ECLI:NL:GHSHE:2021:1560
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opheffing van het bewind en niet-ontvankelijkheid in verzoek tot mentorschap
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de opheffing van het bewind over de goederen van de vader en de moeder, die beiden in een zorginstelling verblijven. De ouders, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, hebben in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant te vernietigen, die een bewind hadden ingesteld over hun goederen. De vader, geboren in 1938, en de moeder, geboren in 1933, zijn beiden niet in staat om hun vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, maar de vader heeft recentelijk aanvullend onderzoek ondergaan waaruit blijkt dat hij niet lijdt aan dementie, maar aan Mild Cognitive Impairment (MCI). Het hof heeft vastgesteld dat de noodzaak voor het bewind over de vader niet meer bestaat, gezien zijn verbeterde situatie en de aflossing van schulden door de verkoop van hun appartement. De opheffing van het bewind is vastgesteld met ingang van 1 juli 2021.
Ten aanzien van de moeder is het hof van oordeel dat zij, als gevolg van haar dementie, niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Het hof heeft het verzoek van dochter [dochter 1] om haar als mentor te benoemen, niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit verzoek niet voldoende connexiteit vertoont met de eerdere verzoeken. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 mei 2021.