ECLI:NL:GHSHE:2021:1694

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
200.285.364_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake contactverbod tussen vader en minderjarige dochter met verzoek om contactherstel en hulpverlening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vader die door de rechtbank Oost-Brabant een contactverbod van één jaar is opgelegd met zijn minderjarige dochter. De vader heeft in hoger beroep verzocht om dit contactverbod te vernietigen en om contactherstel te bewerkstelligen. De dochter, geboren in 2006, heeft aangegeven haar vader niet te willen zien, wat de moeder ondersteunt. De bijzondere curator heeft geadviseerd om individuele hulpverlening voor de ouders te starten, maar de vader is bereid om hieraan mee te werken terwijl de moeder dat niet is. Het hof heeft besloten dat er een raadsonderzoek moet komen naar de mogelijkheden voor contactherstel en de ontwikkeling van de dochter. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden en de raad verzocht om een rapport op te stellen over de situatie. De ouders zijn in het verleden gehuwd geweest en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de dochter. De zaak is complex door de langdurige afwezigheid van contact tussen de vader en de dochter en de verschillende standpunten van de ouders over hulpverlening en contact.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 27 mei 2021
Zaaknummer: 200.285.364/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/344306 / FA RK 19-1226
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. K. Coenders-El Dahri,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- mevrouw M.P.J.M. van Heijst-van der Lee,
kantoorhoudende [kantoorplaats],
hierna te noemen: de bijzondere curator.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland,
locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over het contact tussen de vader en [minderjarige] (roepnaam: [minderjarige]), geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats].

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 juli 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 oktober 2020, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
Primair:
  • contactherstel binnen twee weken na de mondelinge behandeling zal worden opgestart, in die zin dat [minderjarige] de eerstvolgende zaterdagmiddag/zondagmiddag met de vader zal lunchen, daarna eenmaal in de veertien dagen voor een periode van 10 weken op zaterdagmiddag of zondagmiddag;
  • in overleg met [minderjarige], rekening houdende met haar sociale leven, de contactregeling wordt besproken waarin wel enig structuur zal zijn;
  • de moeder wordt verplicht haar medewerking te verlenen teneinde hulpverlening te accepteren voor [minderjarige] en de ouders;
  • [minderjarige] in de even jaren zowel in de herfstvakantie als in de voorjaarsvakantie van vrijdag na school tot de week daaropvolgend zondagavond bij 19.30 uur de vader verblijft;
  • [minderjarige] in de oneven jaren in de meivakantie (twee weken) van vrijdag na school tot de laatste vakantiedag (zondagavond 19.30 uur) bij de vader verblijft;
  • voor het overige, voor wat betreft de kerst en de zomervakantie, de regeling blijft gelden zoals door het hof bij beschikking van 26 november 2015 is vastgesteld;
  • de moeder wordt veroordeeld om haar volledige medewerking te verlening aan de hulpverlening, contactherstel en de contactregeling, onder verbeurte van een bedrag van € 1.000,- per dag, dan wel gedeelte van de dag dat de moeder geen volledige medewerking verleent en/of dat de moeder de uitspraak van het hof niet of slechts gedeeltelijk nakomt, althans dat het hof een dwangsom bepaalt;
Subsidiair:
- bij weigering van de moeder haar medewerking te verlenen aan de juiste hulpverlening voor [minderjarige] en voor haarzelf, op grond van artikel 1:253a lid 2 BW, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] gewijzigd wordt en vastgesteld wordt dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 18 december 2020, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 mei 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaten;
  • de bijzondere curator;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling in gesprek gegaan met de voorzitter, in het bijzijn van de griffier. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 14 juli 2020;
  • de brief van de bijzondere curator van 1 december 2020;
  • de brief met bijlagen van de bijzondere curator van 14 december 2020.

3.De beoordeling

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 13 juni 2008 is tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 7 augustus 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Voorafgaand aan het huwelijk (op 16 oktober 2006) is geboren:
- [minderjarige] (hierna:
[minderjarige]), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats].
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige].
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en [minderjarige]. Hierna hebben er meerdere rechtszaken plaatsgevonden tussen de ouders. Voor nu is relevant dat het hof bij beschikking van 26 november 2015 een zorgregeling heeft vastgesteld van, kort gezegd, één weekend per veertien dagen en een verdeling van de vakantie.
3.3.
Uit het dossier is gebleken dat de vader en [minderjarige] sinds december 2018 geen contact meer met elkaar hebben gehad.
Procedure bij de rechtbank
3.4.1.
De vader heeft de rechtbank op 5 maart 2019 verzocht vast te stellen dat [minderjarige] bij hem verblijft eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondag 19.30 uur met een verdeling van de schoolvakanties, zoals verwoord in zijn verzoekschrift eerste aanleg.
3.4.2.
De vrouw heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de verzoeken van de vader worden afgewezen en hem het recht op omgang wordt ontzegd.
3.4.3.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 23 december 2019 de bijzondere curator benoemd en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.4.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking (30 juli 2020), heeft de rechtbank de beschikking van het hof van 26 november 2015 en de daarbij vastgestelde zorgregeling gewijzigd en de vader tijdelijk, voor de periode van één jaar met ingang van de datum van de beschikking, verboden contact te hebben met [minderjarige], met dien verstande dat het de vader zal zijn toegestaan om één keer per twee maanden een kaartje of een (Whatsapp-)berichtje naar [minderjarige] te sturen.
Procedure bij het hof
3.5.1.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. Volgens de vader dient zo snel mogelijk gewerkt te worden aan contactherstel en verplichte medewerking aan hulpverlening in het bijzonder voor [minderjarige], maar ook voor de ouders. De vader is bereid om het contactherstel langzaam op gang te laten komen. De moeder dient haar medewerking te verlenen om gepaste hulpverlening te accepteren en te laten starten voor [minderjarige] en de ouders. De vader wil meewerken aan een hulpverleningstraject voor de ouders bij Kinderen Uit de Knel (KUK), conform het advies van de bijzondere curator. De vader zou graag zien dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld van de GI. In dat geval kan de moeder een schriftelijke aanwijzing krijgen; dat vindt hij erg relevant.
3.5.2.
De moeder verweert zich en stelt dat de wens om geen contact te hebben met de vader van [minderjarige] zelf komt. Vanaf het moment dat [minderjarige] twee of drie jaar oud was, had zij al weerstand tegen de vader. De vader heeft nooit in gezinsverband met [minderjarige] geleefd; hij was er twee dagen per week. [minderjarige] heeft zich sinds de beschikking van de rechtbank positief ontwikkeld. Eerder was ze verdrietig, depressief en gestrest. Nu heeft [minderjarige] rust. De moeder wil dat [minderjarige] gelukkig is en zij kan haar niet dwingen om naar de vader te gaan. Dat werkt niet. De moeder wil niet meewerken aan KUK. Er is al genoeg hulp ingezet in het verleden. De moeder heeft het druk en zo’n traject kost teveel tijd, energie, ellende en stress. Bovendien heeft de moeder er zelf geen behoefte aan en weet zij zeker dat het toch niets oplevert.
3.5.3.
De bijzondere curator zou graag zien dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld van de GI. Er spelen nog veel problemen op ex-partnerniveau waardoor de draai naar het ouderschap niet kan worden gemaakt. Systemische hulp vanuit KUK (De Viersprong) is noodzakelijk voor een duurzaam contactherstel tussen de vader en [minderjarige]. Deze hulp kan de onderliggende conflictpatronen blootleggen, persoonlijkheidskenmerken en kindgebonden kenmerken helder krijgen, ruimte bieden aan de moeder voor rouw en verlies en de betrokkenen “ontschuldigen” en opnieuw in hun kracht zetten.
3.5.4.
De raad heeft verklaard dat er afgelopen tien jaar te weinig is ingezet aan gerichte hulpverlening aan de ouders, terwijl dit wel nodig was om de situatie te verbeteren. Het is gangbaar dat de hulpverlening probeert te komen tot een oplossing als er contactverlies dreigt. Dat is in dit geval niet gebeurd. De raad is van mening dat pas daarna definitief kan worden besloten dat er geen contact meer mogelijk is. De ouders moeten eerst zelf aan de slag. De raad ondersteunt het advies van de bijzondere curator. Als de ouders starten met de hulp van KUK, doen zij dat afzonderlijk van elkaar en wordt tegelijkertijd [minderjarige] wens gerespecteerd om nu geen contact met de vader te hebben. Als de ouders dat niet willen, biedt de raad aan een onderzoek te doen naar de (on)mogelijkheden van het systeem en hoe dit systeem in beweging kan komen, de mogelijkheden en belemmeringen van een zorgregeling en om meer zicht te krijgen op de ontwikkeling van [minderjarige] (zorgen en krachten). Als de raad daarvoor aanleiding ziet, kan hij dit onderzoek ambtshalve uitbreiden naar een beschermingsonderzoek. Op dit moment ziet de raad nog onvoldoende aanleiding voor een ondertoezichtstelling.
3.5.5.
[minderjarige] heeft verteld dat ze absoluut niet naar haar vader toe wil. Ze voelt geen band met hem en hij speelt geen belangrijke rol in haar leven. [minderjarige] krijgt stress als ze naar hem toe moet. Ze voelt zich niet op haar gemak bij hem. Er is nooit een kantelpunt geweest; het is altijd zo geweest dat [minderjarige] een vader had die ze niet leuk vond. [minderjarige] weet niet wat haar moeder ervan vindt als ze contact zou hebben met de vader. Als [minderjarige] ouders samen een hulpverleningstraject met elkaar aangaan, zou [minderjarige] daar geen bezwaar tegen hebben, al gelooft ze niet dat haar ouders ooit kunnen samenwerken.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1. Circa 2,5 jaar geleden is het contact tussen [minderjarige] en de vader verbroken. [minderjarige] is sindsdien heel stellig in haar mening dat zij de vader niet meer wil zien. [minderjarige] wil dat haar wens gerespecteerd wordt. Het hof is het echter met de raad van oordeel dat een ontzegging van het contact tussen de vader en [minderjarige] nu nog niet aan de orde is en dat hiervan pas sprake kan zijn wanneer enige vorm van hulpverlening is ingezet om te onderzoeken wat er aan de hand is. De afgelopen jaren is nimmer passende hulpverlening aan de ouders (individueel) ingezet. De bijzondere curator heeft geadviseerd dat de ouders deelnemen aan een traject bij KUK. De rechtbank en de raad hebben dit advies onderschreven. Deze optie heeft voor het hof ook de voorkeur. De ouders gaan dan, los van elkaar, aan de slag met zichzelf en daarbij wordt de wens van [minderjarige] gerespecteerd om voorlopig geen contact met haar vader te hebben. De vader is bereid om aan een dergelijk traject deel te nemen, maar de moeder niet. Het hof ziet daarom aanleiding om, zoals ter zitting door de raad geopperd, de raad te verzoeken om een onderzoek in te stellen.
Het hof zal de behandeling van de zaak – zoals reeds aan partijen tijdens de mondelinge behandeling kenbaar is gemaakt – aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van contactherstel tussen de vader en [minderjarige] en de ontwikkeling van [minderjarige]. Zo nodig kan de raad een beschermingsonderzoek verrichten.
Het hof verzoekt de raad om te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen.
  • Hoe verloopt de ontwikkeling van [minderjarige]? Waar liggen de krachten en de eventuele zorgen?
  • Waar komen de belemmeringen bij [minderjarige] vandaan die ervoor zorgen dat zij geen contact wil met de vader?
  • Zijn er bij de moeder belemmeringen aanwezig, en zo ja, waaruit bestaan deze belemmeringen, die een contactherstel tussen de vader en [minderjarige] in de weg staan?
  • In hoeverre is de moeder in staat om de mogelijke gevolgen voor [minderjarige] op de lange termijn van een (huidige) ontzegging van het contact tussen de vader en [minderjarige], te overzien en wat heeft de moeder hiervoor nodig?
  • Wat is nodig om de belemmeringen bij [minderjarige] en/of de moeder voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige] weg te nemen?
  • Welke (on)mogelijkheden ziet de raad voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige]?
  • Indien contactherstel is aangewezen, welke professionele begeleiding is dan nodig en zo ja, voor wie en aan welke hulpverlening/begeleiding kan worden gedacht?
  • Zijn er gronden om te bepalen dat geen zorgregeling kan worden vastgesteld?
  • Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in het kader van de voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om te vermelden?
Het hof gaat er daarbij van uit dat de raad haar onderzoek zal uitbreiden naar een beschermingsonderzoek indien daartoe aanleiding bestaat.
3.6.2.
In afwachting van het resultaat van het onderzoek en het advies door de raad, zal het hof iedere verdere beslissing zes maanden aanhouden. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen zoals hiervoor in rechtsoverweging 3.6.1. is uiteengezet en daaromtrent uiterlijk twee weken vóór de nader te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen;
bepaalt dat de behandeling van de zaak – indien nodig – zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad nader te bepalen datum, waarvoor partijen, de bijzondere curator en de raad zullen worden opgeroepen;
houdt de behandeling van de zaak aan tot maandag
29 november 2021 pro forma;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is op 27 mei 2021 door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.D.M. Lamers en A.J.F. Manders, gegeven en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst en op 10 juni 2021 op schrift gesteld.