Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
[adres] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 20 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd in Duitsland, was eerder veroordeeld voor opzetheling en het voorhanden hebben van een vervalst geschrift, alsook voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, en had de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 276 dagen.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou bevestigen. De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de feiten, maar heeft gepleit voor afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met een verbetering van de kwalificatie van feit 4, dat abusievelijk was gekwalificeerd onder artikel 13 van de Wet wapens en munitie in plaats van artikel 26.
Het hof heeft ook een aanvullende overweging opgenomen met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging, waarbij het hof oordeelt dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast, gezien de nieuwe strafbare feiten die de verdachte heeft gepleegd voor het einde van de proeftijd. Het hof heeft de beslissing genomen met inachtneming van de omstandigheden van de zaak, waaronder de detentie van de verdachte in Duitsland.