ECLI:NL:GHSHE:2021:1716

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
20-000627-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een fiets met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van diefstal van een fiets (merk Cortina) op 7 februari 2020 te Oss. De politierechter had eerder op 19 februari 2020 een vonnis gewezen, waartegen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen zou gelasten.

Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte de fiets had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, en dat hij dit deed door middel van braak. De raadsman van de verdachte had betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, maar het hof oordeelde dat de waarnemingen van de verbalisanten voldoende bewijs vormden voor de bewezenverklaring.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken en de tenuitvoerlegging van twee eerder opgelegde voorwaardelijke straffen werd gelast. Het hof overwoog dat de verdachte reeds eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de ernst van het bewezenverklaarde een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming rechtvaardigde. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000627-20
Uitspraak : 12 mei 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 19 februari 2020, parketnummer 01-034293-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, parketnummers 01-247376-18 en 01-217100-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde straffen onder de parketnummers 01-247376-18 en 01-217100-19.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 februari 2020 te Oss, in elk geval in Nederland, een fiets (merk Cortina), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 februari 2020 te Oss een fiets (merk Cortina), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder bedoelde bewijsmiddelen [1] die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat aan de hand van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de fiets van aangeefster heeft gestolen. Het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is op cruciale punten onduidelijk. Uit dit proces-verbaal blijkt bijvoorbeeld niet vanuit welke richting de verbalisanten kwamen aanlopen en waar zij stonden toen zij verdachte zagen. Tevens hebben zij verdachte niet continu in het zicht gehad. Na de aanhouding van verdachte hebben zij geen gereedschap bij verdachte aangetroffen en ook het slot is niet teruggevonden. Voorts merkt de raadsman op dat pas op 26 april 2020 een aanvullend proces-verbaal is opgemaakt waarin is gerelateerd hoe men op 7 februari 2020 bij aangeefster is uitgekomen. Volgens de raadsman is daarmee in strijd met de verbaliseringsplicht niet onverwijld proces-verbaal opgemaakt van deze opsporingshandeling. Verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Op 7 februari 2020 bevonden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich in burger gekleed op het centraal station aan de Spoorlaan te Oss. Zij zagen een man vanuit het centrum aan komen lopen die de trap van de fietsenstalling op liep. Hierop zijn zij achter de man aangelopen. Aangekomen bij de fietsenstalling zagen zij de man aan de linkerkant van de fietsenstalling naar achter lopen, waarbij hij links en rechts naar fietsen aan het kijken was. De man liep naar een fiets en pakte deze uit de stalling en liep met de fiets richting de perrontrap met het achterwiel dat op slot stond over de grond slepend. De verbalisanten zagen dat het een zwarte damesfiets betrof van het merk Cortina. Vervolgens zagen de verbalisanten dat de man gebukt over de fiets ging staan en dat hij met zijn handen bij het slot bezig was. Daarop hoorden de verbalisanten een harde kraak en het geluid van ijzer dat op beton terecht kwam. Vervolgens zagen zij de man op de fiets stappen en richting de trap van de uitgang fietsen. Toen de man de fietsenstalling wilde verlaten liepen de verbalisanten naar de man toe en hebben zij hem aangehouden. [2] De man bleek verdachte te zijn. [3] Bij het politieverhoor is verdachte gevraagd wat hij kan verklaren over het gereedschap dat bij hem in beslag is genomen. Daarop antwoordde verdachte: “een tang en een multi-tool setje.” [4]
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hun waarnemingen duidelijk hebben beschreven. Daarbij is het niet relevant vanuit welke richting zij kwamen aanlopen, waar zij stonden toen zij verdachte zagen en of zij verdachte continu in het zicht hebben gehad omdat dat niet afdoet aan hetgeen zij hebben waargenomen.
De politie heeft de fiets kennelijk kunnen relateren aan aangeefster [benadeelde] , die op 7 februari 2020 aangifte deed van diefstal van haar fiets van het merk Cortina kleur zwart. Aangeefster verklaart dat zij deze fiets op 7 februari 2020 heeft gestald en afgesloten middels een ringslot op de eerste verdieping van de fietsenstalling aan de Spoorlaan te Oss. Van de politie hoort zij dat deze fiets is gestolen en dat er door het verbreken van het slot schade is ontstaan. [5]
Het hof acht het tenlastegelegde op basis van de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Het verweer dat in strijd met de verbaliseringsplicht niet onverwijld maar pas op 26 april 2020 een aanvullend proces-verbaal is opgemaakt, waarin wordt vermeld hoe men bij aangeefster uitkwam, behoeft geen bespreking omdat het hof dit proces-verbaal niet voor het bewijs bezigt. Dit proces-verbaal geeft het antwoord op de vraag hoe de verbalisanten bij aangeefster zijn uitgekomen (te weten door contact op te nemen met de rijwielhandelaar, vermeld op een sticker achter op de fiets), maar deze informatie is niet noodzakelijk om tot een bewezenverklaring te komen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets door middel van braak. Diefstal veroorzaakt hinder en schade voor de benadeelde. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 februari 2021 is verdachte reeds veelvuldig onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten en liep hij ten tijde van het delict in de proeftijd van twee voorwaardelijk opgelegde straffen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten en de justitiële documentatie van verdachte, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest met zich brengt.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 9 januari 2019 onder parketnummer 01-247376-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 weken dient te worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 18 september 2019 onder parketnummer 01-217100-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 30 dagen dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 9 januari 2019, parketnummer 01-247376-18, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 18 september 2019, parketnummer 01-217100-19, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 12 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.L.P. van Cruchten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het proces-verbaal van de Politie Eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam Maasland, registratienummer: PL2100-2020028684, op 8 februari 2020 in de wettige vorm opgemaakt en gesloten door verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s 1-35, hierna: politiedossier.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2020, p. 6-7.
3.Het proces-verbaal van aanhouding door burger d.d. 7 februari 2020, p. 14-15.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 februari 2020, p. 27.
5.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 februari 2020, p. 4-5.