ECLI:NL:GHSHE:2021:1784

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
20-001849-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kinderrechter inzake opzettelijk uitgeven van vals bankbiljet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Limburg, dat op 24 augustus 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 2003, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk uitgeven van een vals bankbiljet van vijftig euro. Het hoger beroep was beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 3 was tenlastegelegd. Het hof heeft het beroep in zijn geheel vernietigd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en het subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaard. De verdachte had op 20 december 2019 in Maastricht opzettelijk een vals bankbiljet van vijftig euro uitgegeven. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting bleek dat hij op de hoogte was van de valsheid van het bankbiljet. De verdachte kreeg een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van 10 dagen jeugddetentie indien deze niet naar behoren werd verricht. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problemen met huisvesting en drugsgebruik.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001849-20
Uitspraak : 26 mei 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-007827-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
bekende adressen: [adres 1] ,
[adres 2] ,
[adres 3] ,
[adres 4] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en de verdachte:
  • Conform de kinderrechter zal vrijspreken ten aanzien van het hem onder 3 primair tenlastegelegde;
  • Conform de kinderrechter de verdachte zal veroordelen ten aanzien van het hem onder 3 subsidiair tenlastegelegde;
  • Een werkstraf voor de duur van 30 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest zal opleggen.
Namens de verdachte is primair door diens raadsman bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
3.
hij op of omstreeks 20 december 2019 te Maastricht, althans in Nederland, opzettelijk een of meer bankbiljetten van vijftig euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was als echt en onvervalst heeft uitgegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 december 2019 te Maastricht, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van vijftig euro heeft uitgegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft, net als de kinderrechter, de advocaat-generaal en de raadsman van verdachte, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 december 2019 te Maastricht, opzettelijk een vals bankbiljet van vijftig euro heeft uitgegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte geen opzet had op het uitgeven van vals geld. Verdachte verklaart zelf dat hij niet wist dat hij vals geld in bezit had. Van voorwaardelijk opzet is ook geen sprake. Het briefje van 50 euro was niet klip en klaar vals, zo blijkt ook uit het relaas van de standhouder, aan wie verdachte het briefje gaf. Uit de verklaring van de standhouder blijkt immers ook niet dat hij direct de valsheid van het briefje constateerde. Hij ontdekte dit pas na controle met een valsgeldpen. Bovendien heeft verdachte gelet op zijn leeftijd niet zoveel ervaring met bankbiljetten.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] volgt dat zij – toen zij het briefje van 50 euro overhandigd kregen – voelden en zagen dat het briefje niet overeen kwam met een echt briefje van 50 euro. Zij vermoedden daarom dat dit vals geld betrof, wat later na onderzoek ook zo bleek te zijn. Hieruit leidt het hof af dat de verbalisanten direct na het overhandigen van het briefje opmerkten dat het vals geld betrof.
Het hof is van oordeel dat het daarom niet anders kan zijn dan dat verdachte dit ook moet hebben opgemerkt toen hij het briefje uitgaf bij de oliebollenkraam. Dat de standhouder van de oliebollenkraam de valsheid van het briefje opmerkte na gebruik van een valsgeldpen doet hieraan niet af, aangezien de standhouder niet naar het briefje hoeft te kijken omdat hij in het bezit is van een valsgeldpen. Dat verdachte niet zoveel ervaring zou hebben met bankbiljetten wordt alleen al weersproken door het feit dat hij het biljet van 50 euro heeft verkregen door het - naar eigen zeggen - te ruilen voor twee bankbiljetten van 20 en één van 10 euro. Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:

opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten doorgaans worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk uitgegeven van een vals briefje van 50 euro. Het in omloop brengen van vals geld brengt het vertrouwen in (contant) geld schade toe en dupeert bovendien de onwetende ontvanger. Daarnaast ondervindt het handelsverkeer als geheel door het in omloop brengen van valse bankbiljetten hinder en schade. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2021, waaruit volgt dat de verdachte in Nederland niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Ook in België is verdachte niet door de strafrechter veroordeeld. Wel is gebleken dat hem in België een jeugdbeschermingsmaatregel is opgelegd naar aanleiding van een vermogensdelict. Over de persoon van verdachte is uitvoerig gerapporteerd. Er zijn problemen op het gebied van huisvesting, dagbesteding en scholing. Kennelijk gebruikt verdachte dagelijks drugs. Uit de stukken wordt duidelijk dat er waarschijnlijk geen naaste volwassene (meer) is die zich om het welzijn van verdachte bekommert. Dit daargelaten de inspanningen van de jeugdreclasseerder, de heer Gorissen. Verdachte heeft gezegd dat hij “op pauze staat tot zijn 18e”. De jeugdreclasseerder, de heer Gorissen, heeft heel veel inspanningen verricht om oplossingen te vinden, maar vaak en zeker ook op cruciale momenten laat verdachte het afweten, mogelijk om de belangen van zijn moeder veilig te stellen. Met deze omstandigheden heeft het hof rekening gehouden. Een verplichte begeleiding door de jeugdreclassering zal het hof dan ook niet opleggen.
Alles afwegende zal het hof aan de verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 dagen jeugd-detentie, opleggen. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 213 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. E.N. van der Spoel en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 26 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. F.C.J.E. Meeuwis en mr. E.N. van der Spoel zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.