Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [appellante] , bijgestaan door mr. De Boer,
- Namens de VvE de heer [voorzitter VvE] (voorzitter VvE) en de heer [secretaris VvE] (secretaris VvE), bijgestaan door mr. Vermeulen-Jonkers.
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
25.1. Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé gedeelte te gebruiken overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming, te weten: woning met bijbehorende voorzieningen.Een gebruik dat afwijkt van deze bestemming is slechts geoorloofd met toestemming van de vergadering. De vergadering kan aan het verlenen van de toestemming voorwaarden verbinden, waaronder dat de verleende toestemming weer kan worden ingetrokken”
Aan een gegeven toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden. Toestemmingen kunnen worden gewijzigd en ingetrokken (…).
door een ander laten uitoefenen ”van
“de aan zijn appartementsrecht verbonden gebruiksrechten”,onder meer door zowel het bestuur van de VvE als het bestuur van de VvE I te voorzien van – kort gezegd – een verklaring dat die gebruiker het reglement e.d. zal naleven.
Een dergelijke formele toestemming voor gebruik dat afwijkt van gebruik conform de in artikel 25 lid 1 van de toepasselijke (onder)splitsingsakte vastgelegde bestemming van haar appartement, te weten: bewoning, zou bovendien uitsluitend kunnen worden verleend conform het bepaalde in artikel 32 van voornoemde akte – d.w.z. derhalve ook door de hoofd VvE (VvE I) - en zulks is niet gebleken. Hieruit volgt dat de VvE de situatie dat [appellante] in haar appartement een B&B exploiteert uitsluitend gedoogd heeft en niet (expliciet) heeft toegestaan, nu aan de formele vereisten voor een dergelijke toestemming niet is voldaan.
De door [appellante] gestelde financiële consequenties – wat daar verder van zij – maken dit in de gegeven omstandigheden, in het bijzonder gezien het aan de orde zijnde woongenot-en plezier van de overige bewoners, niet anders.
Artikel 39 van de akte is op de besluitvorming niet van toepassing nu van ontzegging van het gebruik door [appellante] geen sprake is. Evenmin is sprake van besluitvorming gericht op aanpassing van de akte van splitsing.
Uit de notulen van de vergadering van 19 februari 2020 blijkt voorts dat de raadsvrouwe van [appellante] , mr. Dabekausen, het woord heeft kunnen voeren, en dat daarnaast ook diverse bewoners het woord hebben gevoerd. Verder was er reeds over hetzelfde onderwerp van gedachten gewisseld in de vergadering van 27 februari 2019, zoals blijkt uit de daarvan overgelegde notulen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden betoogd dat [appellante] onvoldoende in de gelegenheid is geweest om op de vergadering van 19 februari 2020 haar standpunt uiteen te (laten) zetten. Voor vernietiging van het besluit omdat geen sprake zou zijn van een juist verlopen besluitvorming bestaat geen aanleiding.
wist, dan wel had zij dienen te onderkennen, dat deze veranderde verhuuractiviteiten een grotere impact op de overige bewoners van het complex zouden hebben en dat daardoor de bereidheid van deze medebewoners om de gedoogsituatie nog langer te continueren zou afnemen en uiteindelijk tot een einde zou (kunnen) komen.