In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie tussen twee voormalige echtgenoten. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had eerder een verzoek tot vaststelling van partneralimentatie ingediend, dat door de rechtbank Limburg op 16 juni 2020 was afgewezen. De vrouw is op 7 augustus 2020 in hoger beroep gekomen, terwijl de man op 16 oktober 2020 een verweerschrift met een incidenteel hoger beroep heeft ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2021 is de vrouw in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaten, terwijl de man niet aanwezig was maar vertegenwoordigd werd door zijn advocaat.
Het hof heeft vastgesteld dat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest en dat hun huwelijk op 11 maart 2016 is ontbonden. De vrouw heeft geen kinderen en is 80-100% arbeidsongeschikt, waardoor zij niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De man heeft betwist dat hij in staat is om de verzochte alimentatie te betalen, maar het hof heeft geoordeeld dat de man met ingang van 10 juni 2021 ten minste de draagkracht heeft om een partneralimentatie van € 360,- bruto per maand te betalen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de man veroordeeld tot betaling van de alimentatie, met compensatie van de proceskosten.
De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de kosten van het geding in beide instanties gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken.