Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde] ,2. [geintimeerde 2] ,beiden wonende te [gemeente 2] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 7504020 \ CV EXPL 19-538)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 24 september 2019;
- de memorie van grieven van [appellant] van 7 januari 2020 met producties;
- de memorie van antwoord in het principaal appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel van [geïntimeerde c.s.] van 17 maart 2020 met producties;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellant] van 28 april 2020.
3. De beoordeling
in conventie, samengevat, ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van het bedrag van € 15.809,21 (verminderd met een nabetaling van € 325,-), met de wettelijke rente, en van een bedrag van € 1.153,92 aan buitengerechtelijke incassokosten. Voorts vorderde [geïntimeerde c.s.] veroordeling van [appellant] tot betaling van huurpenningen/schadevergoeding vanaf 1 februari 2019 tot het tijdstip van ontruiming en tot betaling van de gederfde huurinkomsten tot 30 september 2021.
in reconventie, samengevat, veroordeling van [geïntimeerde c.s.] tot betaling van een bedrag € 660,18 indien in conventie zijn beroep op verrekening wordt gehonoreerd en tot betaling van een bedrag van € 6.373,96 (€ 3.873,96 + € 2.500,-) indien dit beroep op verrekening niet wordt gehonoreerd.
in conventiein zoverre zijn toegewezen dat de bestaande huurovereenkomst is ontbonden, met veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde (voor zover nodig) en tot betaling van € 17.169,68 (tot en met januari 2019), vermeerderd met de wettelijke rente over € 15.809,21 vanaf 28 januari 2019, en tot betaling van enkel de huurpenningen (zonder voorschot energielasten) over de maand februari 2019, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum. De vorderingen van [appellant]
in reconventiezijn geheel afgewezen. [appellant] is veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie. Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat op de door [appellant] te betalen bedragen de nabetaling van € 325,- en de waarborgsom van € 2.500,- in mindering strekken. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
- de vaststelling van het bedrag dat [appellant] aan [geïntimeerde c.s.] verschuldigd was aan energiekosten over de periode tot en met 3 april 2018;
- een betalingsregeling om dit bedrag in de resterende periode van de huurovereenkomst af te lossen.
- kosten vervangen ruit i.v.m. lekkage van € 34,79
- waterschade aan vloer van € 789,60 en ondervloer van € 203,39
- kosten vervangen en plaatsen kozijn inclusief glas € 904,08.