De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, het volgende aan.
Begin 2020 is De GezinsManager gestart met een onderzoek bij de vader waarin duidelijk moest worden of zijn opvoedvaardigheden voldoende zijn voor een thuisplaatsing van [minderjarige 1] . Het huis van de vader maakte een redelijk schone indruk. Het rook niet helemaal fris, maar het huis was opgeruimd en oogde schoon genoeg.
Novadic Kentron heeft op 25 september 2020 aangegeven dat uit de testen blijkt dat de vader regelmatig cannabis en alcohol gebruikt. De GI heeft geen contact met de reclassering, omdat de vader hier geen toestemming voor geeft. De GI heeft van Fivoor vernomen dat de behandeling van de vader is stopgezet, dat het dossier is gesloten en dat vader is uitgeschreven. Eerder had Fivoor aangegeven dat de vader niet meer actief behandeld wilde worden.
De vader is op 18 augustus 2020 boos en agressief weggelopen toen de CHOP-list werd besproken. De receptioniste heeft de voordeur moeten sluiten, zodat de vader niet meer naar binnen kon. Op 27 oktober 2020 liep de vader weer boos weg.
De vader wordt onvoldoende in staat geacht om de volledige zorg voor [minderjarige 1] op zich te nemen. Het persoonlijk functioneren vormt een belemmerende factor hierin. De vader gebruikt drugs en dit heeft effect op hoe hij de realiteit beleeft. Zijn problematiek is onvoldoende verbeterd. In een nacht van februari 2021 is de politie naar het huis van de vader moeten gaan en trof daar de moeder overstuur aan. De vader toont onvoldoende zelfreflectie, is veelvuldig boos op de GI en laat dit blijken door zich dreigend, agressief en respectloos op te stellen. De vader verliest dan zijn omgeving en [minderjarige 1] uit het oog.
Sinds mei 2020 is de vader bijna alle bezoekafspraken nagekomen. [minderjarige 1] ontwikkelt zich leeftijdsadequaat in het pleeggezin. Als [minderjarige 1] zijn ouders heeft gezien tijdens een omgang, is hij enige tijd van slag. Hij reageert heel heftig op de begeleide bezoeken met de vader, hij is dan helemaal uit zijn doen. [minderjarige 1] is niet ontspannen tijdens de bezoeken. Hij is naderhand huilerig, hangt aan zijn pleegmoeder, wil niet naar bed en kan moeilijk slapen. [minderjarige 1] komt dan niet aan zijn ontwikkeling toe.
Tijdens de bezoeken zijn de ouders observerend aanwezig en sluiten niet aan bij [minderjarige 1] . De vader is boos op de GI en komt al gespannen het kantoor binnen. Iedereen in de ruimte, ook [minderjarige 1] , voelt die spanning en onrust aan. De GezinsManager begeleidt de bezoeken en houdt voor- en nabesprekingen met de vader. De GezinsManager doet er alles aan om de vader rustig te krijgen, zodat het bezoek rustig begint. Als dat lukt, verlopen de bezoeken beter. De laatste twee keren gingen de bezoeken erg goed. De vader volgt de tips op. De GI ziet een stijgende lijn. Binnen de GI wordt besproken of de bezoeken kunnen worden uitgebreid naar één uur. Over een uitbreiding bij de vader thuis kan pas worden gesproken als [minderjarige 1] een minder heftige reactie laat zien en de bezoeken goed blijven gaan.
Het perspectief van [minderjarige 1] ligt in het pleeggezin. Daar is hij al een hele tijd met [minderjarige 2] . Hij verblijft daar in een veilige omgeving. De GI heeft een verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel gevraagd. Dit verzoek staat nog op de wachtlijst.
3.6.1.Ingevolge artikel 1:265b lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.6.3.Gelet op de persoonlijke problematiek van de ouders en de forse zorgen over zijn opvoedsituatie is [minderjarige 1] meteen na zijn geboorte uit huis geplaatst. De vader vindt dat hij nooit een eerlijke kans heeft gekregen om te laten zien dat hij zelf voor [minderjarige 1] kan zorgen. De vader heeft de afgelopen periode hard aan zichzelf gewerkt en het is positief dat hij nu werk heeft en een eigen woning. Uit het dossier is gebleken dat de rechtbank kort na de geboorte van [minderjarige 1] de GI nadrukkelijk heeft meegegeven dat er zicht moet komen op de rol van de vader en zijn opvoedvaardigheden. De GI heeft daarom De GezinsManager gevraagd onderzoek uit te voeren naar de pedagogische vaardigheden van de vader, met als doel duidelijk te krijgen of de opvoedvaardigheden van de vader voldoende zijn om [minderjarige 1] bij de vader te laten wonen. De GezinsManager is bij de vader thuis geweest en is aanwezig geweest bij bezoeken die de vader met [minderjarige 1] heeft gehad (en nu nog steeds heeft). De GezinsManager heeft op basis van de onderzoeksbevindingen (neergelegd in het onderzoeksrapport mei 2020) geconcludeerd dat het op korte termijn niet reëel is dat [minderjarige 1] volledig bij de vader komt te wonen.
Het hof onderschrijft deze conclusie van De GezinsManager. Op basis van het dossier en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat de vader onvoldoende in staat is om voor [minderjarige 1] te kunnen zorgen. Niet omdat de vader dit niet wil, maar omdat [minderjarige 1] meer nodig heeft dan de vader hem kan bieden. [minderjarige 1] is nu anderhalf jaar oud. Hij heeft nooit bij zijn ouders gewoond. Het is een kwetsbaar jong kind dat volledig afhankelijk is van de verzorging die zijn opvoeders hem bieden. [minderjarige 1] heeft een stabiele en duidelijke opvoedomgeving nodig waarin hij fysiek en emotioneel veilig is. Het hof heeft over de vader de volgende zorgen die eraan in de weg staan dat hij zelf voor [minderjarige 1] kan gaan zorgen:
- de moeder speelt nog steeds een rol in het leven van de vader. Die relatie is weliswaar verbroken, maar de moeder komt nog geregeld bij de vader in huis.. De vader vindt dit prima, omdat hij vaak werkt en dan toch niet thuis is. In februari 2021 heeft er nog een ruzie plaatsgevonden tussen de ouders en is de politie naar het huis van de vader gegaan. Anders dan de vader stelt, ziet het hof hierin nog wel een risicofactor. Van stabiliteit op dit gebied is nog geen sprake. De vader heeft het hof niet overtuigd dat de relatieproblemen met de moeder zodanig onder controle zijn dat [minderjarige 1] niet geconfronteerd zal gaan worden met geweld en agressie tussen zijn ouders;
- de vader gebruikt dagelijks alcohol en regelmatig softdrugs, al beweert hij dat de testresultaten van de GI onjuist zijn en dat hij niet zoveel genotsmiddelen gebruikt zoals de GI stelt. Het hof heeft echter geen aanleiding om het standpunt van de GI – zoals zij dat hebben vernomen van Novadic Kentron op 25 september 2020 – in twijfel te trekken. De stelling van de vader dat hij hiermee stopt als [minderjarige 1] bij hem komt wonen, stelt het hof niet gerust, temeer niet nu de vader een verslavingsachtergrond heeft;
- de vader heeft zijn boosheid niet zodanig onder controle als hij zelf stelt. De vader is meerdere keren boos en agressief weggelopen bij de GI. Het hof heeft zelf waargenomen dat de vader tijdens de mondelinge behandeling in grove bewoordingen zijn frustratie uit.. De vader voelt met name veel stress rondom de bezoekmomenten. Het hof maakt zich zorgen wat het effect hiervan is op [minderjarige 1] . Volgens de GI neemt de vader de spanning en boosheid mee de ruimte in en is dit voor [minderjarige 1] ook voelbaar. De advocaat van de vader hecht er veel waarde aan welke bewoordingen de GI gebruikt om de reactie van [minderjarige 1] te duiden. Het hof vindt het minder van belang of [minderjarige 1] ‘heftig’ reageert of ‘enige tijd van slag’ is. Het staat vast dat [minderjarige 1] ander gedrag laat zien na de bezoeken en dat de bezoeken hem ontregelen. De pleegmoeder signaleert dat hij vaker wakker wordt ’s nachts, zich vastklampt aan haar, dat zijn eczeem toeneemt en dat hij zich dagenlang driftig/boos/huilerig gedraagt.
- Tot slot acht het hof het zorgelijk dat het de vader tijdens de bezoeken niet altijd lukt om aan te sluiten bij [minderjarige 1] . Recent nog in februari 2021 speelde de vader, vanuit goede bedoelingen, een fysiek spel waar [minderjarige 1] nog te jong voor was en zijn ogen groot werden van schrik. De vader voelde niet aan, en ziet achteraf niet in, dat [minderjarige 1] dit eng vindt. De contactmomenten vinden nog steeds onder begeleiding plaats en deze begeleiding is nog steeds noodzakelijk om de bezoeken op een voor [minderjarige 1] prettige wijze te laten verlopen. De vader heeft onvoldoende inzicht in wat [minderjarige 1] nodig heeft. Dit blijkt temeer uit zijn verklaring op zitting dat het goed zou zijn voor [minderjarige 1] als hij meteen wordt thuisgeplaatst bij hem. De vader gaat er dan aan voorbij dat [minderjarige 1] sinds 1 oktober 2020 bij zijn pleegouders verblijft met zijn broer [minderjarige 2] . Het zou schadelijk voor [minderjarige 1] zijn om hem hier plotsklaps weg te halen.