekomen.
9.14
Het hof heeft in het laatste tussenarrest de overige grieven al verworpen.
9.15
Het hof verwerpt bij deze stand van zaken ook het verzoek van [appellant] om een deskundige te benoemen, of om hem in de gelegenheid te stellen onderzoek door een deskundige te laten uitvoeren. Gelet op het resultaat van de bewijslevering en hetgeen het hof overigens heeft geoordeeld, is voor een (nader) deskundigenonderzoek geen grond aanwezig. Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld.

10.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 318,00 aan griffierecht en op € 7.902,50 aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, P.W.A. van Geloven en B.A. Meulenbroek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 januari 2021.
griffier rolraadsheer