ECLI:NL:GHSHE:2021:1687

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
000453-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing hoger beroep en toewijzing schorsingsverzoek voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte is sinds 17 november 2020 in voorlopige hechtenis en heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het verzoek tot opheffing had afgewezen. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Broere, gehoord en het dossier bestudeerd. Het hof concludeert dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die ook niet worden betwist. Er is bovendien gevaar voor herhaling, gezien de aard van de aan verdachte verweten feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Ondanks het feit dat de verdachte geen eerdere strafbare feiten heeft gepleegd, weegt het hof de belangen van de samenleving zwaarder dan de persoonlijke belangen van de verdachte op dit moment.

Het hof heeft echter ook overwogen dat de verdachte geruime tijd in voorlopige hechtenis verblijft en dat er nog geen zicht is op een inhoudelijke behandeling van de zaak. Gezien de lange duur van de voorlopige hechtenis en de omstandigheden van de verdachte, heeft het hof besloten om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen. De schorsing wordt onder voorwaarden verleend, waaronder dat de verdachte zich op bepaalde tijden moet melden bij de politie en geen contact mag hebben met medeverdachten. Het hof wijst het hoger beroep af, maar bevestigt de beslissing van de rechtbank en schorst de voorlopige hechtenis van de verdachte.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling strafrecht
Raadkamerappelnummer: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van [datum] , waarbij namens:

[verdachte]

geboren [datum] te [plaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in [detentieplaats]
hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
[datum] bij welke beslissing het verzoek tot opheffing van de aan [verdachte] opgelegde voorlopige hechtenis werd afgewezen.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsman
mr. M. Broere.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte zich sinds [datum] in voorarrest bevindt wegens verdenking van kort gezegd betrokkenheid bij [strafbaar feit] .
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier voldoende ernstige bezwaren jegens verdachte ter zake hetgeen hem wordt verweten. De ernstige bezwaren worden ook niet betwist.
Er is naar het oordeel van het hof ook sprake van gevaar voor herhaling. Weliswaar heeft verdachte geen documentatie op het terrein van [een soortgelijk strafbare feit] , maar de aard en de intensiteit alsmede duur van de aan verdachte thans verweten strafbare feiten wijzen op een mentaliteit bij verdachte die ernstig doet vrezen voor herhaling. Kennelijk heeft verdachte de verleiding niet kunnen of willen weerstaan om in korte tijd veel geld te verdienen ondanks dat van algemene bekendheid is dat de aan verdachte verweten feiten ook andere strafbare feiten met zich kunnen brengen [andere strafbare feiten] . Van die negatieve bijwerkingen heeft verdachte zich kennelijk niets aangetrokken en dat doet ernstig vrezen voor herhaling. Daarnaast lijkt er sprake van een georganiseerd verband waar men zich doorgaans moeilijk uit kan losmaken. Feiten en omstandigheden die thans tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn niet gesteld noch is het hof anderszins van het bestaan ervan gebleken, te meer niet nu verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept.
Het hof wijst af het beroep.
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft in beginsel het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. Dat kan anders zijn wanneer, zoals in deze zaak, er sprake is van gevaar voor herhaling. In een dergelijk geval zal de rechter zo nodig ambtshalve, dienen na te gaan of niet ook op andere, voor de verdachte minder bezwarende wijze, tegemoet kan worden gekomen aan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. Daarbij zij opgemerkt dat naarmate de voorlopige hechtenis langer duurt, de persoonlijke belangen van verdachte zwaarder gaan wegen en aan het gevaar voor herhaling zwaardere eisen moeten worden gesteld.
Verdachte is in deze zaak sinds 17 november 2020 gedetineerd. Er is nog geen zicht op een inhoudelijke behandeling van de zaak. Het einddossier is nog niet gereed en er moet nog een medeverdachte worden aangehouden. Verdachte is niet eerder met politie en of justitie in aanraking gekomen voor overtreding van [een soortgelijk strafbare feit] en verdachte beschikt als zelfstandig ondernemer over een regulier inkomen. Mede gelet op de duur van het voorarrest tot nu toe is het hof van oordeel dat er reden is om de voorlopige hechtenis te schorsen, nu het hof ook van oordeel is dat aan de schorsing van de voorlopige hechtenis te verbinden voorwaarden de kans op herhaling in voldoende mate kunnen reduceren.
Alles overwegend wijst het hof het verzoek toe en schorst de voorlopige hechtenis met ingang van
vrijdag 4 juni 2021 om 10.00 tot aan de dag van de einduitspraak in eerste aanleg.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beslissing waarvan beroep.
Wijst toe het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Beveelt dat de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden geschorst met ingang van
vrijdag 4 juni 2021 om 10.00 tot aan de dag van de einduitspraak in eerste aanleg onder na te melden voorwaarden.
Stelt aan verdachte als voorwaarden aan de schorsing:
dat verdachte, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken;
dat verdachte, ingeval hij wegens het feit waarvoor voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf zou worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis geen strafbare feiten zal plegen;
dat verdachte gehoor zal geven aan alle oproepingen van politie en justitie;
dat verdachte gedurende de schorsing
geen contactzal opnemen, zoeken of hebben – in welke vorm dan ook, ook niet via derden – met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, als
medeverdachtenaangemerkte personen, te weten
[gegevens medeverdachten]
6. dat verdachte zich
op de dag van de einduitspraakzich uiterlijk te uiterlijk 08.30 uur weer zal
meldenbij de dienstdoende politieambtenaar in het gerechtsgebouw van Zeeland-West-Brabant, gevestigd aan de Stationslaan 10 in Breda.
Aldus gedaan op 3 juni 2021
door mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter, mr. J.P.F. Rijken en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van B. Yazi-Kocyilmaz, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 3 juni 2021
Gezien d.d.
De directeur van P.I. Grave