ECLI:NL:GHSHE:2021:1613

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
200.266.511_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een huurovereenkomst en rechtsverwerking bij een nagekomen vordering

In deze zaak gaat het om de afwikkeling van een huurovereenkomst tussen [appellant] en Stichting Wonen Zuid. De appellant, vertegenwoordigd door mr. K.C.M. Schreurs, heeft een woning gehuurd van Wonen Zuid, maar de huurovereenkomst is ontbonden door de kantonrechter. Na de ontruiming van de woning heeft Wonen Zuid kosten gemaakt die zij op [appellant] wilde verhalen. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van Wonen Zuid gedeeltelijk toegewezen, maar [appellant] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de feiten uit het vonnis van de kantonrechter niet betwist en heeft de procedure voortgezet op basis van de stukken van de eerste aanleg en het tussenarrest van 12 november 2019.

De appellant heeft zich in hoger beroep beroepen op rechtsverwerking, stellende dat Wonen Zuid door haar eerdere communicatie en het akkoord met een totaalbedrag van € 6.740,79, niet meer met een nieuwe vordering kon komen. Het hof heeft overwogen dat voor rechtsverwerking bijzondere omstandigheden vereist zijn, en dat het tijdsverloop alleen niet voldoende is. Het hof heeft vastgesteld dat Wonen Zuid geen verdere facturen of herinneringen naar [appellant] heeft gestuurd na de ontruiming en dat de communicatie over de schuldhulpverlening niet correct was. Hierdoor heeft het hof geoordeeld dat het onaanvaardbaar is voor Wonen Zuid om alsnog met een aanvullende vordering te komen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van Wonen Zuid afgewezen, met veroordeling van Wonen Zuid in de proceskosten van beide instanties. Dit arrest is gewezen op 1 juni 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.266.511/01
arrest van 1 juni 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
verder: [appellant] ,
advocaat: mr. K.C.M. Schreurs te Venlo,
tegen
Stichting Wonen Zuid,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
verder: Wonen Zuid,
advocaat: mr. P.J.W.M. Theunissen te Roermond,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 12 november 2019 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer/rolnummer 7351669 \ CV EXPL 18-7994 tussen partijen gewezen vonnis van 19 juni 2019.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 12 november 2019;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 6 februari 2020, waarbij geen minnelijke regeling van het geschil is bereikt;
  • de memorie van grieven van [appellant] van 21 april 2020;
  • de memorie van antwoord van Wonen Zuid van 9 juni 2020 met producties;
  • de akte van [appellant] van 4 augustus 2020;
  • de antwoordakte van Wonen Zuid van 1 september 2020.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken, de stukken vermeld in het tussenarrest van 12 november 2019 en de stukken van de eerste aanleg

6.De verdere beoordeling

De feiten
6.1
De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 2. is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt:
[appellant] heeft van Wonen Zuid een woning gehuurd aan de [adres huurwoning] . De huurovereenkomst is bij vonnis van 4 februari 2015 van de kantonrechter te Roermond ontbonden.
De grosse van het vonnis is bij exploot van 11 februari 2015 aan [appellant] betekend, waarbij [appellant] bevel is gedaan de woning binnen veertien dagen daarna te ontruimen. Omdat [appellant] daaraan niet voldeed, is hem bij exploot van 6 maart 2015 de gedwongen ontruiming aangezegd op 19 maart 2015. Op laatstgenoemde datum was [appellant] niet in de woning aanwezig. De sleutel stak op de voordeur en de inboedel was (goeddeels) achtergelaten. Wonen Zuid heeft de inboedel laten afvoeren en laten opslaan.
[appellant] heeft zich na de ontruiming bij [opvang] , gemeld voor hulp.
Begin 2018 heeft [appellant] zich tot de gemeente Peel en Maas gewend voor schuldhulpverlening. Bij brief van 7 mei 2018 heeft de schuldhulpverlener bij de verschillende schuldeisers de openstaande vorderingen opgevraagd. Op 8 mei 2018 heeft Hafkamp Gerechtsdeurwaarders (verder: de deurwaarder) namens Wonen Zuid een saldo opgegeven van € 6.740,79. Op 12 juli 2018 heeft de schuldhulpverlener de betalingsvoorstellen aan de schuldeisers opgemaakt en verzonden.
Op 13 juli 2018 ontvangt de schuldhulpverlener een brief van Wonen Zuid, gedateerd 12 juli 2018. Wonen Zuid schrijft in die brief dat zij een vordering heeft op [appellant] betreffende mutatie- en containerkosten voortvloeiend uit de ontruiming van de woning aan de [adres huurwoning] , dat deze vordering € 2.334,30 bedraagt en niet is opgenomen in het deurwaardersdossier.
Bij brief van 17 juli 2018 bericht de deurwaarder dat het bij brief van 12 juli 2018 gedane betalingsvoorstel voor een bedrag van € 6.740,76, zijnde 100% tegen finale kwijting, door Wonen Zuid akkoord is bevonden.
Bij brief van 22 augustus 2018, gericht aan de schuldhulpverlener, specificeert de deurwaarder deze vordering als volgt:
Hoofdsom € 3.295,49
Proceskosten € 712,16
Kosten betekening € 92,63
Executiekosten € 2.706,47
Nasalaris
€ 75,00
Subtotaal € 6.881,75
Bij ons voldaan
€ 140,96
Totaal € 6.740,79
Bij brief van 28 augustus 2018 heeft de schuldhulpverlener aan Wonen Zuid laten weten dat [appellant] de bij brief van 12 juli 2018 ingediende vordering betwist en dat Wonen Zuid zich daarvoor eerst tot de rechtbank dient te wenden.
De procedure bij de kantonrechter
6.2
Bij dagvaarding van 5 november 2018 heeft Wonen Zuid de onderhavige procedure tegen [appellant] aanhangig gemaakt. In deze procedure stelt Wonen Zuid dat zij in verband met de ontruiming van de woning kosten heeft moeten maken die voor rekening van [appellant] komen. Het gaat hierbij om de volgende posten:
Containerkosten (facturen van 20/3/2015 t/m 11/7/2015) € 1.339,22
Schoonmaakkosten (factuur 21/5/2015) € 489,96
Afrekening servicekosten (factuur 30/6/2016)
€ 282,48
€ 2.111,66
Wettelijke rente tot en met 29 oktober 2018
€ 125,31
Totaal € 2.236,97
Dit bedrag vorderde Wonen Zuid in eerste aanleg, te vermeerderen met verdere wettelijke rente en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
6.3
[appellant] heeft deze vordering bestreden en zich daarbij primair beroepen op rechtsverwerking. De deurwaarder heeft namens Wonen Zuid tweemaal schriftelijk laten weten dat de totale nog openstaande vordering van Wonen Zuid op [appellant] € 6.740,79 bedroeg. De schuldhulpverlener is van dit bedrag uitgegaan bij de opstelling van een schuldaflossingsplan. Door nu met een nieuwe vordering te komen is dit plan niet meer te realiseren, hetgeen volgens [appellant] ernstige consequenties voor hem heeft. Wonen Zuid heeft verschillende bedragen genoemd, waaruit volgens [appellant] blijkt dat zij haar administratie niet op orde heeft. Subsidiair beroept [appellant] zich op matiging van de vordering.
6.4
Bij vonnis van 19 juni 2019 heeft de kantonrechter de verweren van [appellant] tegen de vordering van Wonen Zuid verworpen en de vordering van Wonen Zuid toewijsbaar geoordeeld tot een bedrag van € 2.029,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata van de daarin begrepen bedragen. De eerste post is toegewezen tot een bedrag van € 1.256,56, dat is € 82,66 minder dan gevorderd. [appellant] is in de proceskosten veroordeeld. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
De omvang van het hoger beroep
6.5
[appellant] heeft tegen het vonnis van 19 juni 2019 vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Wonen Zuid [zo leest het hof het petitum], met veroordeling van Wonen Zuid in de kosten van beide instanties. Met zijn grieven heeft [appellant] het geschil in volle omvang aan het hof ter beoordeling voorgelegd. De grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
6.6
Wonen Zuid heeft de grieven van [appellant] bestreden en geconcludeerd tot afwijzing ervan met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep met nakosten. Tegen de gedeeltelijke afwijzing van haar vordering heeft Wonen Zuid niet (incidenteel) geappelleerd zodat in dit hoger beroep haar vordering alleen aan de orde is voor zover deze door de kantonrechter is toegewezen.
De vordering van Wonen Zuid
6.7
In haar memorie van antwoord heeft Wonen Zuid toegelicht dat de door [appellant] genoemde verschillen in de bedragen voor de onderhavige vordering in de correspondentie het gevolg zijn van door haar gemaakte vergissingen waardoor voor de post containerkosten achtereenvolgens € 1.561.86, € 1.256,56, € 1.033,92 en € 1.339,22 is vermeld. Dit laatste, volgens Wonen Zuid correcte, bedrag is het totaal van de vijf facturen die Wonen Zuid heeft ontvangen voor de opslag van de inboedel van [appellant] in containers. Dit is in de dagvaarding in eerste aanleg opgenomen. Beide andere posten zijn in de correspondentie onveranderd gebleven. Hiermee acht het hof de kwestie van de uiteenlopende bedragen voldoende toegelicht.
Rechtsverwerking
6.8
Bij de beoordeling van het beroep op rechtsverwerking stelt het hof het volgende voorop. Om rechtsverwerking te kunnen aannemen is nodig dat de rechthebbende zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is enkel tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt. Tijdsverloop kan wel als een van de relevante omstandigheden meewegen bij beoordeling van de vraag of de rechthebbende zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. ‘Stilzitten’ kan slechts tot rechtsverwerking leiden, indien op grond van de omstandigheden van het geval redelijkerwijs een bepaald handelen van de rechthebbende had mogen worden verwacht.
6.9
In dit geval staat vast dat van de drie posten die de onderhavige vordering van Wonen Zuid uitmaken alleen de laatste post een factuur van Wonen Zuid aan [appellant] betreft. Het bedrag van € 282,48 is bij factuur van 30 juni 2016 aan [appellant] op zijn nieuwe woonadres in rekening gebracht. De twee andere posten betreffen facturen van derden die aan Wonen Zuid in rekening zijn gebracht. Het geheel van volgens Wonen Zuid openstaande bedragen is vermeld op een pro forma factuur van 17 februari 2016 en beloopt in totaal € 8.161,54. Deze factuur is niet naar [appellant] verzonden, volgens Wonen Zuid omdat zij niet op de hoogte was van het adres van [appellant] . Op het moment dat zij daar wel van op de hoogte was, gezien de factuur van 30 juni 2016, is dat niet alsnog gebeurd. In de verhuurdersverklaring van Wonen Zuid van 18 december 2017 is een totaal bedrag van € 8.934,13 opgenomen. Het verschil tussen beide laatstgenoemde bedragen is door Wonen Zuid verder niet toegelicht. Dat geldt ook voor het verschil tussen die bedragen en de specificatie van de deurwaarder in diens beide akkoordverklaringen in 2018.
6.1
De ontruiming van de woning heeft op 19 maart 2015 plaatsgevonden. Ruim een jaar later heeft Wonen Zuid aan [appellant] de afrekening voor de servicekosten gestuurd en anderhalf jaar daarna de verhuurdersverklaring. Gesteld noch gebleken is dat Wonen Zuid verdere facturen dan wel betalingsherinneringen naar [appellant] heeft gestuurd of andere activiteiten heeft ondernomen ter incasso van het bedrag dat in de verhuurdersverklaring is opgenomen. Eerst wanneer de schuldhulpverlener van [appellant] in mei 2018 bij Wonen Zuid navraag doet naar de totale schuld van [appellant] bij haar, wordt de kwestie weer actueel. Die navraag is gedaan in verband met een schuldhulpverleningsplan waarbij alle op dat moment bestaande schulden in kaart werden gebracht om een totaal aflossingsplan op te stellen. Het doel daarvan is te bewerkstelligen dat zowel de schuldeisers als [appellant] zelf zouden weten waar zij aan toe zijn. Van de schuldeisers die met het oog daarop worden aangeschreven mag worden verwacht dat zij, wanneer zij zich bereid tonen aan het opstellen van een schuldhulpverleningsplan mee te werken, juiste informatie verstrekken en dat de verstrekte informatie ook volledig is. In dit geval is namens Wonen Zuid meegedeeld dat de schuld van [appellant] aan Wonen Zuid in totaal € 6.740,79 bedroeg. Daarbij is geen voorbehoud gemaakt voor het bestaan van eventuele andere schulden bij Wonen Zuid die naast het opgegeven bedrag in aanmerking genomen zouden moeten worden. Onder deze omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om op het moment dat het schuldhulpverleningsplan mede op basis van de namens Wonen Zuid verstrekte gegevens gerealiseerd kan worden, alsnog met een aanvullende vordering te komen waardoor het schuldhulpverleningsplan alsnog geen doorgang kan vinden. Hieraan doet niet af dat [appellant] ervan op de hoogte was of kon zijn welke posten er (verder) open konden staan zoals door de brief van Wonen Zuid van 12 juli 2018 aan de schuldhulpverlener, hiervoor bij de feiten onder e) vermeld. Die wetenschap berustte immers evenzeer bij Wonen Zuid. Het had op de weg van Wonen Zuid gelegen bij de akkoordverklaring met het bedrag van in totaal € 6.740,79 een ondubbelzinnig voorbehoud te (doen) maken; dat is evenwel uitgebleven. De communicatie die nadien, onder meer op 23 oktober 2018, tussen Wonen Zuid en de schuldhulpverlener heeft plaatsgevonden (productie 3 bij memorie van antwoord) brengt hierin geen verandering.
De combinatie van het tijdsverloop, het doel van het opvragen van het saldo en de daarop zonder voorbehoud gegeven akkoordverklaring biedt naar het oordeel van het hof een voldoende grondslag voor het beroep van [appellant] op rechtsverwerking ten aanzien van de onderhavige vordering van Wonen Zuid.
6.11
Het voorgaande betekent dat het primaire verweer van [appellant] slaagt zodat de vordering van Wonen Zuid zoals deze in dit hoger beroep aan de orde is, niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het overige verweer van [appellant] behoeft bij deze stand van zaken geen bespreking.
Conclusie
6.12
Een en ander leidt tot de conclusie dat de grieven tegen het vonnis van 19 juni 2019 slagen en dat dit vonnis niet in stand kan blijven. De grieven behoeven geen afzonderlijke bespreking. Door Wonen Zuid zijn verder geen feiten of omstandigheden gesteld die op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep aan de orde moeten komen en tot een ander oordeel kunnen leiden. Het vonnis van 19 juni 2019 zal worden vernietigd en de vordering van Wonen Zuid zal alsnog worden afgewezen, met veroordeling van Wonen Zuid in de kosten van beide instanties.

7.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis van 19 juni 2019 waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van Wonen Zuid af;
veroordeelt Wonen Zuid in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [appellant] begroot op € 300,- aan salaris gemachtigde in eerste aanleg en op € 99,01 aan kosten dagvaarding, op € 324,- aan griffierecht en op € 1.967,50 aan salaris advocaat in hoger beroep;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, P.S. Kamminga en B.A. Meulenbroek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 juni 2021.
griffier rolraadsheer