De moeder voert, kort samengevat, aan dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen contact met de vader willen en niet te dwingen zijn.
[minderjarige 1] heeft van meet af aan consequent, impliciet en expliciet aangegeven dat zij niet naar de vader toe wil gaan en geen contact met hem wil. Zij is inmiddels 16 jaar en in staat om haar eigen keuze te maken. Er is sprake van een zodanige breuk in de relatie tussen de vader en [minderjarige 1] dat herstel daarvan niet meer zal plaatsvinden voordat [minderjarige 1] 18 jaar is, aldus de moeder.
Elk (begeleid) contactmoment met de vader treedt [minderjarige 1] met tegenzin tegemoet. Zij ervaart de door de rechter opgelegde regeling als zeer beklemmend. Zij heeft er last van in haar dagelijkse leven en op school.
Ook [minderjarige 2] heeft consequent, impliciet en expliciet aangegeven dat hij niet naar de vader wil gaan en geen contact met hem wil. Ook hij laat tegenzin zien en weigert mee te werken aan enige vorm van contact met de vader. Het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige 2] zijn ernstig in het geding.
De moeder betwist dat de onwerkbaarheid van de opbouwzorgregeling te wijten is aan haar opstelling. Zij stimuleert het contact tussen de kinderen en de vader en heeft altijd haar medewerking verleend aan de trajecten. Zij spoorde hen ook aan, hoewel de kinderen weigerachtig waren om mee te gaan.
De rechtbank heeft onvoldoende rekening gehouden met de signalen die gegeven zijn door [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en deze signalen ten onrechte als “door de moeder beïnvloed” afgedaan.
De moeder benadrukt dat het op grond van het voorgaande op dit moment niet in het belang is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om contact te hebben met de vader, aangezien zij veel psychische problemen ondervinden en stress ervaren door het contact met de vader. Bovendien is de opgelegde (opbouw) zorgregeling praktisch onuitvoerbaar en onwerkbaar en leidt deze tot emotionele schade bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en frustreert hun ontwikkeling.
De kinderen hebben na jarenlang onderwerp van dispuut te zijn geweest, behoefte aan rust en een leven vrij van belastende gesprekken, begeleiding en bemiddeling.
De contactmomenten tussen de vader, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dienen dan ook zorgvuldiger, langzamer en met meer gemeenschappelijke consensus te worden uitgebreid. Slechts dan is effectief contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mogelijk.
De moeder acht het daarom in het belang van de kinderen dat er geen verplichte contactmomenten tussen de vader en de kinderen zijn en dat zij zelf mogen bepalen of zij wel of geen contact met de vader wensen dan wel een zodanige zorgregeling vast te leggen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in onderling overleg met de vader kunnen bepalen of, wanneer, en hoe vaak contact tussen hen plaatsvindt.
Tot slot verzoekt de moeder het hof om eventueel een evaluatie dan wel een nieuw onderzoek door de raad te laten uitvoeren.