ECLI:NL:GHSHE:2021:1645

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
200.284.272_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen ouders en minderjarige na verbeterde verstandhouding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 juli 2020, waarin een omgangsregeling tussen de ouders en hun minderjarige kind is vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. A. Šabanović, verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De moeder, bijgestaan door mr. S. van Reeven-Özer, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt het hof om het hoger beroep ongegrond te verklaren.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 april 2021 blijkt dat de verstandhouding tussen de ouders is verbeterd en dat zij de omgangsregeling, zoals vastgesteld in de eerdere beschikking, hebben voortgezet en zelfs uitgebreid. De ouders hebben afgesproken dat de omgang nu wekelijks plaatsvindt bij de vader, zonder begeleiding. Er is overeenstemming over het verstrekken van informatie door de moeder aan de vader, maar ook hierover moeten nog nadere afspraken worden gemaakt.

Het hof heeft besloten om de behandeling van de zaak aan te houden tot 3 september 2021, in afwachting van de uitkomst van de begeleiding die de ouders zullen ontvangen bij het maken van nadere afspraken over de omgangsregeling. De advocaten van de ouders zijn verzocht om het hof te informeren over de voortgang van deze begeleiding voor de pro forma datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 juni 2021
Zaaknummer: 200.284.272/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/314292 / FA RK 16-5659
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Šabanović,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. van Reeven-Özer.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 te
[geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
Regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 30 januari 2017, 17 november 2017, 7 februari 2019, 8 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 oktober 2020, heeft de vader verzocht de beschikking van 8 juli 2020 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende,
A. voor wat betreft de omgang:
primair de volgende omgangsregeling vast te stellen:
- gedurende de eerste maand nadat de beschikking is gewezen, zal de vader wekelijks een middag in het weekend van 13.00 uur tot 18.00 uur omgang hebben met [minderjarige] , waarbij de vader [minderjarige] zal ophalen en terugbrengen;
- gedurende de tweede maand nadat de beschikking is gewezen, zal de vader wekelijks een dag in het weekend van 10.00 uur tot 18.00 uur omgang hebben met [minderjarige] , waarbij de vader [minderjarige] zal ophalen en terugbrengen;
- vanaf de derde maand nadat de beschikking is gewezen, zal de vader een weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur omgang hebben met [minderjarige] alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de moeder [minderjarige] naar de vader zal brengen en de vader [minderjarige] weer terug zal brengen;
subsidiair een zodanige omgangsregeling vast te stellen als het hof juist acht;
B. de moeder te bevelen zich aan de algemene informatieplicht te houden op grond van artikel 1:377b lid 1 BW.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 1 december 2020, heeft de moeder verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, het hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren en zijn verzoeken af te wijzen, zonodig onder verbetering en aanvulling van de feiten en gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 april 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Šabanović;
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Reeven-Özer;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen in eerste aanleg d.d. 12 januari 2017 en 22 januari 2019.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 8 juli 2020 heeft de rechtbank een omgangsregeling tussen de ouders en [minderjarige] vastgesteld volgens het bij die beschikking aangehechte ‘opbouwschema omgangen [minderjarige] en vader’ zoals de ouders dat in overleg met Stichting Maashorst zijn overeengekomen, waarbij de rechtbank ervan uit gaat dat de ouders voor het verstrijken van de termijn in onderling overleg zullen komen tot een nieuwe (waar mogelijk een uitgebreidere) omgangsregeling voor de periode na 6 maart 2021.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is het volgende gebleken.
De afgelopen weken hebben zich positieve ontwikkelingen voorgedaan. De verstandhouding tussen de ouders is verbeterd. Zij hebben de in de bestreden beschikking vastgestelde omgangsregeling van de vader met [minderjarige] na 6 maart 2021 voortgezet en vervolgens in onderling overleg uitgebreid. De omgang vindt nu een keer per week op zaterdag bij de vader in huis plaats, gedurende vier of vijf uur. De ouders stemmen steeds samen af op welk tijdstip de omgang plaatsvindt en of [minderjarige] ’s middags of ’s avonds bij de vader eet. Er is geen begeleiding meer bij de omgang aanwezig.
De vader en de moeder zijn het erover eens dat zij nog nadere afspraken over de verdere invulling van de omgangsregeling moeten maken en dat daarbij begeleiding nodig is. Ten aanzien van de verzochte informatieregeling zijn de ouders het erover eens dat de moeder aan de vader informatie zal verschaffen, maar ook daarover moeten zij nog nadere afspraken maken.
3.5.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling na een korte schorsing overeenstemming bereikt over de voortgang van de zaak. Zij zullen zich wenden tot [begeleidster] voor begeleiding aan hen bij het maken van nadere afspraken over de omgangsregeling en de informatieregeling. De kosten hiervan zullen zij delen. In afwachting van de uitkomst van die begeleiding verzoeken zij het hof de behandeling van de zaak aan te houden.
3.6.
Gelet op het vorenstaande zal het hof beslissen als hierna is vermeld en iedere overige beslissing aanhouden voor de duur van drie maanden, derhalve tot 3 september 2021 pro forma.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de advocaten van de ouders één week voor de hierna te noemen pro forma datum, aldus voor 27 augustus 2021, het hof te informeren over het verloop en de uitkomst van de begeleiding door [begeleidster] aan de ouders, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van die (schriftelijke) informatie aan de raad;
houdt iedere verdere beslissing aan tot 3 september 2021 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en M.I. Peereboom- Van Drunick en is op 3 juni 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.