ECLI:NL:GHSHE:2021:1704

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
20-000090-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in een leerplichtzaak met betrekking tot ongeoorloofd schoolverzuim door een jongere

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een jongere, geboren in 2004, die niet voldeed aan zijn leerplicht door ongeoorloofd schoolverzuim. De verdachte was ingeschreven bij een onderwijsinstelling, maar heeft in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 27 september 2020 niet voldaan aan zijn verplichtingen om het volledige onderwijsprogramma te volgen. De advocaat-generaal vorderde een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden voor toezicht door de jeugdreclassering. De verdediging betoogde dat de verdachte geen verwijt kon worden gemaakt, maar het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor zijn afwezigheid op school. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte de tenlastelegging had begaan en sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De opgelegde sanctie bestond uit een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. Het hof baseerde zijn beslissing op de Leerplichtwet 1969 en relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000090-21
Uitspraak : 12 mei 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 11 januari 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-271314-20 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
wonende te [adres 1]
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd en verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie waarvan 40 uur subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering.
Namens verdachte is bepleit dat de verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Subsidiair is verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel en meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2020 tot en met 27 september 2020 te Boxtel meermalen, althans eenmaal, als jongere, die als leerling, vavo-student of mbo-student van een school of instelling, te weten [college] stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan zijn verplichting het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken en/of het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 10b10, tweede lid en/of 10b21, tweede lid en/of 25a, derde lid, onderdeel d en/of 58a, derde lid, onderdeel d van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling werd aangeboden, te volgen, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 was beëindigd en hij de leeftijd van 18 jaar niet had bereikt en hij geen startkwalificatie had behaald.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 27 september 2020 te Boxtel meermalen als jongere, die als leerling, vavo-student of mbo-student van een school of instelling, te weten [college] stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan zijn verplichting het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken en/of het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 10b10, tweede lid en/of 10b21, tweede lid en/of 25a, derde lid, onderdeel d en/of 58a, derde lid, onderdeel d van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling werd aangeboden, te volgen, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 was beëindigd en hij de leeftijd van 18 jaar niet had bereikt en hij geen startkwalificatie had behaald.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359 lid 3 Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
  • Het op 22 oktober 2020 op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal Leerplicht van [leerplichtambtenaar] in dienst van de gemeente ’s-Hertogenbosch (ongenummerd);
  • De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 28 april 2021.
Bewijsoverwegingen
Door de verdediging is bepleit dat ondanks dat verdachte niet op school is geweest hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Verdachte heeft in zijn jonge leven al veel op zijn pad gekregen en is tegen zijn wil in naar Brabant gegaan. Verdachte heeft op school bijzondere begeleiding nodig die hij naar eigen zeggen niet heeft gekregen. Doordat verdachte niet kreeg wat hij nodig had kon hij niet naar school gaan en kon hij niet anders dan verzuimen te komen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat het verdachte verweten kan worden dat hij niet naar school is gegaan. Ondanks dat de verdachte op de betreffende school niet kreeg wat hij nodig had, is er vanuit de Raad voor de Kinderbescherming een alternatief aangeboden. Dit alternatief heeft de verdachte op geen enkele wijze aangepakt. Hij heeft zelfs voorkomen dat zijn moeder hem voor het alternatieve onderwijs kon inschrijven door zijn identiteitsbewijs achter te houden. Het hof is van oordeel dat verdachte niet eigenmachtig had mogen beslissen om dan maar van school te verzuimen.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Het hof is van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
als jongere die kwalificatieplichtig is de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden begeleiding door Stichting Jeugdbescherming Brabant en de Jeugdreclassering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde toezicht door de Jeugdreclassering.
De raadsman heeft verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
De verdachte heeft zich in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 27 september 2020 schuldig gemaakt aan ongeoorloofd schoolverzuim en heeft daarmee niet voldaan aan de verplichtingen uit de Leerplichtwet 1969.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 februari 2021 waaruit volgt dat de verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen.
Voorts heeft het hof gelet op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 16 december 2020 en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, een passende bestraffing is.
Het hof acht voorts geboden dat aan verdachte als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met de jeugdreclassering wordt opgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gezegd dat hij dergelijke begeleiding zal accepteren en dat hij de zin daarvan inziet.
De voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 4c en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie;
bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij de Stichting Jeugdbescherming Brabant te [adres 2] meldt en zich daar zal blijven melden, zolang de jeugdreclassering dat nodig oordeelt en zich laat begeleiden door de jeugdreclassering ook als dit inhoudt meewerken aan een nader te bepalen traject gericht op dagbesteding en/of begeleiding of behandeling;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming Brabant tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. E.N. van der Spoel en mr. H. von Hebel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 12 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H. von Hebel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.