In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2014, die sinds 2016 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder van de minderjarige heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 november 2020 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige werd verlengd tot 28 november 2021. De moeder verzoekt om de machtiging te beperken tot 28 mei 2021 en stelt dat zij aan de voorwaarden voldoet om de zorg voor haar kind weer op zich te nemen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 26 april 2021, waarbij de moeder, de GI en de pleegouders aanwezig waren. De vader en de Raad voor de Kinderbescherming waren niet verschenen. De moeder voert aan dat zij vooruitgang heeft geboekt en dat er een goede relatie is met de minderjarige. De GI daarentegen stelt dat de moeder in het verleden onvoldoende stabiliteit en zorg heeft kunnen bieden en dat de veiligheid van de minderjarige in het geding is.
Het hof overweegt dat de wettelijke vereisten voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zijn voldaan. De moeder heeft in het verleden kansen gehad om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen, maar heeft niet aan de gestelde voorwaarden voldaan. De GI heeft aangegeven dat er onvoldoende basis is voor een perspectiefonderzoek en dat de belangen van de minderjarige voorop moeten staan. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder af.