ECLI:NL:GHSHE:2021:1497

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
200.281.086_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en gezag over minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] is toegekend aan zowel de moeder als de vader. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.A.J.E. Habets, verzoekt het hof om de bestreden beschikking van 20 april 2020 te vernietigen en het eenhoofdig ouderlijk gezag aan haar toe te kennen. Daarnaast vraagt zij om een zorg- en contactregeling waarbij voorlopig géén omgang zal plaatsvinden tussen de vader en de minderjarige, en verzoekt zij om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.

De vader, vertegenwoordigd door mr. L.H.G. Pelzer, verzet zich tegen de verzoeken van de moeder en stelt dat de omgang met de minderjarige goed verloopt. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 mei 2021 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder uit ernstige zorgen over de opvoedingscapaciteiten van de vader, verwijzend naar een politie-inval en de aanwezigheid van verdovende middelen in de woning van de vader. De vader ontkent deze beschuldigingen en stelt dat de moeder de omgang niet wil uitbreiden uit angst om de controle te verliezen.

Het hof heeft besloten om de beslissingen over het gezamenlijk gezag en de omgang aan te houden in afwachting van de resultaten van een BOR-traject, waarin het contact tussen de vader en de minderjarige opnieuw wordt opgestart. De Raad voor de Kinderbescherming is verzocht om voor 19 november 2021 een eindrapport in te dienen, waarna het hof verdere beslissingen zal nemen. De zaak is pro forma aangehouden tot 20 december 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 mei 2021
Zaaknummer: 200.281.086/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/257937 / FA RK 18-4581
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.A.J.E. Habets,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. L.H.G. Pelzer.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats]
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 17 december 2018, 2 juli 2019 en 20 april 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 juli 2020, heeft de moeder verzocht:
I. de bestreden beschikking van 20 april 2020 te vernietigen;
II. ouderlijk gezag:
primair, het verzoek van de vader tot toekenning van gezamenlijk gezag af te wijzen en het eenhoofdig ouderlijk gezag aan de moeder toe te kennen;
subsidiair, een onderzoek door de raad te gelasten alvorens over te gaan tot het nemen van een beslissing;
III. zorg- en contactregeling:
primair, het verzoek van de vader tot toekenning van een zorg- en contactregeling af te wijzen en te bepalen dat er vooralsnog géén omgang zal plaatsvinden;
subsidiair, een onderzoek door de raad te gelasten alvorens over te gaan tot het nemen van een beslissing.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 september 2020, heeft de vader verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de moeder af te wijzen. Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 mei 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Habets;
-de vader, bijgestaan door mr. Pelzer;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 mei 2019, toegestuurd door de advocaat van de moeder bij V8-formulier d.d. 10 september 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
De vader heeft [minderjarige] op 23 mei 2019 erkend.
De moeder oefende tot aan de bestreden beschikking van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 20 april 2020 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de vader en de moeder gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] en in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders een zorgregeling vastgesteld over het verblijf van [minderjarige] bij de vader overeenkomstig artikel 3.1 van het door de ouders op 5 maart 2020 ondertekende ouderschapsplan en de daarbij behorende bijlagen 2 en 3, dat aan de bestreden beschikking is gehecht.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. De grieven zien op de toekenning van het gezamenlijk gezag en op de vastgestelde zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] .
3.4.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
De moeder maakt zich ernstige zorgen over de opvoedingscapaciteiten van de vader. Er heeft een politie-inval in de woning van de vader plaatsgevonden. Bij de doorzoeking zijn onder andere zes bolletjes vermoedelijk heroïne aangetroffen. Onder andere werden de verdovende middelen aangetroffen onder het matras van de reiswieg die in de kinderkamer van de woning stond. De vader beschikt over een vuurwapen en is schietgevaarlijk.
De moeder heeft haar zorgen over gezamenlijk gezag bij de bespreking van het ouderschapsplan kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft bij haar beoordeling grote waarde gehecht aan het feit dat partijen in het BOR-traject stappen hebben gezet. De rechtbank heeft daaruit afgeleid dat partijen hebben laten zien dat zij als ouders het belang van [minderjarige] centraal kunnen stellen. De moeder heeft meermaals aangegeven dat zij betwijfelde of er sprake was van een bestendige situatie nu de vader in staat is om sociaal wenselijk gedrag te vertonen. De vader heeft met zijn handelen laten zien dat alle zorgen van de moeder volledig terecht waren. De vader heeft [minderjarige] door zijn eigen handelen op zeer ernstige wijze in gevaar gebracht door heroïne te verstoppen in de wieg op de kinderkamer van [minderjarige] . De vader heeft zichzelf in het criminele circuit tot doelwit gemaakt waarbij [minderjarige] ook tot (indirect) doelwit is gemaakt.
Onlangs is de vader zelfs weer gestart met het uiten van bedreigingen richting de moeder, wat de communicatie onmogelijk maakt. De vader geeft aan dat de moeder weet hoe hij is en dat zij daar maar mee moet leren omgaan. Het valt niet te verwachten dat het gebrek aan communicatie verbetert of op korte termijn verandert. Omdat de vader niet in staat is op normale wijze met de moeder te overleggen is het een reële verwachting dat [minderjarige] klem komt te zitting tussen de ouders.
Uitbreiding van de zorgregeling is gelet op het handelen van de vader, de aard van de verdenking en zijn detentie niet in het belang van [minderjarige] . De verwachting dat de vader op (korte) termijn kan groeien in zijn rol als vader is niet reëel.
3.5.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan.
[minderjarige] geniet van de contactmomenten met zijn vader. De omgangsmomenten vinden vrijwel altijd bij de vader thuis plaats en de vader biedt hem structuur. De moeder wil de zorgregeling zelf niet uitbreiden omdat zij veel moeite heeft om [minderjarige] achter te laten.
Het is juist dat er een politie-inval in de woning van de vader heeft plaatsgevonden. De vader is inmiddels veroordeeld voor bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Hij heeft daarvoor een gevangenisstraf van 9 maanden gekregen, die hij inmiddels heeft uitgezeten.
Pas een maand na aanvang van het voorarrest heeft de moeder ingestemd met videobellen. Dat verloopt goed. [minderjarige] is altijd zeer vrolijk en blij om contact met zijn vader te hebben. De melding bij Veilig Thuis bevat veel onjuiste informatie en de vader wil deze melding met terugwerkende kracht laten corrigeren. Er zijn geen verdovende middelen onder het matras van de reiswieg gevonden.
Dat moeder stelt dat de vader sociaal wenselijk gedrag zou hebben vertoond, ervaart de vader als enorm grievend. De vader heeft [minderjarige] niet in gevaar gebracht. Hij betwist heroïne verstopt te hebben in de reiswieg van [minderjarige] of een vuurwapen in huis te hebben en dat gebruikt te hebben. De vader heeft zich in ‘het criminele circuit’ niet tot doelwit gemaakt; hij heeft geen vijanden. De vader ontkent dat hij de moeder zou bedreigen en dat de communicatie onmogelijk is. De communicatie verliep juist prima. Partijen spraken zelfs af bij elkaar thuis om kwesties over [minderjarige] met elkaar te bespreken. Dat er dan wel eens een verschil van mening kan zijn, is normaal.
De moeder gaat er kennelijk vanuit dat zij bepaalt wat in belang van [minderjarige] is, terwijl partijen dat gezamenlijk dienen te bepalen. De moeder moet zich erbij neerleggen dat zij met de vader dient te overleggen en dat dit in het belang van [minderjarige] is. De vader doet er alles aan om de moeder gerust te stellen en laat ook tijdens de omgangsmomenten weten hoe het gaat met [minderjarige] . De moeder wil alles weten over de vader en [minderjarige] : waar ze heen gaan, of [minderjarige] slaapt, wat [minderjarige] te eten krijgt etc. De vader heeft tijdens het BOR-traject aangetoond dat hij stappen zet als vader en dat hij met de moeder kan communiceren over [minderjarige] . De moeder heeft aangetoond dat zij moeite heeft om de controle los te laten.
3.6.
De raad heeft ter zitting geadviseerd een onderzoek door de raad te laten uitvoeren met betrekking tot het gezag en de omgang. Er zijn een aantal zaken stellig door de vader betwist die nu toch waar blijken te zijn, wat zeer zorgelijk is. Het is belangrijk om meer zicht te krijgen op het leven van de vader en in hoeverre hij zich begeeft in criminele circuit. De vader heeft geen huisvesting, er is mogelijk weer sprake van huiselijk geweld. De raad wil gebruik maken van de informatie die uit het BOR-traject naar voren komt.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] ten gevolge van de voorlopige hechtenis/detentie van de vader geruime tijd heeft stilgelegen, maar dat partijen inmiddels in een kort geding procedure zijn overeengekomen dat zij opnieuw gaan deelnemen aan een BOR traject, waarin het contact tussen de vader en [minderjarige] weer wordt opgestart. Het hof ziet aanleiding om de beslissingen over het gezamenlijk gezag en de omgang aan te houden in afwachting van de ontwikkelingen inzake de BOR.
De raad dient het eindrapport van de BOR voor 19 november 2021 bij het hof in te dienen en het hof zo mogelijk gelijktijdig te adviseren over de thans voorliggende kwesties inzake gezag en omgang. Indien de raad dan nader onderzoek nodig acht, dient de raad het hof en partijen daarover uiterlijk binnen twee weken na het beschikbaar komen van het BOR-rapport te informeren en daarbij een indicatie te geven wanneer het rapport van de raad te verwachten is.
Aan de raad wordt nu reeds voorwaardelijk opdracht gegeven om, indien de raad dat nodig vindt, aansluitend aan het BOR traject nader onderzoek te doen en te rapporteren en adviseren over omgang en gezag.
3.7.2.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak acht maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het BOR-traject en het advies c.q. nader bericht van de raad af te wachten.
Het hof zal partijen t.z.t. in de gelegenheid stellen om te reageren op het BOR eindrapport en het bericht en advies van de raad.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad om voor 19 november 2021 het eindrapport van de BOR bij het hof in te dienen en het hof te adviseren c.q. te berichten, alles zoals hierboven beschreven onder 3.7.1.;
geeft onder verwijzing naar hetgeen onder 3.7.1 en 3.7.2 is overwogen voorwaardelijk opdracht aan de raad om onderzoek te doen naar en te rapporteren en te adviseren over de omgang en het gezamenlijk gezag;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 20 december 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.P. de Beij en H.M.A.W. Erven en is op 20 mei 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.