ECLI:NL:GHSHE:2021:1665

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
20-003396-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in strafzaken met meerdere parketnummers, waaronder diefstal en wederspannigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1994 en thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal en wederspannigheid, met een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De politierechter had ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, maar deze was gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal van parfum en gereedschap, en aan het verzetten tegen een ambtenaar, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor de agent. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 3 maanden, onvoorwaardelijk, en de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36f, 57, 63, 181, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003396-19
Uitspraak : 10 maart 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 oktober 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-244756-19, 03-221091-19 en 03-234138-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf met parketnummer 03-036829-19, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal
(03-244756-19 en 03-221091-19, feit 1),wederspannigheid met als gevolg letsel
(03-221091-19, feit 2)en vernieling (
03/234138-19)veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter de vordering van [benadeelde 1] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 350,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Tot slot heeft de politierechter de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden gelast.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter – inclusief de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging – zal bevestigen, behoudens wat betreft de beslissing op de vordering van [benadeelde 1] , en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 03-244756-19:
1.hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Maastricht twee flesjes parfum, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan de Bijenkorf, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak met parketnummer 03-221091-19:
1.hij op of omstreeks 12 september 2019 in de gemeente Sittard-Geleen een of meerdere gereedschapskisten (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/diegeheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan Lidl, heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.hij op of omstreeks 12 september 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 1] , hoofdagent van politie eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door een of meerdere keren met de elleboog voornoemde [benadeelde 1] te slaan, waardoor voornoemde [benadeelde 1] ten val kwam, en/of zich los te rukken waardoor [benadeelde 1] ten val kwam, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gekneusde pink bij die [benadeelde 1] ten gevolge heeft/hebben gehad;
zaak met parketnummer 03-234138-19:
hij op of omstreeks 29 september 2019 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken met parketnummers 03-244756-19, 03-221091-19
(onder 1 en 2)en 03-234138-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 03-244756-19:
1.hij op 11 oktober 2019 te Maastricht twee flesjes parfum, die toebehoorden aan de Bijenkorf, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak met parketnummer 03-221091-19:
1.hij op 12 september 2019 in de gemeente Sittard-Geleen gereedschapskisten (met inhoud), die toebehoorden aan Lidl, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.hij op 12 september 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 1] , hoofdagent van politie eenheid Limburg, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door met de elleboog [benadeelde 1] te slaan, waardoor [benadeelde 1] ten val kwam en zich los te rukken waardoor [benadeelde 1] ten val kwam, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een gekneusde pink bij die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;
zaak met parketnummer 03-234138-19:
hij op 29 september 2019 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan een ander, te weten aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft vernield.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-244756-19 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 03-221091-19 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 03-221091-19 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het in de zaak met parketnummer 03-234138-19 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op 11 oktober 2019 en op 12 september 2019 schuldig gemaakt aan diefstal door twee flesjes parfum bij de Bijenkorf en twee gereedschapskisten bij de Lidl mee te nemen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en heeft hij zich kennelijk enkel laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin zonder oog te hebben voor de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerde winkelbedrijven. Dergelijke feiten brengen naast materiële schade ook overlast voor de gedupeerden mee. De verdachte heeft op 12 september 2019, nadat hij zich schuldig had gemaakt aan de diefstal bij de Lidl, zich ook schuldig gemaakt aan wederspannigheid door zich tegen zijn aanhouding te verzetten en daarbij tegen een politieambtenaar geweld te gebruiken. Dergelijk gedrag is ernstig, niet alleen omdat hiermee het werk van de politie wordt bemoeilijkt, maar ook omdat de desbetreffende ambtenaar erdoor in zijn gezag wordt aangetast. Bovendien getuigt dergelijk gedrag jegens politieambtenaren in functie van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Daar komt bij dat de verdachte de politieambtenaar hierbij vervelend letsel heeft bezorgd dat tot op heden nog steeds niet is hersteld. Voorts heeft de verdachte zich op 29 september 2019 schuldig gemaakt aan vernieling van een ruit van de balkondeur van de woning van zijn ex-vriendin. Door op zo’n wijze te handelen, heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans woning en de benadeelde schade en overlast bezorgd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof eveneens gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken.
Het hof ziet, mede in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om – zoals door de raadsman is verzocht – een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd. Wel zal het hof, anders dan de politierechter, volstaan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf en acht het hof het niet noodzakelijk om hierbij nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Vordering van [benadeelde 1]
heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.920,00, bestaande uit € 1.400,00 aan materiële schade en € 520,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De politierechter heeft bij vonnis waarvan beroep de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 350,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient toegewezen tot een bedrag van € 1.920,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering conform de beslissing van de politierechter kan worden toegewezen.
Materiële schade
Ter onderbouwing van de materiële schade heeft de benadeelde partij onder meer het volgende aangevoerd. De verdachte heeft zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding, waardoor de benadeelde partij een gekneusde pink met bloedende wond heeft opgelopen. De benadeelde partij zat ten tijde van het bewezenverklaarde handelen midden in een verbouwing van zijn woning en heeft door het opgelopen letsel de geplande werkzaamheden – welke niet uitgesteld konden worden omdat de herfst voor de deur stond – niet zelf kunnen uitvoeren, maar heeft deze moeten uitbesteden aan een bouwvakker. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de benadeelde partij een factuur voor de werkzaamheden overgelegd. Uit deze factuur blijkt dat het te betalen bedrag van € 1.400,00 contant is voldaan op 30 september 2019.
Het hof stelt vast dat niet is betwist dat de benadeelde partij destijds zelf zijn woning aan het verbouwen was en dat hij als gevolg van het onderhavige feit niet in staat was om verder te werken aan de verbouwing van zijn woning. Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij genoodzaakt was om een derde in te schakelen voor de werkzaamheden aan zijn woning en dat hiermee niet kon worden gewacht. De door de benadeelde partij gevorderde vergoeding van materiële schade wordt voldoende ondersteund door de overgelegde factuur. Het hof merkt in dit verband op dat de juistheid van het op die factuur vermelde uurtarief, het aantal gewerkte uren en de daaruit voortvloeiende schade niet is betwist. De verdediging heeft alleen betwist dat die factuur contant is betaald. Uit het voorgaande volgt dan dat er voor de benadeelde partij een betalingsverplichting, en dus schade, tot het gefactureerde bedrag is ontstaan. De enkele omstandigheid dat de factuur niet is ondertekend en er geen bewijs van een geldopname uit de pinautomaat is overgelegd ter onderbouwing van de gestelde contante betaling van de factuur, maakt dit niet anders. Het hof is derhalve van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat [benadeelde 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van
€ 1.400,00 aan materiële schade, bestaande uit de verschuldigde vergoeding voor de ingehuurde bouwvakker. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2019, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof verder voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de benadeelde partij nog steeds gevolgen ondervindt van het letsel dat hij heeft opgelopen. Zo heeft hij weinig gevoel en ervaart hij krachtsverlies in zijn pink. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, en gelet op de bedragen die door de Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade die de benadeelde partij rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden naar billijkheid op een bedrag van € 520,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2019, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 1.920,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2019 over de materiële schade van € 1.400,00 en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2019 over de immateriële schade van € 520,00, een en ander tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft bij vordering van 25 september 2019, de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 10 mei 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-036829-19.
De politierechter heeft de gehele tenuitvoerlegging gelast van de gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft het hof verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging geheel toe te wijzen.
De raadsman heeft primair verzocht om de proeftijd te verlengen en subsidiair verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden dient te worden gelast. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om de proeftijd te verlengen of de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 181, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-244756-19 en in de zaak met parketnummer 03-221091-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 03-234138-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-244756-19 en in de zaak met parketnummer 03-221091-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 03-234138-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-221091-19 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.920,00 (duizend negenhonderdtwintig euro) bestaande uit € 1.400,00 (duizend vierhonderd euro) materiële schade en € 520,00 (vijfhonderdtwintig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-221091-19 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.920,00 (duizend negenhonderdtwintig euro) bestaande uit € 1.400,00 (duizend vierhonderd euro) materiële schade en € 520,00 (vijfhonderdtwintig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 29 (negenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan één van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
30 september 2019 en van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 september 2019.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 10 mei 2019, parketnummer 03-036829-19, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. D.A.E.M. Hulskes en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 10 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.