ECLI:NL:GHSHE:2021:1846

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
20-001825-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens ruzie met partner met mes

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in Polen, werd beschuldigd van poging tot doodslag op haar partner tijdens een ruzie op 1 januari 2020 in Venlo. De verdachte heeft op die dag haar partner met een mes gestoken, wat resulteerde in elf snijwonden. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte en een beroep deed op noodweer. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde, maar niet met de intentie om te doden. De verdediging werd verworpen, en het hof achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in een noodweersituatie verkeerde en dat haar handelen disproportioneel was. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001825-20
Uitspraak : 14 april 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-659002-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is op 26 augustus 2020 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een beroep gedaan op noodweer, althans noodweerexces, waardoor de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primairzij op of omstreeks 1 januari 2020 in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp puntig voorwerp, heeft gestoken en/of gesneden in de borst(streek), de hals, de nek, het hoofd, het gezicht, de arm en/of de schouder, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden dat:zij op of omstreeks 1 januari 2020 in de gemeente Venlo aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ontsierend litteken op het hoofd en/of de nek en/of andere steekwonden op het lichaam, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp puntig voorwerp, te steken en/of te snijden in de borst(streek), de hals, de nek, het hoofd, het gezicht, de arm en/of de schouder;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden dat:zij op of omstreeks 1 januari 2020 in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp puntig voorwerp, heeft gestoken en/of gesneden in de borst(streek), de hals, de nek, het hoofd, het gezicht, de arm en/of de schouder, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 1 januari 2020 in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken en/of gesneden in de borst, de nek, het hoofd, het gezicht en de arm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2020 (pg. 174 t/m 176 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pg. 174)
Op 1 januari 2020 omstreeks 14.01 uur ontvingen wij van de meldkamer de melding om met spoed te gaan naar de [adres] te Venlo. Aldaar zouden de bewoners gevochten hebben. Hierbij zou iemand gewond zijn geraakt en bloeden. Ook zou er mogelijk een mes gebruikt zijn.
Omstreeks 14.15 uur stonden wij voor de voordeur van voornoemde woning. Door ons werd meerdere malen aangebeld en op de deur en ramen geklopt. Uiteindelijk werd de voordeur geopend door een vrouw, de later te noemen [verdachte] .
(…)
Wij zagen dat de vrouw bebloede voeten had en bloed op haar shirt en beha had. Ik, [verbalisant 1] , vroeg aan [verdachte] of er nog andere personen in de woning waren. Wij hoorden dat [verdachte] zei dat er nog een man boven was. (…) Op dat moment zagen we dat de later te noemen verdachte [slachtoffer] de trap af kwam lopen. (…) Wij zagen dat [slachtoffer] een bebloede handdoek om zijn arm had gedraaid. Wij zagen dat [slachtoffer] meerdere snijwonden in zijn hals en op zijn hoofd had, welke bloedden. Wij zagen dat [slachtoffer] op beide onderarmen een diepe snijwond had, welke bloedde. (…)
(pg. 175)
Wij zagen dat door de gehele woning bloedresten lagen, welke nog niet opgedroogd waren.
(…)
Korte tijd later verscheen de ambulance om [slachtoffer] medische hulp te verlenen. Wij zagen dat het ambulancepersoneel het t-shirt van [slachtoffer] uitdeed. Wij zagen dat [slachtoffer] een wond had op zijn borst, ter hoogte van zijn rechteroksel. Wij zagen dat deze wond bloedde.
2.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] Venlo) d.d. 19 februari 2020 (pg. 189-197 politiedossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(pg. 189)
Op 1 januari 2020 om 16.15 uur kwamen wij aan voor een forensisch onderzoek op de locatie [adres] , Venlo.
(pg. 193)
In de woning zagen wij de grootste concentraties van bloed in de keuken. Aan de hand van de aangetroffen bloedsporen op en rondom het fornuis, kan gesteld worden dat een of meerdere bloedbronnen zich hier enige tijd hebben bevonden. (…) Op het aanrecht en in de gootsteen lagen vier aardappelmesjes waaronder twee mesjes met omgebogen lemmet. Op één van de mesjes, aangetroffen in een mok op het aanrecht, zagen wij een kleine kring van bloed.
(pg. 194)
Op 10 februari 2020 werd aanvullend onderzoek aan de aardappelmesjes verricht en werden deze onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op de lemmeten van alle 4 messen werd een indicatie verkregen voor de aanwezigheid van bloed.
3.
Een geschrift, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving d.d. 12 januari 2020 (pg. 131-133 politiedossier), voor zover inhoudende:
(pg. 131)
Forensisch arts: [forensisch arts]
Betrokkene: [slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer]
Opgegeven toedracht
Volgens betrokkene is hij op 01-01-2020 door zijn partner mevrouw [verdachte] met een mes aangevallen en gesneden. Verder geeft hij aan door haar te zijn gebeten in zijn rechterschouder.
Behandeling van het letsel:
De snijwonden zijn gehecht op 01-01-2020 op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis.
(pg. 132)
Interpretatie:
De opgelopen verwondingen van het slachtoffer bestaan uit 11 snijwonden, kraswonden en een bijtwond.
Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig geweld, zoals van (zich) steken met en/of (zich) snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld met of aan een mes of (een) glas.
(…)
De hier beschreven snijletsels kunnen worden verklaard door 11 geweldsinwerkingen van een puntig of scherprandig voorwerp.
(pg. 133)
De betreffende snijletsels zijn hoogstwaarschijnlijk ontstaan op de dag van het forensisch medisch onderzoek d.d. 01-01-2020.
4.
Een geschrift, te weten een letselrapportage d.d. 1 januari 2020 (pg. 134-139 politiedossier), voor zover inhoudende:
(pg. 134)
Naam: [slachtoffer]
Geboortedatum [geboortedatum slachtoffer]
Datum letselonderzoek: 01-01-2020, tijd: 17.00 uur
Gemelde toedracht
Datum incident: 01-01-2020
Gemelde toedracht: De heer geeft aan dat hij gestoken is met een keukenmes door zijn partner, mevrouw [verdachte] , nadat ze woorden kregen.
Relevante voorgeschiedenis De heer geeft aan geen medische voorgeschiedenis te hebben en geen onderhoudsmedicatie te gebruiken.
(pg. 136)
Snijwond 1
Lichaamsdeel hoofd
Beschrijving aan de linkerzijde van het hoofd, circa 3 centimeter achter het linkeroor, loopt een scherp begrensde rode lijnvormige huisbeschadiging van circa 6 centimeter lang, naar boven, achter.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig scherprandig geweld, zoals het (zich) steken met en/of snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes of een glas scherf.
Snijwond 2
Lichaamsdeel hoofd
Beschrijving over de linker onderkaaklijn, loopt een scherp begrensde, rode, lijnvormige huidbeschadiging van circa 10 centimeter lang.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig scherprandig geweld, zoals het (zich) steken met en/of snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes of een glas scherf.
Snijwond 3
Lichaamsdeel hoofd
Beschrijving aan de rechterzijde van het hoofd, circa 3 centimeter boven het rechteroor, loopt een scherp begrensde, rode, lijnvormige huidbeschadiging van circa 3 centimeter, schuin/dwars op de lengteas.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig scherprandig geweld, zoals het (zich) steken met en/of snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes of een glas scherf.
Snijwond 4
Lichaamsdeel hoofd
Beschrijving aan de rechterzijde van de nek, circa 3 centimeter achter het rechteroor, loopt dwars over de lengteas een scherp begrensde, rode, lijnvormige huidbeschadiging van circa 4 centimeter.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig scherprandig geweld, zoals het (zich) steken met en/of snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes of een glas scherf.
(pg. 136 en 137)
Kraswond 1
Lichaamsdeel hoofd
Beschrijving in het gelaat, over de bovenrand van de rechterwang, loopt een matig scherp begrensde roze lijnvormige huidbeschadiging van circa 4,5 centimeter lang. Deze beschadiging zijn ook te zien op de neus van de heer. Zijn hier circa 0,5 tot 1 centimeter lang, circa 4 in totaal.
Soort kraswond
(pg. 137)
Snijwond 5
Lichaamsdeel borst
Beschrijving over de linkerborst, vanaf de binnenzijde van de linker tepel, naar de linker okselplooi, loopt een scherp begrensde rode lijnvormige huidbeschadiging van circa 12 centimeter. De wondranden wijken.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig scherprandig geweld, zoals het (zich) steken met en/of snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes of een glas scherf.
Bijtwond
Lichaamsdeel borst
Beschrijving op de rechterschouder, aan de binnenzijde, iets boven het sleutelbeen, is een ronde rode huidbeschadiging van circa 3,5 centimeter zichtbaar. Hier rond omheen zit een blauw/paarse kringvormige huidverkleuring.
Soort bijtwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting het letsel heeft het aspect van een bijtwond.
Kraswond 2
Lichaamsdeel rug
Beschrijving op de linkerzijde, loopt schuin over de midden/onderzijde van de ribbenkast een drietal roze, lijnvormige huidbeschadigingen, parallel aan elkaar, van circa 20 centimeter lang.
Soort kraswond
Snijwond 6
Lichaamsdeel borst
Beschrijving in de linkerflank, loopt een scherp begrensde rode, lijnvormige huidbeschadiging van circa 17 centimeter.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
(pg. 137 en 138)
Snijwond 7
Lichaamsdeel (…)
Beschrijving in de linkerhand, ter hoogte van het middelste vinger gewricht, aan de buitenzijde, loopt een scherp begrensde rode, lijnvormige huidbeschadiging van circa 1 centimeter.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig scherprandig geweld, zoals het (zich) steken met en/of snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes of een glas scherf.
(pg. 138)
Snijwond 8
Lichaamsdeel rechterarm
Beschrijving ter hoogte van de linker pols, dwars over de lengterichting, loopt een rode, scherp begrensde rode lijnvormige huidbeschadiging van circa 5 centimeter.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig scherprandig geweld, zoals het (zich) steken met en/of snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes of een glas scherf.
Snijwond 9
Lichaamsdeel rechterarm
Beschrijving in de rechter ellenboogsplooi loopt een scherp begrensde rode, lijnvormige huidbeschadiging van circa 7 centimeter lang.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig scherprandig geweld, zoals het (zich) steken met en/of snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes of een glas scherf.
Snijwond 10
Lichaamsdeel linkerarm
Beschrijving schuin op de linker onderarm, loopt iets boven de linker pols een scherp begrensde rode, lijnvormige huidbeschadiging van circa 5 centimeter.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig scherprandig geweld, zoals het (zich) steken met en/of snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes of een glas scherf.
Snijwond 11
Lichaamsdeel rechterarm
Beschrijving op de rechterarm, loopt rechts op de lengte as, iets boven de okselplooi, een scherp begrensde rode, lijnvormige huidbeschadiging van circa 4 centimeter lang.
Soort snijwond
Past de gemelde toebracht bij het letsel goed
Toelichting Snijwonden ontstaan als gevolg van inwerking van uitwendig scherprandig geweld, zoals het (zich) steken met en/of snijden aan een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes of een glas scherf.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 januari 2020 (pg. 125-130 politiedossier), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van de verdachte [slachtoffer] :
(pg. 126)
V: hoe is jouw dag gisteren afgelopen?
A: (…) Rond de middag kreeg ik een woordenwisseling met mijn vrouw. De ruzie kwam omdat ik iets van haar moest doen maar ik wilde dat niet. Toen begonnen wij aan elkaar te trekken in de keuken. Ik werd neergestoken met een mes.
V: wie heeft jou gestoken?
A: dat was [verdachte] , mijn vrouw. [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: de verdachte](…) Ik hield haar handen vast en zij wilde zich bevrijden.
V: waar haalde [verdachte] dat mes vandaan?
A: dat mes lag op het aanrecht in de keuken.
V: jij had haar handen vast. Hoe kon zij dan een mes pakken?
A: ik liet op een moment een van haar handen los. Toen heeft [verdachte] het mes gepakt.
(pg. 127)
V: hoe kwamen jullie in de keuken terecht?
A: ik liep naar de keuken om een leeg bierblik weg te gooien. [verdachte] liep achter mij en toen begon de ruzie.
V: hoe begon de ruzie?
A: ik moest iets doen van [verdachte] . Ik wilde dat niet. Toen heb ik haar hand gepakt en [verdachte] pakte een mes.
V: waarom pakte jij haar handen vast?
A: [verdachte] maakte aanstalten om mij te slaan. Om dat te voorkomen, pakte ik haar handen.
V: heeft [verdachte] daadwerkelijk geslagen?
A: ja zij sloeg. Ik pakte haar handen vast. Toen pakte [verdachte] dat mesje.
V: hoe vaak sloeg [verdachte] ?
A: 1 keer met een vlakke hand op mijn linkerwang.
(…)
V: jij pakt haar handen vast en wat gebeurde toen?
A: (…) Op dat moment pakte [verdachte] het mes. Dat lag op het aanrecht tussen de wasbak en het fornuis.
V: wat voor mes was dat?
A: een klein aardappelschilmesje. Met een zwart handvat. Het mes was metaalkleur.
V: [verdachte] pakt het mes van het aanrecht. Wat gebeurde er toen?
A: [verdachte] stak mij eerst in mijn rechterpols. Daarna op de linker pols. Daarna linksachter op mijn hoofd. Vervolgens in mijn rechterschouder en daarna over mijn linkerborst. Hierna nog enkele malen op mijn hoofd.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 januari 2020 (pg. 263-268 politiedossier), voor zover inhoudende als de verklaring van de [getuige] :
(pg. 264)
V: wat kun je over die vechtpartij vertellen?
A: nou ja, ik heb het incident zelf niet gezien omdat ik toen boven was. Ik heb ze horen ruzie maken. Ik ben toen naar beneden gegaan en zag daar bloed.
(pg. 265)
Ik zag [verdachte] en [slachtoffer] allebei in de buurt van de trap staan. Ik zag dat [slachtoffer] onder het bloed zat en ik zag dat [verdachte] bloed in haar gezicht had.
(pg. 267)
V: toen jij beneden aan de trap kwam en daar [verdachte] en [betrokkene 1] en een bebloede [slachtoffer] zag. Wat werd er toen door hen gezegd?
A: [verdachte] en [slachtoffer] waren nog steeds ruzie aan het maken. Ik zag dat [slachtoffer] aan zijn hoofd bloede en dat [verdachte] 's gezicht ook onder het bloed zat.
V: wat voor kleding droeg [slachtoffer] ?
A: (…) volgens mij had [slachtoffer] geen shirt aan want ik kan mij het bloed herinneren. Dat bloed zat over zijn hele lichaam. Op zijn hoofd, zijn borst, zijn armen.
V: waar had [slachtoffer] verwondingen?
A: ik zag heel veel bloed op zijn hoofd en in zijn haar. Het was echt dik bloed.
(…)
V: heb je ook gezien dat [verdachte] gewond was?
A: dat weet ik niet. Ik heb alleen bloed op haar gezicht gezien.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Op gronden nader verwoord in de pleitnota heeft de verdediging daartoe – kort weergegeven –aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de bij [slachtoffer] geconstateerde verwondingen (allemaal) door de verdachte zijn toegebracht, laat staan dat deze verwondingen opzettelijk door de verdachte zijn toegebracht teneinde [slachtoffer] te doden. Bovendien betreft het eenvoudig letsel, hetgeen niet kan worden aangemerkt als potentieel dodelijk letsel, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het voorhanden zijnde dossier stelt het hof vast dat de verdachte op 1 januari 2020 een conflict had met [slachtoffer] , waarna onder andere 11 snijwonden bij [slachtoffer] zijn geconstateerd. In de onderhavige strafzaak dient het hof de vraag te beantwoorden hoe [slachtoffer] deze verwondingen heeft opgelopen.
In dat kader stelt het hof vast dat de verdachte onder andere de volgende verklaringen heeft afgelegd.
Ter plaatse in haar woning heeft de verdachte op 1 januari 2020 verklaard dat [slachtoffer] jaloers was geworden omdat zij in haar telefoon had gekeken, dat zij een kopstoot kreeg van [slachtoffer] , dat zij daarop een mesje had gepakt, dat zij op [slachtoffer] had ingestoken en dat zij had geprobeerd [slachtoffer] overal te raken (pg. 159).
Bij de voorgeleiding op 1 januari 2020 en bij gelegenheid van het eerste en/of tweede politieverhoor op 1 en 2 januari 2020 heeft de verdachte onder andere verklaard dat [slachtoffer] met dergelijke snijwonden was thuisgekomen, dat zij niet wist hoe [slachtoffer] dergelijke snijwonden had opgelopen, dat zij geen mes vast had en dat zij niet met een mes had gestoken (pg. 25, 36-37 en 42 en 44).
Bij gelegenheid van haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft de verdachte op 3 januari 2020 aangegeven dat haar verklaringen bij de politie onjuist zijn en dat [slachtoffer] alle snijwonden bij zichzelf heeft aangebracht.
Bij gelegenheid van haar derde en/of vierde politieverhoor op 13 en 30 januari 2020 heeft de verdachte onder meer verklaard dat zij ruzie kreeg met [slachtoffer] , dat [slachtoffer] haar tegen de muur duwde, haar beide polsen vastpakte en haar een kopstoot tegen haar neus gaf. Bij het worstelen, waarbij de verdachte een mes in haar hand had, heeft [slachtoffer] waarschijnlijk zichzelf gestoken (pg. 47 en 49; pg. 69).
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte op essentiële onderdelen dermate verschillend verklaard dat het hof haar verklaringen onbetrouwbaar acht en niet bruikbaar voor het bewijs.
Daarentegen heeft [slachtoffer] in de kern consistent verklaard en komt zijn verklaring, voor zover tot het bewijs gebezigd, authentiek op het hof over. Het hof gaat derhalve van deze verklaringen van [slachtoffer] uit en het hof stelt dan ook in weerwil van de verdediging vast dat de elf snijwonden door de verdachte zijn toegebracht. De forensische arts heeft deze verwondingen namelijk geconstateerd en [slachtoffer] heeft als toedracht van dat letsel gemeld dat hij is neergestoken door de verdachte, welke verklaring volgens de forensische arts goed bij het letsel past.
Het hof gaat dan ook voorbij aan het scenario van de verdediging dat mogelijk [slachtoffer] het letsel (deels) bij zichzelf heeft toegebracht.
Vervolgens ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de verdachte deze verwondingen opzettelijk heeft toegebracht teneinde [slachtoffer] te doden.
Naar het oordeel van het hof biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Dit laat onverlet dat verdachte wel voorwaardelijk opzet hierop kan hebben gehad. Voor de beoordeling of sprake is van voorwaardelijk opzet moet het hof eerst vaststellen of er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] gedood kon worden door de handelingen van de verdachte. Vervolgens dient het hof vast te stellen of de verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een feitelijk aanmerkelijke kans dat het kwalijke gevolg zal intreden, in dit geval de dood van [slachtoffer] . De aard van het risico en het gevaarzettende karakter van de gedraging zijn hierbij niet bepalend.
Met de rechtbank stelt het hof voorop dat het steken/snijden met een mes in precaire delen van het lichaam, zoals de nek, pols en het hoofd/gezicht, onder omstandigheden dodelijk kan zijn. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dit kwetsbare delen van het lichaam zijn waar zich, dicht onder de huid, (slag-)aderen bevinden. Het is algemeen bekend dat het raken van een (slag-)ader tot de dood kan leiden. De verdachte heeft met een mes gestoken/gesneden. Gezien de plaatsen van de wonden, in samenhang bezien met de hoeveelheid wonden, was de kans dat [slachtoffer] zou overlijden aanmerkelijk.
De vraag die het hof vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte die aanmerkelijke kans ook willens en wetens heeft aanvaard. In dat kader overweegt het hof dat de verdachte [slachtoffer] (ongecontroleerd) met een mes heeft gestoken/gesneden en hem hierbij onder meer heeft geraakt in zijn hoofd (waaronder zijn gezicht), nek en pols. Nu het een algemene ervaringsregel betreft dat zich in het hoofd/gezicht, de nek en de pols belangrijke aderen bevinden, moet ook de verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door [slachtoffer] aldaar te steken/snijden met een dergelijk mes en gelet op de hoeveelheid van de door de verdachte toegebrachte steek/snijwonden (elf wonden), heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij (een) (slag-)ader(s) van [slachtoffer] zou raken, waardoor deze mogelijk zou overlijden. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, zodat het hof het onder 1 primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht. Dat het fysieke letsel, achteraf bezien, nog redelijk beperkt is gebleven doet aan hetgeen hiervoor is overwogen niets af.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt en dat de verdachte mitsdien van alle rechtsvervolging zal moeten worden ontslagen. Op gronden nader verwoord in de pleitnota heeft de verdediging daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat [slachtoffer] de verdachte een kopstoot heeft gegeven, welke gedraging gekwalificeerd kan worden als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf waartegen de verdachte zich mocht verdedigen. Het oordeel van de rechtbank dat de verdachte disproportioneel heeft gehandeld is onjuist omdat de conclusie van de rechtbank dat de verdachte elf keer heeft gesneden feitelijke en daarmee ook juridische grondslag mist. Daarnaast is het niet duidelijk of en zo ja op welk moment er sprake geweest zou zijn van een keuzemoment voor de verdachte en de rechtbank heeft niet blijk gegeven bij welk aantal snijwonden het gedrag van de verdachte als disproportioneel moet worden aangemerkt, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
De verdachte en [slachtoffer] kregen een woordenwisseling omdat [slachtoffer] van de verdachte iets moest doen en hij dat niet wilde doen. [slachtoffer] liep naar de keuken en de verdachte liep achter hem aan. Daar begon de ruzie. De verdachte sloeg [slachtoffer] op zijn linkerwang. Om te voorkomen dat zij nog een keer zou slaan, pakte [slachtoffer] de handen van de verdachte. Zij begonnen aan elkaar te trekken in de keuken. Op enig moment liet [slachtoffer] één van haar handen los. Op dat moment pakte de verdachte een mes op het aanrecht in de keuken en vervolgens heeft zij [slachtoffer] gestoken/gesneden in zijn polsen, hoofd, rechterschouder, linkerborst en daarna nog enkele malen op zijn hoofd.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte de haar verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor haar de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.

Het verweer wordt daarom verworpen.

Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft voorts bepleit dat de verdachte een beroep op noodweerexces toekomt en dat de verdachte mitsdien van alle rechtsvervolging zal moeten worden ontslagen. De verdediging heeft gesteld dat er sprake was van een noodweersituatie en dat bij de verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging. Ten aanzien van het laatstgenoemde heeft de verdediging onder andere gewezen op de aanwezigheid van het huilende zoontje van de verdachte en de verklaring van de verdachte ter plaatse voor zover zij heeft verklaard dat zij heeft geprobeerd [slachtoffer] overal te raken. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat het gedrag van de verdachte niet anders kan worden verklaard als een wanhopige poging om het agressief gedrag van [slachtoffer] te doen stoppen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor noodweerexces geldt in alle gevallen dat van een verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging slechts sprake kan zijn indien:
a. de verdachte de haar verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor haar de noodzaak bestond tot verdediging van (onder andere) haar eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, maar daarbij als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat dan geboden was, dan wel indien
b. op het tijdstip van de haar verweten gedraging de onder a bedoelde situatie weliswaar was beëindigd en de noodzaak tot verdediging er dus wel was geweest (maar niet meer bestond), doch haar gedraging niettemin het onmiddellijk gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie (zie bespreking beroep op noodweer), zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt.
Het hof verwerpt derhalve eveneens het beroep op noodweerexces.
Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft verzocht dat het hof een straf aan de verdachte zal opleggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel in ieder geval niet langer is dan het reeds ondergane voorarrest. Ter onderbouwing heeft de raadsman, mede aan de hand van reclasseringsrapporten, een aantal persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het reclasseringstraject toegelicht, welke nader zijn verwoord in de pleitnota.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op haar toenmalige partner [slachtoffer] . Tijdens een ruzie op Nieuwjaarsdag, waarbij zowel de verdachte als [slachtoffer] onder invloed van alcohol waren (pg. 174), werd de verdachte gewelddadig tegen [slachtoffer] . Zij heeft [slachtoffer] geslagen, waarop [slachtoffer] haar handen vastpakte. Daarna heeft zij [slachtoffer] elfmaal met een mes gestoken/gesneden, onder meer op kwetsbare delen van het lichaam zoals het hoofd/gezicht, de nek en de polsen. Het is een kwestie van geluk dat daarbij geen vitale (slag)aders zijn geraakt.
Bij de strafoplegging heeft het hof voorts acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 januari 2021 betreffende de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit.
Vanwege de ernst van het strafbare feit is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andersoortige straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar ook niet met de door de verdediging verzochte straf.
Alles afwegende acht het hof passend eenzelfde straf als door de rechtbank opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Voorts zal het hof het tegen de verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Inbeslaggenomen voorwerpen
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat niet duidelijk is geworden óf en zo ja met welk mes dat is vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast is het ongecontroleerde bezit van deze messen (in beginsel) niet in strijd met de wet of het algemeen belang. Het hof zal daarom de teruggave van de messen aan de verdachte gelasten, omdat zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
 1 1 stuk vleesmes G1276487;
 1 1 stuk vleesmes G1276488;
 1 1 stuk vleesmes G1276489;
heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.A.J. van de Kamp, griffier,
en op 14 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie Limburg, districtsrecherche Noord en Midden Limburg, onderzoek LB1R019147 JAKKU, proces-verbaalnummer PL2300-2020000427, afgesloten d.d. 24 februari 2020 door [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 301), hierna te noemen: politiedossier.