In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van diefstal van een fiets (merk Cortina) op 7 februari 2020 te Oss. De politierechter had eerder op 19 februari 2020 een vonnis gewezen, waartegen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen zou gelasten.
Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte de fiets had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, en dat hij dit deed door middel van braak. De raadsman van de verdachte had betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, maar het hof oordeelde dat de waarnemingen van de verbalisanten voldoende bewijs vormden voor de bewezenverklaring.
De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken en de tenuitvoerlegging van twee eerder opgelegde voorwaardelijke straffen werd gelast. Het hof overwoog dat de verdachte reeds eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de ernst van het bewezenverklaarde een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming rechtvaardigde. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.