ECLI:NL:GHSHE:2021:1555

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
200.287.441_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondercuratelestelling en de rol van de curator

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij [verzoekster] onder curatele is gesteld. De beschikking is gegeven op 19 november 2020 en betreft de zorg voor [verzoekster], die kampt met een complexe problematiek, waaronder een lichte verstandelijke beperking. De curator, [de curator], is benoemd om de belangen van [verzoekster] te behartigen. In het hoger beroep verzoekt [verzoekster] de beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen. De advocaat van [verzoekster], mr. M.L.M. Schrouff, voert aan dat de maatregelen te verstrekkend zijn en dat een mentorschap volstaat. De belanghebbenden, waaronder [betrokkene] en [de echtgenoot], hebben verschillende standpunten ingenomen over de noodzaak van de curatele. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 april 2021 zijn alle partijen gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] niet in staat is haar belangen zelf te behartigen en dat de curatele noodzakelijk is om haar veiligheid en welzijn te waarborgen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 27 mei 2021
Zaaknummer: 200.287.441/01
Zaaknummers eerste aanleg: 8654859 CU VERZ 20-106 en 8788828 CU VERZ 20-147
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. M.L.M. Schrouff.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de curator] , vennoot bij [V.O.F.] V.O.F. (hierna te noemen: de curator);
- stichting [stichting] , mede handelend onder de naam [handelsnaam] (hierna te noemen: [betrokkene] );
- [de echtgenoot] , echtgenoot van [verzoekster] (hierna te noemen: [de echtgenoot] ).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 december 2020, heeft [verzoekster] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 maart 2020, heeft [betrokkene] verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zo nodig onder aanvulling en/of verbetering van de gronden, [verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, dan wel de grieven te verwerpen, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten van het hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [betrokkene] aangegeven dat het petitum voor wat betreft het verzoek de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na dagtekening van het arrest, alsmede [verzoekster] te veroordelen in de nakosten tot een bedrag van € 157,-- indien [verzoekster] aangeschreven dient te worden tot nakoming van het arrest, verhoogd met € 82,-- in geval van betekening, niet wordt gehandhaafd.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 april 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [verzoekster] , bijgestaan door mr. Schrouff;
  • de curator;
  • [betrokkene] , vertegenwoordigd door [medewerker 1] en [medewerker 2] , bijgestaan door mr. J.M.A. Wintgens-van Luijn;
  • [de echtgenoot] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van [verzoekster] , ingekomen op 6 januari 2021;
  • het V-formulier van de advocaat van [verzoekster] , met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 27 oktober 2020, ingekomen op 25 januari 2021;
  • de brief met bijlage van de advocaat van [betrokkene] , ingekomen op 9 april 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 24 september 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een provisioneel bewind ingesteld, met benoeming van [de curator] tot provisionele bewindvoerder. De beslissing op het verzoek tot ondercuratelestelling is aangehouden onder de bepaling dat binnen drie maanden een mondelinge behandeling zal dienen plaats te vinden ter behandeling van het verzoek tot ondercuratelestelling.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [verzoekster] onder curatele gesteld met benoeming van [de curator] , vennoot bij [V.O.F.] V.O.F, tot curator.
3.3.
[verzoekster] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[verzoekster] voert, samengevat, het volgende aan.
De maatregelen curatele en bewind zijn te verstrekkend. De door [betrokkene] gestelde zorgen zien op de persoonlijke problematiek van [verzoekster] en op haar relatie met [de echtgenoot] . Over haar financiële situatie waren geen zorgen, zodat een mentorschap volstaat.
[verzoekster] betwist de door [betrokkene] en de curator genoemde zorgen. Deze zijn overtrokken en uit hun verband gerukt. De relatie van [verzoekster] met [de echtgenoot] is goed. De Whatsapp berichten hebben geen betrekking op [de echtgenoot] . [de echtgenoot] moet mentor worden. Hij is al geruime tijd nauw betrokken bij de zorg voor [verzoekster] . Hij adviseert [verzoekster] wanneer zij daar behoefte aan heeft of wanneer dit in haar belang is. Ondanks dat [verzoekster] tot een bepaalde hoogte afhankelijk is van [de echtgenoot] , hetgeen samenhangt met haar persoonlijke problematiek en licht verstandelijke beperking, ervaart zij ook veel vrijheid. Indien het verblijf van [verzoekster] bij [de echtgenoot] niet verantwoord zou zijn, zou de curator het niet toestaan. Vanwege de onjuiste aannames met betrekking tot de relatie tussen [verzoekster] en [de echtgenoot] , is een onderzoek door een onafhankelijke deskundige noodzakelijk alvorens een beslissing genomen kan worden op het verzoek tot ondercuratelestelling.
[verzoekster] heeft [de echtgenoot] gevraagd om haar geldzaken te regelen. Het persoonsgebonden budget (pgb) is aangevraagd omdat [de echtgenoot] [verzoekster] verzorgde. Het klopt dat er geld van de rekening van [verzoekster] is verdwenen, maar op dat moment beheerde [de echtgenoot] het geld van [verzoekster] nog niet. [verzoekster] en [de echtgenoot] wisten niet dat er schulden waren. De curator heeft de pgb-overeenkomst van [de echtgenoot] zonder aankondiging beëindigd, terwijl hij haar nog verzorgt en begeleidt. Ook heeft de curator de Wajong-uitkering van [verzoekster] afgeschermd van [de echtgenoot] , waardoor hij zonder inkomen heeft gezeten.
De curatele veroorzaakt stress bij [verzoekster] . [verzoekster] zit vrijwillig bij [betrokkene] , maar de curator bepaalt dat [verzoekster] maar één nacht naar huis mag (vrijdag op zaterdag). De curator dreigt een melding te maken indien [verzoekster] langer naar huis gaat. [verzoekster] wil graag langer naar huis en zij wil zelf kunnen bepalen wanneer zij naar huis gaat. Het liefst wil [verzoekster] helemaal naar huis, maar zij moet eerst EMDR-therapie volgen. Die behandeling heeft [verzoekster] wel nodig. Als [de echtgenoot] mentor wordt, gaat [verzoekster] pas bij [betrokkene] weg als de behandeling is afgerond.
3.5.
[betrokkene] voert, samengevat, het volgende aan.
De curatele is noodzakelijk en niet te verstrekkend. [verzoekster] verkeert zowel emotioneel als financieel in een zeer afhankelijke positie ten opzichte van [de echtgenoot] .
Bij [verzoekster] is sprake van een zeer complex toestandsbeeld. Door haar problematiek is [verzoekster] kwetsbaar en vindt zij het moeilijk om voor zichzelf te zorgen. Zij stelt zich ten opzichte van [de echtgenoot] zeer afhankelijk en angstig op en tussen hen bestaat een gezagsverhouding. Veilig Thuis is nog altijd betrokken. [verzoekster] heeft bij verschillende gelegenheden en naar meerdere medewerkers toe concrete signalen afgegeven dat zij stelselmatig fysiek, emotioneel en seksueel wordt mishandeld door [de echtgenoot] . Het is onwaarschijnlijk dat deze verklaringen zijn geuit in een staat van dissociatie omdat zij in die staat juist niet communiceert en niet aanspreekbaar is. Een onderzoek door een onafhankelijke deskundige heeft geen toegevoegde waarde. Indien wenselijk kan de psychiater van [betrokkene] hierover bevraagd worden. Voor een verdere onvrijwillige beperking in het contact tussen [verzoekster] en [de echtgenoot] wordt niet gekozen omdat dit mogelijk juist contraproductief uitpakt in de vertrouwensrelatie tussen [verzoekster] en de curator enerzijds en [verzoekster] en [betrokkene] anderzijds.
Het is onjuist dat [verzoekster] haar financiële zaken met [de echtgenoot] goed op orde heeft. Zowel [verzoekster] als [de echtgenoot] kunnen niet goed met geld omgaan. Er zijn schulden waarvan zij geen weet hebben en zij hebben aanvragen gedaan waarop zij geen recht hebben. In 2016 stond er nog ruim € 10.000,-- op de rekening van [verzoekster] , terwijl er bij aanvang van de curatele geen batig saldo was en een schuldenlast van ruim € 9.000,--. Het pgb en de Wajong-uitkering van [verzoekster] werden direct na ontvangst naar een rekening van [de echtgenoot] overgeboekt. [verzoekster] heeft geen inzicht in wat er met de gelden is gebeurd. [de echtgenoot] betaalde hiervan onder meer zijn schulden en gebruikte het als leefgeld voor het gezin. [de echtgenoot] had verder geen andere inkomsten. Sinds [verzoekster] intramurale zorg ontvangt krijgt [de echtgenoot] geen pgb meer. Hierover hebben hevige discussies met [de echtgenoot] plaatsgevonden en [de echtgenoot] lijkt het pgb als zijn inkomen te beschouwen.
Voor [verzoekster] is het noodzakelijk dat zij traumabehandeling ondergaat. Om deze behandeling te laten slagen is een stabiele woonomgeving nodig. In oktober 2020 heeft [de echtgenoot] [verzoekster] meerdere malen mee naar huis genomen hetgeen onrust heeft veroorzaakt. Zonder curatele, is de kans groot dat [verzoekster] volledig bij [de echtgenoot] gaat wonen, waardoor de woonomgeving van [verzoekster] juist instabiel wordt en zij ontregelt raakt. [verzoekster] heeft immers aangegeven dat het moeilijk is om volledig thuis te wonen omdat de spanning dan te hoog oploopt en er geregeld een ‘time-out’ nodig is. Ook de begeleiding ziet dat naarmate het weekend nadert de onrust bij [verzoekster] toeneemt en als zij terugkomt van thuis wordt er onrust bij haar gezien. Sinds [verzoekster] nog maar één nacht naar huis gaat is er meer rust gekomen. [betrokkene] gaat verder bekijken hoe voorkomen kan worden dat er steeds een ‘time-out’ nodig is en ervoor gezorgd kan worden dat [verzoekster] krachtiger wordt waardoor de relatie tussen [de echtgenoot] en [verzoekster] stabieler wordt. [verzoekster] zit in een soort loyaliteitsconflict tussen thuis en haar behandeling en dat maakt het complex. [verzoekster] wil langer bij [betrokkene] blijven en minder frequent naar huis, maar zij kan die keuze zelf niet maken en daarom is het fijn dat de curator deze keuze voor haar kan maken.
3.6.
De curator voert, kort samengevat, het volgende aan.
De curatele is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat [verzoekster] bij [betrokkene] blijft en om de therapie mogelijk te maken. [verzoekster] heeft specialistische zorg nodig die [de echtgenoot] haar niet kan geven. Het mentorschap is een te lichte maatregel, omdat [verzoekster] dan met [de echtgenoot] meegaat zodra hij aan de deur staat. [verzoekster] en [de echtgenoot] willen van de Wajong-uitkering en het pgb van [verzoekster] leven en daarvoor moet de zorg van [betrokkene] weg zijn. [verzoekster] geeft nu wel aan dat zij langere tijd bij [betrokkene] wil blijven omdat zij therapie nodig heeft, maar onlangs wilde zij nog voor onbepaalde tijd weg en is [de echtgenoot] haar komen ophalen. Of de zorgen nu terecht zijn of niet, ze zijn er en er moet op worden toegezien dat het goed gaat met [verzoekster] .
Bij [verzoekster] wordt de zorgtoeslag ingehouden ter verrekening met schulden van [de echtgenoot] . De schulden van [verzoekster] zijn ontstaan door het doen van voorlopige aanvragen waarop geen recht bestond, het aanvragen van zorgtoeslag op basis van een onjuist inkomen van [de echtgenoot] en het niet betalen van de premie CZ. [de echtgenoot] zegt niet bekend te zijn met de schulden van [verzoekster] .
3.7.
[de echtgenoot] voert, kort samengevat, het volgende aan.
[de echtgenoot] is nooit mentor geweest maar [verzoekster] heeft hem gevraagd of hij haar financiële zaken wilde gaan regelen. [de echtgenoot] wist niet dat [verzoekster] geld op haar rekening had staan en zij heeft dit zelf opgemaakt. [de echtgenoot] en [verzoekster] leefden van de Wajong-uitkering en het pgb van [verzoekster] . Het is niet duidelijk waardoor de schuld van € 9.000,-- is ontstaan. [verzoekster] kan haar eigen geld niet beheren. [de echtgenoot] heeft vaak tegen [verzoekster] moeten zeggen dat iets financieel niet mogelijk was. Uiteindelijk gaf [de echtgenoot] dan toch toe om [verzoekster] tevreden te houden, tot het moment dat het echt niet meer kon.
[de echtgenoot] heeft niets met psychiaters, maar [verzoekster] geeft aan dat zij het fijn vindt en daarom ondersteunt en respecteert [de echtgenoot] het. [de echtgenoot] herkent dat [verzoekster] de therapie belangrijk vindt, maar dat zij ook bij [de echtgenoot] wil zijn. [de echtgenoot] zit er tussenin. De zware beschuldigingen vanuit [betrokkene] die nooit hebben plaatsgevonden en waarvan [verzoekster] zegt dat het niet waar is, maken het wel frustrerend.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
3.8.2.
Uit de overgelegde stukken – en dan met name de brief van [betrokkene] d.d. 6 juli 2020 – en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof gebleken dat bij [verzoekster] sprake is van een zeer complex toestandsbeeld (een lichte verstandelijke beperking, forse persoonlijke problematiek en een belast verleden) ten gevolge waarvan zij niet in staat is haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Het voorgaande maakt dat een beschermingsmaatregel gerechtvaardigd is.
3.8.3.
Naar het hof is gebleken, heeft [de echtgenoot] de financiële zaken van [verzoekster] voorafgaand aan de curatele geregeld. [de echtgenoot] heeft bij [verzoekster] schulden doen ontstaan door het doen van voorlopige aanvragen waarop geen recht bestond, het aanvragen van zorgtoeslag op basis van een onjuist inkomen van [de echtgenoot] en het niet betalen van de premie CZ. Verder wordt bij [verzoekster] de zorgtoeslag ingehouden ter verrekening met schulden van [de echtgenoot] . Ook werd het pgb van [verzoekster] als leefgeld gebruikt. [de echtgenoot] geeft verder aan geen weet te hebben van schulden van [verzoekster] .
Naar het oordeel van het hof is [verzoekster] niet in staat haar financiën naar behoren te behartigen maar ook [de echtgenoot] is, gelet op het voorgaande, niet in staat de vermogensrechtelijke belangen van [verzoekster] voldoende te behartigen.
3.8.4.
Voorts is het hof van oordeel dat een mentorschap niet afdoende is ter behartiging van de niet-vermogensrechtelijke belangen van [verzoekster] . Naar het hof is gebleken, heeft [verzoekster] vanwege haar problematiek behandeling nodig, welke behandeling zij niet vanuit de thuissituatie kan ondergaan omdat die niet stabiel genoeg is en te veel onrust met zich brengt. [verzoekster] geeft zelf weliswaar ook zelf aan dat zij behandeling nodig heeft en dat zij daarvoor bij [betrokkene] wil blijven, maar desondanks is zij meerdere malen buiten de gemaakte afspraken om met [de echtgenoot] mee naar huis gegaan op het moment dat hij haar bij [betrokkene] kwam ophalen. [de echtgenoot] geeft aan dat hij [verzoekster] ondersteunt ten aanzien van de behandeling, maar tegelijk geeft hij aan dat hij er zelf niet in gelooft en geeft hij er geen blijk van de noodzaak van de behandeling in te zien. Dit maakt dat een mentorschap naar het oordeel van het hof een te lichte maatregel is, nu daarmee het risico te groot is dat [verzoekster] de voor haar van belang zijnde behandeling vanuit [betrokkene] niet zal voortzetten. Het feit dat het pgb voorafgaand aan de curatele door [de echtgenoot] als leefgeld werd gebruikt, maakt dit risico nog groter.
3.8.4.
Gelet op het voorgaande acht het hof een minder verstekkende maatregel dan de curatele niet afdoende ter behartiging van de belangen van [verzoekster] . Een onderzoek door een onafhankelijke deskundige naar de mate waarin de dissociaties van [verzoekster] oorzaak kunnen zijn van het wisselend verklaren door [verzoekster] over wat er in haar relatie met [de echtgenoot] al dan niet voorvalt, zoals door [verzoekster] is verzocht, acht het hof niet aan de orde nu het hof de eventuele zorgen omtrent de relatie tussen [verzoekster] en [de echtgenoot] niet in zijn oordeel heeft betrokken.
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.10.
Gelet op het voorgaande komt het hof niet toe aan (de beoordeling van) het bewijsaanbod van [betrokkene] .
3.11.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 november 2021;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.D.M. Lamers en J.C.E. Ackermans-Wijn en is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2021 door mr. C.N.M. Antens in tegenwoordigheid van de griffier.