ECLI:NL:GHSHE:2021:1835

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
200.284.475_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag in het belang van de minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de wijziging van het gezag over een minderjarige, geboren in 2017. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft het hof verzocht om het gezamenlijk gezag te wijzigen in eenhoofdig gezag, omdat hij vreest dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 mei 2021 is de moeder niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen. De vader heeft aangegeven dat de moeder onbetrouwbaar is in haar communicatie en dat zij geen betrokkenheid toont bij de opvoeding van de minderjarige. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd dat de moeder niet in staat is om een rol te vervullen in het leven van de minderjarige, wat de vader veel stress bezorgt. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder op cruciale momenten niet bereikbaar is en dat haar betrokkenheid bij de minderjarige beperkt is. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om het gezag te wijzigen naar eenhoofdig gezag van de vader. De beschikking van de rechtbank Oost-Brabant is vernietigd en het verzoek van de vader is toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 17 juni 2021
Zaaknummer: 200.284.475/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/351241 / FA RK 19-4779
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.A.P. Heesterbeek,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. L. Peeters.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
Als informant wordt aangemerkt:
Stichting Jeugbescherming Brabant, gevestigd te [vestigingsplaats] , de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 oktober 2020, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek van de vader tot eenhoofdig gezag en - opnieuw rechtdoende - het gezamenlijk gezag van partijen te wijzigen in eenhoofdig gezag van de vader.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 24 november 2020, heeft de moeder verzocht de vader in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 mei 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Heesterbeek;
-mr. Peeters namens de moeder;
-mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.3.1.
De moeder is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 19 juni 2020;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 22 april 2021;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 6 mei 2021;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Heesterbeek overgelegde pleitnota.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
[minderjarige] verblijft feitelijk gezien sinds maart 2018 bij de vader.
Bij beschikking van 2 november 2018 is [minderjarige] met een machtiging uithuisplaatsing bij de vader geplaatst.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald dat [minderjarige] het hoofdverblijf bij de vader heeft.
De rechtbank heeft het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen, voor zover zijn verzoek tot het eenhoofdig gezag is afgewezen, en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan.
Primair stelt de vader dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige] tussen de ouders klem of verloren zal raken. Subsidiair is wijziging van het gezag anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk. De rechtbank heeft dit miskend.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat er tussen de ouders sprake is van communicatie. Sinds beging augustus 2020 tot datum beroepschrift heeft de moeder slechts eenmaal via WhatsApp naar [minderjarige] geïnformeerd. De moeder neemt slechts contact op wanneer dit haar schikt en wanneer zij nuchter is. Zij vraagt dan om de dag om een foto of filmpje. Vervolgens hoort de vader wekenlang niets en is zij weer onbetrouwbaar in het contact. De gemeente wil nu inzetten op een vast videobelmoment. De vader wil hier alleen aan meewerken als de moeder nuchter is en in staat is om haar afspraken na te komen.
De moeder zorgt voor veel onrust. Zij toont geen betrokkenheid bij de schoolkeuze voor [minderjarige] . De moeder geeft op geen enkele wijze invulling aan haar rol als ouder en opvoeder. Er is geen contact tussen haar en [minderjarige] , terwijl de vader dit contact niet in de weg staat en hij de moeder een rol in het leven van [minderjarige] wil geven, mits de situatie voldoende veilig is.
In januari 2018 is er een incident geweest waarbij de vader toestemming van de moeder nodig had voor het verblijf van [minderjarige] in het ziekenhuis en de moeder niet bereikbaar was. In december, rond kerst, is er een ander incident geweest. De vader was vanwege ontstoken amandelen van [minderjarige] in het ziekenhuis en moest daarover een beslissing nemen. Alhoewel hij kon zien dat de moeder zijn bericht had gelezen, is het niet gelukt om contact met haar te krijgen. Deze situatie is zowel voor de vader als voor [minderjarige] belastend.
Op grond van het voorgaande is het onmogelijk om gezamenlijk beslissingen te nemen.
3.6.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
Er is geen onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders. Wijziging van het gezag is evenmin anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk.
Er is sprake van een beperkte communicatie tussen partijen. De moeder is via email of telefoon bereikbaar. Dat de moeder weinig initiatief toont, maakt niet dat haar gezag dient te worden beëindigd.
Het is onjuist dat de moeder geen interesse in [minderjarige] heeft.
De dagelijkse zorgtaken en daarmee gepaard gaande beslissingen liggen bij de vader. Het is aan de vader om de moeder te informeren en waar nodig te verzoeken om toestemming. Met betrekking tot de schoolkeuze heeft de moeder reeds aangegeven dat zij zich kan conformeren. De moeder heeft nooit misbruik gemaakt van haar gezag en/of gezagsbeslissingen tegengewerkt. Uit niets blijkt dat gezamenlijk gezag niet mogelijk is. Het feit dat het met de gezondheid van de moeder slechter is gesteld, dient er niet toe te leiden dat zij uit het ouderlijk gezag wordt gezet.
De moeder vreest dat indien de vader alleen het gezag heeft, dit ertoe zal leiden dat hij [minderjarige] volledig bij haar zal weghouden. Het is derhalve van belang dat er toezicht blijft op de situatie bij de vader.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - als volgt geadviseerd.
De beslissing over het gezag staat los van het contact tussen de moeder en [minderjarige] . Het lukt echter óók niet om een blijvende contactregeling tot stand te brengen, hetgeen door de GI is beaamd. De moeder wil weliswaar stappen zetten, maar dat lukt haar niet. Ze krijgt het niet voor elkaar om urinecontroles te laten uitvoeren, omdat hiervoor noodzakelijk is dat ze ook hulpverlening en een behandeling aanvaardt en zij hiervoor niet openstaat. Er is sprake van een terugkerend patroon.
De vader ervaart veel stress door hetgeen deze situatie oproept, wat niet goed is voor het hechtingsproces van [minderjarige] . De raad ziet dat de vader er niet op uit is om het contact met de moeder te verbreken en dat hij de moeder bij [minderjarige] betrokken wil houden, maar het is wel in het belang van [minderjarige] dat de stress die de vader nu in het kader van het gezamenlijk gezag ervaart bij hem wordt weggenomen. De weg tot contactherstel zal alleen maar moeilijker worden als de frustraties van de vader oplopen.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.2.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verklaard, is gebleken dat de moeder op cruciale momenten niet bereikbaar is. Niet alleen voor vader, maar ook voor de GI is het lastig gebleken om met de moeder in contact te treden, zodat het contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder nog niet tot stand is gekomen.
De moeder is - zonder een duidelijke reden - evenmin op de mondelinge behandeling verschenen.
Het feit dat de moeder niet reageert op telefoontjes en/of berichten heeft er inmiddels al twee keer toe geleid dat het de vader niet gelukt is om toestemming van de moeder te verkrijgen voor een medische behandeling van [minderjarige] , terwijl daar wel haast bij geboden was, hetgeen voor veel stress en onrust bij de vader heeft gezorgd. Hierdoor was hij minder goed in staat om voor [minderjarige] beschikbaar te zijn.
3.8.3.
De betrokkenheid van de moeder bij [minderjarige] is daarnaast beperkt. Het lukt niet om tot een contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] te komen en de moeder erkent zelf ook dat zij hierin weinig initiatief neemt. Het handelen van de moeder komt niet voort uit onwil, maar hangt samen met haar persoonlijke (verslavings-)problematiek.
3.8.4.
Aangezien de moeder op dit moment geen rol in het leven van [minderjarige] heeft, is zij niet in staat om bij [minderjarige] aan te sluiten en is zij niet in staat om haar rol als gezagsdragende ouder uit te voeren.
Daar komt bij dat genoemde omstandigheden bij de vader dermate veel onrust, spanning en frustratie opleveren dat dit zijn weerslag op [minderjarige] heeft.
3.9.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de moeder geen feitelijke invulling kan geven aan een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening met de vader en dat zij het nemen van beslissingen van enig belang over [minderjarige] bijzonder lastig maakt doordat zij op cruciale momenten afwezig en onbereikbaar is. Het hof acht een wijziging van het gezamenlijk gezag naar het eenhoofdig gezag van de vader in het belang van [minderjarige] noodzakelijk.
Het hof merkt daarbij nog ten overvloede op dat de gezagsbeëindiging los staat van het recht op omgang en het recht op informatie van de moeder en dat het hof er voldoende vertrouwen in heeft dat de vader zal meewerken om de moeder in het leven van [minderjarige] te (blijven) betrekken. Het is echter aan de moeder om hierin nog de nodige stappen te zetten.
3.10.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig gezag te belasten alsnog toewijzen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
17 juli 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, derhalve voor zover de rechtbank het verzoek van de vader ten aanzien van het gezag heeft afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , voortaan alleen aan de vader toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.A.R.M. van Leuven en A.M. Bossink en is op 17 juni 2021 uitgesproken in het openbaar door
mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.