ECLI:NL:GHSHE:2021:1754

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
20.003927.17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 3 jaren, wegens overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Dit gebeurde in het kader van een ongeval waarbij een ander lichamelijk letsel was toegebracht, terwijl de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde.

De advocaat-generaal had hoger beroep ingesteld en verzocht om een zwaardere straf van 24 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaren. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging heeft genomen. De verdachte had op 30 november 2018, na het nuttigen van alcohol, met een auto gereden die niet aan de vereisten voldeed en was betrokken bij een ongeval waarbij een 17-jarig slachtoffer ernstig letsel opliep.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een hoge mate van schuld had, grenzend aan roekeloosheid, en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaren. Tevens is de in beslag genomen BMW verbeurd verklaard. Het hof heeft de beslissing gegrond op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de relevante artikelen van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003927-19
Uitspraak : 11 juni 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie
’s-Hertogenbosch, van 4 december 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-865123-18 tegen:

[Verdachte]

[geboorteplaats en geboortedatum],
[woonadres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte door de rechtbank ter zake van “Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, van deze wet” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179, lid 6 WVW 1994. Tevens is bij dit vonnis de in beslag genomen personenauto, merk BMW verbeurd verklaard.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte ter zake van “overtreding van artikel 6 WVW 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, van deze wet” zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren.
Ten aanzien van de in beslag genomen personenauto, merk BMW, heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze verbeurd dient te worden verklaard.
De verdediging heeft bepleit dat:
  • de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde bestanddeel “roekeloosheid”;
  • voor wat betreft de op te leggen straf zal worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met de oplegging van een taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het hof ziet in hetgeen naar voren is gekomen ter terechtzitting in hoger beroep geen aanleiding om andere beslissingen te nemen dan de rechtbank heeft gedaan met betrekking tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde en de kwalificatie daarvan. Ook in hoger beroep heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Het hof verenigt zich derhalve met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust. Echter voor wat betreft de opgelegde straffen en de strafmotivering alsmede de door de eerste rechter aangehaalde wetsartikelen, komt het hof tot een ander oordeel.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verkeersgedragingen van de verdachte zijn aan te merken als een zeer hoge mate van schuld grenzend aan roekeloosheid, waarop gelet op het zware lichamelijke letsel dat is veroorzaakt en het door de verdachte rijden onder invloed van een alcoholgehalte van 615 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, volgens de richtlijnen voor straftoemeting een gevangenisstraf staat voor de duur van 24 maanden alsmede een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren.
De verdediging heeft allereerst benadrukt het zeer spijtig te achten dat het slachtoffer nog geen vooruitgang heeft kunnen boeken in zijn herstel. Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat de door verdachte geuite schuldbewustheid ten aanzien van zijn gedragingen en het leed dat hij heeft veroorzaakt oprecht is, hij niet in hoger beroep wenste te gaan tegen het vonnis doch zijn straf wilde ondergaan om daarna zijn leven op te pakken. Inmiddels heeft verdachte dit – aldus de verdediging – met succes gedaan, reden waarom wordt verzocht hem niet meer naar de gevangenis te sturen en te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met de oplegging van een taakstraf.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is op 30 november 2018 nadat hij zijn verjaardag had gevierd en na het nuttigen van te veel alcoholhoudende drank, te weten 615 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, in de vroege ochtend met een auto gaan rijden waarvan hij wist dat de achterbanden onvoldoende profilering hadden. Het wegdek was die ochtend nat. Bij het naderen van een kruising op de Rembrandtlaan in Veghel heeft verdachte een aldaar voor het stoplicht stilstaande auto links ingehaald over een rijstrook bestemd voor links afslaand verkeer, waarna verdachte – in ieder geval rijdend met een snelheid van 76 km per uur, zijnde meer dan de plaatselijk toegestane snelheid van 50 km per uur – met zijn auto in een slip is geraakt, volledig de controle over de auto is kwijtgeraakt en hij [het slachtoffer], destijds 17 jaar), rijdend op zijn fiets op de parallelweg, heeft aangereden, waarna de auto in de tuin van een woning terecht is gekomen.
Het hof rekent verdachte deze gedragingen zwaar aan.
Het hof is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte een schuldverwijt opleveren dat in de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals die door de rechterlijke macht worden gehanteerd het midden houdt tussen de categorie ‘ernstige schuld’ en ‘zeer hoge mate van schuld’ (grenzend aan roekeloosheid). Daarbij neemt het hof in aanmerking dat sprake is van een combinatie van factoren, te weten zowel met te veel alcohol op rijden als met een voertuig dat niet aan de vereisten voldoet qua onderhoud als het ten toon spreiden van verkeersgevaarlijk gedrag met betrekking tot de snelheid en manier van inhalen en in relatie tot de weersomstandigheden. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de mate van schuld derhalve uitstijgt boven ‘ernstige schuld’ als bedoeld in de binnen de rechtspraak in dit verband ontwikkelde oriëntatiepunten en dat mitsdien als uitgangspunt dient te gelden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelegen tussen de duur van 7 maanden en 24 maanden.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof voorts gelet op:
  • het feit dat [het slachtoffer], ten tijde van het bewezenverklaarde 17 jaar oud, als gevolg van het bewezenverklaarde ernstig letsel heeft opgelopen, waaronder ernstige en blijvende neurologische schade (motorisch en cognitief);
  • de inhoud van de slachtofferverklaring afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van de zijde van het slachtoffer. Zijn moeder heeft het volgende naar voren gebracht:
o “[het slachtoffer] is 19 jaar en heeft 1,5 jaar in het ziekenhuis/revalidatie gezeten en 1 jaar thuis. Hij woont intussen niet meer thuis maar in [verblijfplaats slachtoffer] op een rehabilitatieafdeling. Thuis wonen is niet meer mogelijk omdat [het slachtoffer] zoveel structuur nodig heeft. Hij heeft hard gewerkt om weer te leren praten, eten, lopen en fietsen. Doordat de linkerkant van zijn lichaam verlamd is geweest door de gevolgen van het ongeluk, zal hij nooit meer de motoriek hebben die hij voor het ongeluk had. Dit levert bij [het slachtoffer] veel frustratie op en maakt hem boos en verdrietig. Hij kan geen prikkels meer verdragen, geen licht, geluid, stress etc. Hij heeft angststoornissen ontwikkeld ten gevolge van zijn zwaar hersenletsel. Zijn vrienden ziet hij niet meer omdat hij dat niet aankan. Hij zat in het tweede jaar MBO Electro Techniek. Maar dat zal nooit meer lukken. Weg droom om zelfstandig te werken en te wonen. Ook zijn rijbewijs zal hij nooit gaan halen. Bij een zware dag heeft hij zoveel stress en spanning dat hij de hele dag niets kan dan op bed liggen. Bij een redelijke dag krijgt hij eerst medicatie voor zijn slecht werkende schildklier als gevolg van het ongeluk en gaat hij ontbijten. Dan weer rusten. Na de koffie een half uurtje badmintonnen. Weer rusten en lunchen. Na het lunchen weer rusten en bij een goede dag even fietsen en wandelen. Dan avondeten en vroeg naar bed. Zo zien zijn dagen er uit.
o Hij wilde graag een vriendin. Maar nu zegt hij wie wil mij nu hebben? Dit is niet alleen zwaar voor [het slachtoffer] maar ook voor zijn zusje, ouders en grootouders.”
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de omstandigheid dat blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 maart 2021 en het overzicht van het CJIB uit het proces-verbaal (pagina’s 75-77) jegens verdachte reeds eerder meerdere strafbeschikkingen zijn uitgevaardigd wegens overtreding van de WVW voor het rijden onder invloed en het verlaten van de plaats van een ongeval.
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken, in het bijzonder de door verdachte ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen verklaring, die blijk geeft van oprechte schuldbewustheid en diepe spijt ten aanzien van zijn gedragingen en de onomkeerbare gevolgen daarvan alsmede het leed dat hij teweeg heeft gebracht bij zowel het slachtoffer als zijn familie.
Al het vorenoverwogene in aanmerking genomen kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof de verdachte voorts de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren. De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 WVW 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
Beslag
Het hof is van oordeel dat de in beslag genomen personenauto, merk BMW, [kenteken X] vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat zoals blijkt uit het onderzoek ter
terechtzitting dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is
begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan de verdachte toebehoorde.
Het hof zal overgaan tot verbeurdverklaring en heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 WVW 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 stk personenauto, merk BMW, [kenteken X]
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 11 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.C. Bosch en mr. E.E. van der Bijl zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.