3.3.Uit het dossier is gebleken dat de vader en [minderjarige] sinds december 2018 geen contact meer met elkaar hebben gehad.
Procedure bij de rechtbank
3.4.1.De vader heeft de rechtbank op 5 maart 2019 verzocht vast te stellen dat [minderjarige] bij hem verblijft eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondag 19.30 uur met een verdeling van de schoolvakanties, zoals verwoord in zijn verzoekschrift eerste aanleg.
3.4.2.De vrouw heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de verzoeken van de vader worden afgewezen en hem het recht op omgang wordt ontzegd.
3.4.3.De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 23 december 2019 de bijzondere curator benoemd en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.4.4.Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking (30 juli 2020), heeft de rechtbank de beschikking van het hof van 26 november 2015 en de daarbij vastgestelde zorgregeling gewijzigd en de vader tijdelijk, voor de periode van één jaar met ingang van de datum van de beschikking, verboden contact te hebben met [minderjarige], met dien verstande dat het de vader zal zijn toegestaan om één keer per twee maanden een kaartje of een (Whatsapp-)berichtje naar [minderjarige] te sturen.
3.5.1.De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. Volgens de vader dient zo snel mogelijk gewerkt te worden aan contactherstel en verplichte medewerking aan hulpverlening in het bijzonder voor [minderjarige], maar ook voor de ouders. De vader is bereid om het contactherstel langzaam op gang te laten komen. De moeder dient haar medewerking te verlenen om gepaste hulpverlening te accepteren en te laten starten voor [minderjarige] en de ouders. De vader wil meewerken aan een hulpverleningstraject voor de ouders bij Kinderen Uit de Knel (KUK), conform het advies van de bijzondere curator. De vader zou graag zien dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld van de GI. In dat geval kan de moeder een schriftelijke aanwijzing krijgen; dat vindt hij erg relevant.
3.5.2.De moeder verweert zich en stelt dat de wens om geen contact te hebben met de vader van [minderjarige] zelf komt. Vanaf het moment dat [minderjarige] twee of drie jaar oud was, had zij al weerstand tegen de vader. De vader heeft nooit in gezinsverband met [minderjarige] geleefd; hij was er twee dagen per week. [minderjarige] heeft zich sinds de beschikking van de rechtbank positief ontwikkeld. Eerder was ze verdrietig, depressief en gestrest. Nu heeft [minderjarige] rust. De moeder wil dat [minderjarige] gelukkig is en zij kan haar niet dwingen om naar de vader te gaan. Dat werkt niet. De moeder wil niet meewerken aan KUK. Er is al genoeg hulp ingezet in het verleden. De moeder heeft het druk en zo’n traject kost teveel tijd, energie, ellende en stress. Bovendien heeft de moeder er zelf geen behoefte aan en weet zij zeker dat het toch niets oplevert.
3.5.3.De bijzondere curator zou graag zien dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld van de GI. Er spelen nog veel problemen op ex-partnerniveau waardoor de draai naar het ouderschap niet kan worden gemaakt. Systemische hulp vanuit KUK (De Viersprong) is noodzakelijk voor een duurzaam contactherstel tussen de vader en [minderjarige]. Deze hulp kan de onderliggende conflictpatronen blootleggen, persoonlijkheidskenmerken en kindgebonden kenmerken helder krijgen, ruimte bieden aan de moeder voor rouw en verlies en de betrokkenen “ontschuldigen” en opnieuw in hun kracht zetten.
3.5.4.De raad heeft verklaard dat er afgelopen tien jaar te weinig is ingezet aan gerichte hulpverlening aan de ouders, terwijl dit wel nodig was om de situatie te verbeteren. Het is gangbaar dat de hulpverlening probeert te komen tot een oplossing als er contactverlies dreigt. Dat is in dit geval niet gebeurd. De raad is van mening dat pas daarna definitief kan worden besloten dat er geen contact meer mogelijk is. De ouders moeten eerst zelf aan de slag. De raad ondersteunt het advies van de bijzondere curator. Als de ouders starten met de hulp van KUK, doen zij dat afzonderlijk van elkaar en wordt tegelijkertijd [minderjarige] wens gerespecteerd om nu geen contact met de vader te hebben. Als de ouders dat niet willen, biedt de raad aan een onderzoek te doen naar de (on)mogelijkheden van het systeem en hoe dit systeem in beweging kan komen, de mogelijkheden en belemmeringen van een zorgregeling en om meer zicht te krijgen op de ontwikkeling van [minderjarige] (zorgen en krachten). Als de raad daarvoor aanleiding ziet, kan hij dit onderzoek ambtshalve uitbreiden naar een beschermingsonderzoek. Op dit moment ziet de raad nog onvoldoende aanleiding voor een ondertoezichtstelling.
3.5.5.[minderjarige] heeft verteld dat ze absoluut niet naar haar vader toe wil. Ze voelt geen band met hem en hij speelt geen belangrijke rol in haar leven. [minderjarige] krijgt stress als ze naar hem toe moet. Ze voelt zich niet op haar gemak bij hem. Er is nooit een kantelpunt geweest; het is altijd zo geweest dat [minderjarige] een vader had die ze niet leuk vond. [minderjarige] weet niet wat haar moeder ervan vindt als ze contact zou hebben met de vader. Als [minderjarige] ouders samen een hulpverleningstraject met elkaar aangaan, zou [minderjarige] daar geen bezwaar tegen hebben, al gelooft ze niet dat haar ouders ooit kunnen samenwerken.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1. Circa 2,5 jaar geleden is het contact tussen [minderjarige] en de vader verbroken. [minderjarige] is sindsdien heel stellig in haar mening dat zij de vader niet meer wil zien. [minderjarige] wil dat haar wens gerespecteerd wordt. Het hof is het echter met de raad van oordeel dat een ontzegging van het contact tussen de vader en [minderjarige] nu nog niet aan de orde is en dat hiervan pas sprake kan zijn wanneer enige vorm van hulpverlening is ingezet om te onderzoeken wat er aan de hand is. De afgelopen jaren is nimmer passende hulpverlening aan de ouders (individueel) ingezet. De bijzondere curator heeft geadviseerd dat de ouders deelnemen aan een traject bij KUK. De rechtbank en de raad hebben dit advies onderschreven. Deze optie heeft voor het hof ook de voorkeur. De ouders gaan dan, los van elkaar, aan de slag met zichzelf en daarbij wordt de wens van [minderjarige] gerespecteerd om voorlopig geen contact met haar vader te hebben. De vader is bereid om aan een dergelijk traject deel te nemen, maar de moeder niet. Het hof ziet daarom aanleiding om, zoals ter zitting door de raad geopperd, de raad te verzoeken om een onderzoek in te stellen.
Het hof zal de behandeling van de zaak – zoals reeds aan partijen tijdens de mondelinge behandeling kenbaar is gemaakt – aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van contactherstel tussen de vader en [minderjarige] en de ontwikkeling van [minderjarige]. Zo nodig kan de raad een beschermingsonderzoek verrichten.
Het hof verzoekt de raad om te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen.
- Hoe verloopt de ontwikkeling van [minderjarige]? Waar liggen de krachten en de eventuele zorgen?
- Waar komen de belemmeringen bij [minderjarige] vandaan die ervoor zorgen dat zij geen contact wil met de vader?
- Zijn er bij de moeder belemmeringen aanwezig, en zo ja, waaruit bestaan deze belemmeringen, die een contactherstel tussen de vader en [minderjarige] in de weg staan?
- In hoeverre is de moeder in staat om de mogelijke gevolgen voor [minderjarige] op de lange termijn van een (huidige) ontzegging van het contact tussen de vader en [minderjarige], te overzien en wat heeft de moeder hiervoor nodig?
- Wat is nodig om de belemmeringen bij [minderjarige] en/of de moeder voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige] weg te nemen?
- Welke (on)mogelijkheden ziet de raad voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige]?
- Indien contactherstel is aangewezen, welke professionele begeleiding is dan nodig en zo ja, voor wie en aan welke hulpverlening/begeleiding kan worden gedacht?
- Zijn er gronden om te bepalen dat geen zorgregeling kan worden vastgesteld?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in het kader van de voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
Het hof gaat er daarbij van uit dat de raad haar onderzoek zal uitbreiden naar een beschermingsonderzoek indien daartoe aanleiding bestaat.
3.6.2.In afwachting van het resultaat van het onderzoek en het advies door de raad, zal het hof iedere verdere beslissing zes maanden aanhouden. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.