ECLI:NL:GHSHE:2021:175
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep ontnemingsvordering in strafzaak met betrekking tot witwassen van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 juli 2018, waarbij een ontnemingsvordering is toegewezen. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1985, wederrechtelijk verkregen voordeel had van € 9.424,46 en hem verplicht tot betaling van € 8.000,00 aan de staat. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van de eerdere beslissing heeft gevorderd, en van de argumenten van de verdediging, die de ontnemingsvordering heeft betwist en gematigd wilde zien.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen voordeel heeft genoten en heeft een verklaring van zijn oom over een lening van € 9.000,00 ingebracht, alsook verklaringen van getuigen over legale gokwinsten. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de verdediging niet voldoende onderbouwd zijn en dat de gestelde geldlening niet aannemelijk is. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor witwassen en dat de ontnemingsvordering terecht is ingesteld.
Het hof heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure beoordeeld en heeft besloten om de betalingsverplichting met 15% te matigen. Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn.