ECLI:NL:GHSHE:2021:1512

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
AVNR 000355-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis met gevaar voor herhaling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte heeft in beginsel het recht om zijn berechting in vrijheid af te wachten, maar in dit geval was er sprake van gevaar voor herhaling. Het hof oordeelde dat, gezien het lange voorarrest van meer dan een jaar en het feit dat de verdachte niet eerder gedetineerd was, er hoge eisen gesteld moesten worden aan het gevaar voor herhaling. De verdachte was verwikkeld in ernstige strafbare feiten, waaronder verduistering, witwassen en afpersing van een ambtenaar, waarbij grote sommen geld waren ontvreemd. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte waren, onderbouwd door getuigenverklaringen en onderzoeksresultaten.

De reclassering had negatief geadviseerd over de schorsing van de voorlopige hechtenis, omdat er geen mogelijkheden waren om de risico's te beperken. Het hof heeft echter overwogen dat de kans op herhaling tot een aanvaardbaar niveau kon worden teruggebracht door voorwaarden te verbinden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis. Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing toegewezen, maar onder strikte voorwaarden, waaronder een contactverbod met medeverdachten en meldplicht bij de rechtbank. Het hof heeft het hoger beroep afgewezen en de beslissing van de rechtbank bevestigd, maar de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder de gestelde voorwaarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Raadkamerappelnummer: AVNR. 000355-21
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de [rechtbank] van [datum] waarbij namens:

[verdachte]

[geboortedatum en plaats]
[adres]
[detentieplaats]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de [rechtbank] van [datum], bij welke beslissing het verzoek tot opheffing van de aan [verdachte] opgelegde voorlopige hechtenis werd afgewezen.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsman
mr. S.T. van Berge Henegouwen.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat volgens de akte instellen hoger beroep, het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking met betrekking tot verzoek/ambtshalve schorsing voorlopige hechtenis, gegeven op [datum].
Uit de schriftelijke volmacht blijkt dat de raadsman beroep heeft willen instellen tegen de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis, gedaan ter zitting van [datum].
Het hof zal de akte verbeterd lezen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte wordt verweten medeplegen van verduistering van een [bedrag], toebehorend aan de lokale overheden, medeplegen van witwassen en afpersing van een ambtenaar, gedurende een lange periode waarbij veel geld is ontvreemd.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier voldoende ernstige bezwaren jegens verdachte. Het hof verwijst daartoe onder meer naar de aangifte, naar de verklaringen van medeverdachten, naar de bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar bankrekeningen en het uitlezen van telefoons alsmede tapgesprekken.
Naar het oordeel van het hof is er voorts sprake van gevaar voor herhaling.
Verdachte verkeerde in financieel problematische omstandigheden en heeft onder die omstandigheden kennelijk kans gezien om een ambtenaar zo danig onder druk te zetten waarbij er aanwijzingen zijn dat er tevens sprake zou zijn van bedreiging met (dodelijk) geweld, dat er grote sommen geld aan verdachte ter beschikking zijn gesteld terwijl dat geld verduisterd zou zijn in dienstbetrekking. Volgens een van de getuigen zou verdachte niets en niemand ontzien en kan hij zeer gewelddadig zijn. Inmiddels blijkt uit het dossier dat de financiële situatie van verdachte er niet beter op is geworden zodat er ook thans nog ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, wanneer hij zich niet in voorlopige hechtenis bevindt, zich schuldig zal maken aan een misdrijf waar naar de wettelijke omschrijving zes jaar of meer gevangenisstraf op staat en of waardoor de gezondheid en of veiligheid van een of meer personen in gevaar kan worden gebracht.
Alles overziend wijst het hof het beroep af.
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft in beginsel het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. Dat kan anders zijn wanneer, zoals in deze zaak, er sprake is van gevaar voor herhaling. Alsdan zal de rechter, zo nodig ambtshalve, dienen na te gaan of niet ook op andere, voor de verdachte minder bezwarende wijze, tegemoet kan worden gekomen aan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. Dat belang is gelegen in het verschoond blijven van een of meer strafbare feiten gepleegd door verdachte.
Het hof heeft zich thans voor de vraag gesteld of het daadwerkelijk voortzetten van de voorlopige hechtenis noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. De reclassering heeft negatief geadviseerd over schorsing van de voorlopige hechtenis nu de reclassering geen mogelijkheden ziet met voorwaarden en of toezicht eventuele risico’s te beperken. De rechtbank heeft in haar beslissing tot afwijzing van het verzoek tot schorsing eveneens overwogen dat de rechtbank niet ziet welke voorwaarden aan een schorsing moeten worden verbonden om de kans op herhaling terug te brengen. Het hof stelt vast dat verdachte zich in deze zaak thans ruim een jaar in voorarrest bevindt terwijl de inhoudelijke behandeling van de zaak nog niet gepland is nu de eerstvolgende terechtzitting een pro forma karakter heeft.
In het geval dat er nog geen zicht is op een inhoudelijke behandeling van de zaak na een voorarrest van ruim een jaar, zal naar het oordeel van het hof aan het gevaar voor herhaling hoge eisen moeten worden gesteld, ook al omdat in de onderhavige zaak verdachte niet eerder gedetineerd is geweest en algemeen kan worden aangenomen dat een preventieve detentie een zekere mate van impact op verdachte heeft waardoor het gevaar voor herhaling geacht kan worden enigermate te zijn afgenomen.
Alles overziend is het hof van oordeel dat de kans op herhaling in deze zaak kan worden teruggebracht tot op een voor de samenleving aanvaardbaar niveau met behulp van aan de schorsing van de voorlopige hechtenis te verbinden voorwaarden.
Het hof zal het verzoek tot schorsing derhalve toe wijzen en de voorlopige hechtenis schorsen
met ingang van [datum] tot aan de dag van de uitspraak in deze zaak in eerste aanlegonder na te melden voorwaarden.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beslissing waarvan beroep.
Wijst toe het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Beveelt dat de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden geschorst
met ingang van [datum] tot aan de dag van de uitspraak in deze zaak in eerste aanleg
Stelt aan verdachte als voorwaarden aan de schorsing:
dat verdachte, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken;
dat verdachte, ingeval hij wegens het feit waarvoor voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf zou worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis geen strafbare feiten zal plegen;
dat verdachte gehoor zal geven aan alle oproepingen van politie en justitie;
dat verdachte gedurende de schorsing geen contact zal opnemen, zoeken of hebben – in welke vorm dan ook, ook niet via derden – met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, [medeverdachten]. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
dat verdachte zich op de dag van de einduitspraak te uiterlijk 08.30 uur weer zal melden bij de dienstdoende ambtenaar in het Paleis van Justitie van de rechtbank Oost-Brabant, gevestigd aan de Leeghwaterlaan 8 (5223 BA) te ’s-Hertogenbosch.
Aldus gedaan op 6 mei 2021
door mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter, mr. J.P.F. Rijken en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van S.J.H. van Beekveld, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 6 mei 2021
Gezien d.d.
De directeur van [detentieplaats]