Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 oktober 2020 aangevochten, waarin het gezag over de kinderen aan de Raad voor de Kinderbescherming is overgedragen aan de gecertificeerde instelling (GI). De kinderen zijn sinds 2018 onder toezicht gesteld en zijn sinds mei 2018 uit huis geplaatst. De moeder betwist de gronden voor de gezagsbeëindiging en stelt dat zij in staat is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, met de juiste hulpverlening. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 11 februari 2021 en 20 april 2021 gehouden, waarbij de moeder, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming zijn gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De moeder heeft onvoldoende pedagogische vaardigheden en er is sprake van persoonlijke problematiek bij zowel de moeder als haar partner. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, omdat de situatie van de kinderen en de noodzaak voor duidelijkheid over hun toekomstperspectief dit vereisen.