In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2020, die in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Limburg aanvecht. De moeder verzoekt om de vernietiging van de beschikking die de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van haar kind betreft. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in eerste aanleg verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, wat door de rechtbank is toegewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 april 2021, waarbij de moeder en de Raad vertegenwoordigd waren. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft ook deelgenomen aan de behandeling via videoverbinding.
De moeder voert aan dat zij in staat is om de zorg voor haar kind op zich te nemen en dat er geen reden is voor de verlenging van de uithuisplaatsing. De Raad daarentegen stelt dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedingssituatie en dat de moeder niet open is over haar problematiek. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bevestigd, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd. Het hof oordeelt dat, hoewel de moeder positieve stappen onderneemt in haar behandeling, de situatie nog te pril is om de machtiging te beëindigen. De veiligheid en stabiliteit van de minderjarige blijven voorop staan, en de machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van het kind.