In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2017, die sinds 19 december 2019 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 december 2020 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd. De moeder stelt dat er geen noodzaak meer is voor de uithuisplaatsing, omdat zij haar leven op orde heeft en in staat is om voor haar kind te zorgen met hulpverlening. De GI daarentegen betwist dit en stelt dat de moeder nog steeds met eigen problematiek kampt en niet in staat is om de zorg voor de minderjarige adequaat te vervullen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 mei 2021 zijn zowel de moeder als de GI gehoord. De GI heeft aangegeven dat er al veel hulp is ingezet voor de moeder, maar dat deze niet succesvol is geweest. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder evaluatieverslagen en proces-verbaal van eerdere behandelingen. Het hof concludeert dat er nog steeds een noodzaak bestaat voor de uithuisplaatsing, gezien de instabiliteit van de moeder en de recente vermindering van contactmomenten tussen de moeder en de minderjarige.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 19 december 2021. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, die momenteel in een stabiele omgeving verblijft.