In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 6 april 2020 een provisioneel bewind had ingesteld over de goederen van verzoekster, [verzoekster]. De verzoekster, moeder van twee meerderjarige zonen, was in hoger beroep gekomen tegen deze beschikking, omdat zij meende dat er onvoldoende redenen waren voor het instellen van een provisioneel bewind. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 24 november 2020, hebben zowel verzoekster als haar zonen, [zoon 1] en [zoon 2], hun standpunten toegelicht. Verzoekster betoogde dat zij geen psychische stoornissen had en dat er geen noodzaak was voor een provisioneel bewind. Haar zonen daarentegen, stelden dat verzoekster lijdt aan ernstige psychische problemen, waaronder psychoses, en dat haar situatie steeds verder verslechterde. Het hof heeft de verklaringen van de zonen en de provisioneel bewindvoerder in overweging genomen, evenals het feit dat verzoekster in het verleden meerdere keren is opgenomen in een psychiatrische instelling. Het hof oordeelde dat er voldoende redenen waren om het provisioneel bewind te handhaven, gezien de ernstige zorgen over de geestelijke gezondheid van verzoekster en het risico dat zij haar belangen niet adequaat kan behartigen. Het hof bekrachtigde daarom de beschikking van de kantonrechter en benadrukte de noodzaak van een spoedige eindbeslissing over het verzoek tot ondercuratelestelling.