In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte, die sinds 21 oktober 2020 in voorlopige hechtenis verkeert, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.J. Woodrow, gehoord en het dossier bestudeerd.
Het hof oordeelt dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs. De bevindingen in het dossier, waaronder het aantreffen van de verdachte in de nabijheid van een drugslab en het gebruik van een PGP-telefoon, wijzen op een gevaar voor herhaling. De productie en handel in synthetische drugs zijn lucratief, en de verdachte heeft blijk gegeven van een mentaliteit die vrezen doet voor herhaling van strafbare feiten.
Desondanks heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen, omdat de verdachte geruime tijd in voorlopige hechtenis verblijft en er nog geen zicht is op een inhoudelijke behandeling van de zaak. Het hof heeft voorwaarden verbonden aan de schorsing, waaronder de verplichting om zich op bepaalde tijden te melden bij de rechtbank. Het hof bevestigt de beschikking waarvan beroep en wijst het hoger beroep af.