ECLI:NL:GHSHE:2021:1801

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
20-003457-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis economische politierechter en veroordeling tot geldboete voor milieuovertreding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 6 juni 2018. De verdachte, geboren in 1946 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van de economische politierechter. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van € 230,00, subsidiair 4 dagen hechtenis.

Het hof heeft vastgesteld dat de economische politierechter niet heeft voldaan aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het vonnis werd vernietigd. De verdachte was ten laste gelegd dat hij op 30 augustus 2016 in Venlo afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht had opgeslagen, wat in strijd is met de Wet milieubeheer. Het hof achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had afval op straat geplaatst en had verklaard dat hij het niet zou opruimen. Het hof oordeelde dat een geldboete van € 230,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, een passende straf was. Tevens constateerde het hof een schending van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, maar oordeelde dat dit geen invloed had op de op te leggen straf. De eerder uitgevaardigde strafbeschikking werd vernietigd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003457-18
Uitspraak : 10 februari 2021
VERSTEK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 6 juni 2018 in de strafzaak met parketnummer 96-241365-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1946,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Namens de verdachte is op 25 oktober 2018 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 230,00 subsidiair 4 dagen hechtenis.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de economische politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2016 te Venlo op/aan de Straelseweg afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer heeft opgeslagen en/of opgeslagen heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 augustus 2016 te Venlo aan de Straelseweg afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer opgeslagen heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft afval op straat geplaatst en achtergelaten, te weten een bankstel en laminaat. De verdachte heeft daarover desgevraagd het volgende verklaard: "Het is mijn afval dat ik daar neergezet heb. Ik ruim het niet op. Laat de gemeente het maar doen en stuur mij de rekening". Daarmee heeft de verdachte aangetoond dat hij welbewust bijzonder gemakzuchtig en asociaal heeft gehandeld. Bovendien heeft hij de (milieu)normen van het bevoegd gezag ondermijnd. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Bij de strafoplegging heeft het hof acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 november 2020, waaruit volgt dat de verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde feit niet eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Naar het oordeel van het hof is in dit geval een geldboete van € 230,00 subsidiair 4 dagen hechtenis een passende en geboden straf. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Tenslotte heeft het hof zich rekenschap ervan gegeven dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkómen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 25 oktober 2018 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte. Het hof wijst arrest op 10 februari 2021 dus de behandeling in hoger beroep is niet afgerond met een einduitspraak binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen. Het hof stelt vast dat de schending van de redelijke termijn ongeveer 3 maanden en 2 weken bedraagt.
Gelet op de aard en hoogte van de op te leggen straf, volstaat het hof met deze constatering.
Strafbeschikking
Aangezien het hof komt tot een veroordeling van de verdachte, zal het hof de uitgevaardigde strafbeschikking op de voet van artikel 257f, vierde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering vernietigen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 10.23 van de Wet milieubeheer en de artikelen 22, eerste lid, en 24 van de Afvalstoffenverordening Venlo 2010, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 2 december 2016 onder CJIB-nummer 8132 5420 0271 6669.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 230,00 (tweehonderddertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.A.J. van de Kamp, griffier,
en op 10 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wiemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.