ECLI:NL:GHSHE:2021:1706

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
20-001762-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangeefster, die op 18 december 2018 in Budel door de verdachte werd mishandeld en tegen haar wil werd vastgehouden. De verdachte had de deur op slot gedraaid, waardoor de aangeefster niet kon ontsnappen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat er geen bewijs was voor de mishandeling en dat de aangeefster onder invloed was tijdens haar verklaring.

Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de mishandeling en de wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen waren. Het hof oordeelde dat de aangeefster door de verdachte was mishandeld en dat zij wederrechtelijk van haar vrijheid was beroofd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof weegt in zijn beslissing de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte mee, en concludeert dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is voor de normhandhaving.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001762-20
Uitspraak : 12 mei 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 6 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-169729-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder de feiten 1 en 2 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd onder feit 1 en 2 en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de meervoudige kamer.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 18 december 2018 te Budel, gemeente Cranendonck [aangeefster] heeft mishandeld door:
- haar bij de keel te pakken en/of vast te houden/dicht te knijpen en/of
- haar meerdere keren hardhandig vast te pakken;
2.hij op of omstreeks 18 december 2018 te Budel, gemeente Cranendonck opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door de deur op slot te doen en/of meerdere keren voor de deur te gaan staan, terwijl die [aangeefster] naar de deur liep, waardoor die [aangeefster] de woning en/of kapsalon niet kon verlaten;
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.op 18 december 2018 te Budel, gemeente Cranendonck [aangeefster] heeft mishandeld door:
- haar bij de keel te pakken en vast te houden en dicht te knijpen en
- haar meerdere keren hardhandig vast te pakken;
2.op 18 december 2018 te Budel, gemeente Cranendonck opzettelijk [aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door de deur op slot te doen en meerdere keren voor de deur te gaan staan, terwijl die [aangeefster] naar de deur liep, waardoor die [aangeefster] de woning en/of kapsalon niet kon verlaten;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen worden genoemd, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar pagina’s van het proces-verbaal met documentcode PL2100-2019050935 van de eenheid Oost-Brabant District Helmond basisteam Dommelstroom, gesloten 20 maart 2019 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 73).
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2018 (pagina’s 6 – 8), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [aangeefster] :
Op 18 december 2018 was ik in de woning van [verdachte] in Budel aanwezig. We hebben eerst enige tijd gediscussieerd en geruzied en ik wilde zijn woning verlaten. Ik liep naar de buitendeur, maar [verdachte] ging voor de buitendeur staan en draaide de sleutel van de deur in het slot. Ik probeerde een paar keer naar de voordeur te lopen om weg te komen, maar steeds belette [verdachte] dit door tussen mij en de deur te gaan staan. Ineens pakte [verdachte] mij bij mijn keel en duwde mij achterover op bed. Hij hield zijn hand bij mijn keel en leunde met zijn gewicht op mijn keel wat pijn deed en ik kreeg nauwelijks lucht. Ook heeft [verdachte] mij diverse malen hard vastgepakt en op bed of op de grond gegooid waardoor ik pijn aan mijn lichaam had en bloeduitstortingen. Ik ben gisteren naar de huisarts geweest, omdat ik pijn had ten gevolge van de mishandeling. Ik heb pijn aan mijn keel, moeite en pijn met slikken en een grote blauwe plek op mijn rechter ellenboog. Voor de rest zit ik door het geweld van [verdachte] onder de blauwe plekken over mijn hele lichaam, waar ik gevallen ben en waar [verdachte] mij hardhandig had vastgepakt.
2.
De geneeskundige verklaring d.d. 15 februari 2019 (pagina 12), inhoudende de opgemaakte verklaring van [dokter] :
Medische informatie betreffende [aangeefster] op 21 december 2018:
Bloeduitstorting hals voorzijde, onder kaaklijn bdz. meerdere verspreide grotere en kleinere bloeduitstortingen schouder voorzijde rechts en bovenarm rechts, beide boven- en onderbenen, net boven bh-band rechts, rug rechts striem. Geschatte duur genezing 2 tot 3 weken.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 februari 2019 (pagina’s 23 – 25), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 1] :
Op 18 december 2018 was ik bij mijn vriendin, [getuige 2] , die boven een kapsalon woont. We hoorden beneden geschreeuw in de kapsalon en zijn toen naar beneden gegaan. Ik hoorde dat in de kapsalon een vrouw in paniek stond te schreeuwen om hulp. Ze riep: “Ik wil hier weg en hij laat me niet gaan”. Ik zag in de ogen van die vrouw dat ze doodsbang was. Ze was lijkbleek en het zweet liep over haar gezicht. Ik zag dat die vrouw aan de deur trok, maar deze was op slot en ze kreeg deze daardoor niet open. Aan de andere kant van de ruimte stond [verdachte] die haar er niet uit liet. In de ruimte achter de kapsalon zag ik [verdachte] heen en weer lopen. Ik zag dat [verdachte] van alles vernielde.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 februari 2019 (pagina’s 26 – 30), inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van [getuige 2] :
Ik zat op 18 december 2018 samen met [getuige 1] op de bank in mijn woning aan de [adres 2] in Budel. Ik woon boven de kapsalon van [verdachte] . Plots hoorde ik geschreeuw en gebonk. Ik hoorde dat een vrouw ‘help’ riep. We zijn naar beneden gegaan om te kijken wat er was. Ik zag dat er een vrouw in de kapsalon stond en ik zag haar door de glazen wand. Ik hoorde dat ze riep dat ze niet weg mocht van [verdachte] . Ik zag dat ze huilde. Ik zag een vrouw hysterisch in de kapsalon staan. Ik zag dat ze op en neer rende tussen de tussendeur en de voorgevel. Ik hoorde dat ze riep of wij haar vrij konden laten, omdat [verdachte] haar niet liet gaan. Ik zag dat [verdachte] achter in de woning rondliep. Ik kreeg de indruk dat betreffende vrouw daar tegen haar wil zat.
5.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 28 april 2021, voor zover inhoudende:
De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] kloppen. Zij hebben op 18 december 2018 in mijn woning en de daaraan grenzende kapsalon in de [adres 2] in Budel een vrouw aan de deur zien schreeuwen en zagen iemand die naar buiten wilde. Die vrouw was [aangeefster] . Het klopt dat ik toen daar op een gegeven moment spullen aan het vernielen was.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de mishandeling zijn er geen getuigen die de mishandeling hebben gezien. Voorts verklaren de getuigen en de verbalisanten niet over de aanwezigheid van enig letsel bij aangeefster. Het feit dat de medische verklaringen dateert van 21 december 2018, drie dagen na het tenlastegelegde feit, maakt volgens de verdediging niet dat het geconstateerde letsel aan de vermeende mishandeling gelinkt kan worden.
Indien sprake zou zijn van mishandeling, dan zal dat eerder een noodweerreactie zijn geweest van verdachte. De politie heeft namelijk geconstateerd dat verdachte verwondingen had over zijn rug.
Ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsbeneming dient de verdachte te worden vrijgesproken nu aangeefster in eerste instantie bij de politie niet heeft verklaard over het opsluiten door verdachte. Voorts was volgens de verdachte de voordeur van de woning gewoon open waardoor aangeefster weg had kunnen gaan.
Tot slot acht de verdediging de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar nu aangeefster, mede geconstateerd door de getuigen, duidelijk onder invloed was.
Het hof overweegt dien aangaande als volgt.
Voor wat betreft de mishandeling is het hof van oordeel dat het letsel dat is geconstateerd door [dokter] past bij de aangifte van [aangeefster] . De bloeduitstortingen op de keel komen overeen met de verklaring van aangeefster dat verdachte haar keel heeft dichtgedrukt en/of gehouden. De overige verwondingen passen bij het op de grond gooien van aangeefster door verdachte. Dat de geneeskundige verklaring drie dagen na het tenlastegelegde is vastgesteld maakt niet dat daarmee het causaal verband tussen het letsel en de mishandeling ontbreekt. Het is een feit van algemene bekendheid dat bloeduit-stortingen en blauwe plekken pas een of meer dagen na een mishandeling zichtbaar kunnen worden. Het feit dat de getuigen en de verbalisanten geen letsel bij aangeefster hebben waargenomen sluit niet uit dat aangeefster niet is mishandeld.
Het door de verdediging gedane beroep op noodweer verwerpt het hof nu dit beroep op geen enkele wijze feitelijk is onderbouwd. Ook overigens is het hof van oordeel dat zich geen feiten en omstandigheden in het dossier hebben voorgedaan die in de richting van een noodweersituatie zouden kunnen wijzen. Voorts overweegt het hof dat de aanwezige verwondingen bij verdachte, met name de krassen op zijn rug, heel goed passen in de verklaring van aangeefster waarbij zij zich heeft moeten verweren tegen de aanval van verdachte.
Ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving is het hof van oordeel dat de aangifte van [aangeefster] op belangrijke punten wordt ondersteund door de verklaringen van de twee onafhankelijke getuigen. Zo hebben de getuigen verklaard dat aangeefster in paniek was en niet weg kon gaan. Voorts liep verdachte achterin op en neer waardoor een eventuele andere uitgang werd geblokkeerd. Door het gedrag van verdachte namelijk dat hij dingen achter in de woning vernielde terwijl aangeefster in paniek was en weg wilde, maakt mede dat aangeefster niet in de gelegenheid was om een andere uitgang te zoeken of te benutten.
Het hof verwerpt alle door de verdediging gevoerde verweren.
Op grond van het voorgaande acht het hof het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, in zijn woning/kapsalon, schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster, met wie hij een seksuele relatie had. Verdachte heeft de deur op slot gedraaid, waardoor aangeefster de woning niet kon verlaten. Daarna heeft verdachte aangeefster bij de keel gepakt, haar keel dichtgedrukt en haar meerdere keren hardhandig vastgepakt, waar aangeefster letsel aan heeft overgehouden. Verdachte heeft aangeefster hiermee in haar persoonlijke bewegingsvrijheid belemmerd en inbreuk gemaakt op haar lichamelijk en geestelijke integriteit. Voor aangeefster moet dit een heel beangstigende situatie zijn geweest.
Kijkend naar de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 februari 2021, waaruit onder meer blijkt dat verdachte op 17 maart 2017 middels een strafbeschikking een taakstraf opgelegd heeft gekregen voor mishandeling in de huiselijke sfeer. Het hof moet hierom rekening houden met het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht. In het nadeel van de verdachte weegt het hof in dit verband mee dat verdachte dus al eerder is veroordeeld voor agressiedelicten. Ook weegt het hof in het nadeel van verdachte mee dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag maar de schuld geheel bij aangeefster legt.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt voor de hierna te melden duur. Het hof zal – overeenkomstig de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal – een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes weken waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. F.C.J.E. Meeuwis en mr. H. von Hebel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 12 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H. von Hebel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.