In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van een minderjarige, geboren in 2007, die sinds 2018 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI) en uit huis is geplaatst. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 december 2020 te vernietigen, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de grootmoeder werd verlengd. De moeder is van mening dat het perspectief van de minderjarige weer bij haar ligt, nu zij in staat is om passende huisvesting te vinden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2021 is de moeder gehoord, bijgestaan door haar advocaat, en de GI was vertegenwoordigd. De Raad voor de Kinderbescherming was afwezig. De moeder heeft aangegeven dat zij niet langer op de zwarte lijst van de woonstichting staat en dat zij verwacht binnen afzienbare tijd een woning te kunnen betrekken. De GI heeft echter zorgen geuit over de beschikbaarheid en stabiliteit van de moeder, en benadrukt dat de minderjarige momenteel behoefte heeft aan duidelijkheid en stabiliteit in haar woonomgeving.
Het hof heeft overwogen dat, hoewel de moeder zich inzet voor de terugplaatsing van de minderjarige, er nog steeds grote zorgen zijn over haar woonomstandigheden en de beschikbaarheid voor de minderjarige. Het hof heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat het verblijf bij de grootmoeder op dit moment de beste optie is, ondanks de problematische communicatie tussen de moeder en de grootmoeder. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd.