ECLI:NL:GHSHE:2021:1482

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
200.290.065_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van zorg en opvoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2019. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 december 2020 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd. De vader heeft aangevoerd dat hij in staat is om voor [minderjarige 1] te zorgen en dat hij nooit een eerlijke kans heeft gekregen om dit te bewijzen. Hij heeft zijn leven verbeterd, heeft werk en een eigen woning, en wil dat [minderjarige 1] bij hem komt wonen.

De GI (Gecertificeerde Instelling) heeft echter betoogd dat de vader onvoldoende in staat is om voor [minderjarige 1] te zorgen, gezien zijn verleden met drugs- en alcoholgebruik, en de zorgen over zijn opvoedvaardigheden. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 april 2021 zijn zowel de vader als de GI gehoord, maar de moeder en de raad waren niet aanwezig. Het hof heeft de zorgen van de GI over de vader en de impact van zijn gedrag op [minderjarige 1] serieus genomen. Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] zich goed ontwikkelt in het pleeggezin en dat het in zijn belang is om daar te blijven totdat er meer duidelijkheid is over de situatie van de vader.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] is verlengd. Het hof heeft geconcludeerd dat de vader op dit moment niet in staat is om de zorg voor [minderjarige 1] op zich te nemen, en dat het noodzakelijk is dat [minderjarige 1] in de veilige omgeving van het pleeggezin blijft totdat er meer duidelijkheid is over de toekomst.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 20 mei 2021
Zaaknummer : 200.290.065/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/375082 / JE RK 20-1503
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- [de moeder] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: de moeder.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 16 december 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 februari 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen, het hof begrijpt: uitsluitend voor zover het de machtiging tot uithuisplaatsing betreft, en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van GI voor wat betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 maart 2021, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 april 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl (waarnemend advocaat voor mr. Berendse-de Gruijl),
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] .
De moeder en de raad zijn niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 december 2020;
  • de brief van de raad van 23 februari 2021;
  • de brief van de GI van 13 april 2021 met bijlagen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader is – voor zover hier van belang – geboren:
- [minderjarige 1] (hierna:
[minderjarige 1]), te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019.
De ouders zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] . Zij zijn ook de ouders van [minderjarige 2] (3 jaar oud). Over [minderjarige 2] hebben de ouders geen gezag meer.
3.2.
Voor zijn geboorte is [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI. Na zijn geboorte is hij meteen uit huis geplaatst. Sinds 1 oktober 2020 verblijft hij in een perspectiefbiedend pleeggezin; zijn broer [minderjarige 2] woont hier ook.
De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] waren van kracht tot 4 september 2020.
Procedure eerste aanleg
3.3.1.
De GI heeft de rechtbank verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van één jaar.
3.3.2.
Bij beschikking van 2 september 2020 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] verlengd tot 4 januari 2021.
De rechtbank heeft het resterende deel van de verlengingsverzoeken aangehouden.
3.3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank het resterende deel van de verzoeken toegewezen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 4 januari 2021 verlengd tot 4 september 2021.
Procedure hoger beroep
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen voor zover het de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing betreft en hij is van dat gedeelte van de bestreden beschikking in hoger beroep gekomen. Hij voert in zijn beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandelinghet volgende aan.
Het beeld dat de GI van de vader schetst is onjuist. De vader is wel in staat om voor [minderjarige 1] te zorgen. De vader heeft geen eerlijke kans gekregen om daadwerkelijk te laten zien dat hij goed voor [minderjarige 1] kan zorgen. Het is voor de vader niet goed mogelijk om op een normale wijze met de GI en de hulpverlening in gesprek te gaan. De vader voelt zich kapotgemaakt door de GI.
Anders dan de GI stelt, heeft de vader Fivoor niet onbehandeld verlaten. Hij is succesvol uitbehandeld en is daar met goed fatsoen weggegaan. De vader heeft nu geen hulpverlening en geen hulpvraag. Hij heeft eens in de twee è drie maanden telefonisch contact met de reclasseringsambtenaar. De vader is ook klaar bij Novadic. De testuitslagen kloppen niet. De vader gebruikt wel cannabis, maar dat zou hij nooit doen in aanwezigheid van [minderjarige 1] . Hij drinkt per dag twee, drie, hoogstens vier biertjes. In het weekend drinkt de vader ook bier. Hij stopt daarmee als [minderjarige 1] thuiskomt, maar nu heeft hij geen verantwoordelijkheden.
De vader ziet [minderjarige 1] eenmaal in de twee weken op het kantoor van de GI. De bezoeken duren in beginsel 30 minuten, maar als de moeder niet verschijnt, mag de vader [minderjarige 1] 45 minuten zien. Het geeft de vader veel stress, omdat hij nooit van te voren weet of de moeder komt opdagen. In het verleden liepen de emoties nog wel eens hoog op als de vader spanning voelde rondom contactmomenten, besprekingen of als er een schriftelijke aanwijzing werd aangekondigd. De vader heeft zijn boosheid en zijn emoties nu onder controle. Als de vader al boos wordt, uit hij dit nooit in het bijzijn van [minderjarige 1] .
Het contact tussen de vader en [minderjarige 1] verloopt goed. Uit de verslagen van de begeleide bezoeken blijkt dat de vader kan aansluiten bij [minderjarige 1] . De vader pikt tips op en heeft een leuk contact met [minderjarige 1] .
De moeder verblijft soms bij de vader. Zij is dakloos en de vader heeft medelijden met haar. Op 12 februari 2021 heeft er een incident plaatsgevonden. Dit werd veroorzaakt omdat de moeder in een psychose zat. De politie kwam langs, omdat zij liep te schreeuwen. Als [minderjarige 1] bij de vader zou worden geplaatst, vormt dit geen risicofactor. De vader is weerbaar tegen de moeder. De vader zou de moeder dan vragen om te vertrekken.
De vader heeft flexibel werk in de steigerbouw. Hij kan zijn werktijden combineren met de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] . Thuis heeft de vader zijn zaken goed op orde. De essentiële spullen zijn voor [minderjarige 1] aanwezig. Alles ging goed met [minderjarige 1] voordat hij uithuisgeplaatst werd. Hij zat zelfs boven de curve. De vader wil dat [minderjarige 1] bij hem komt wonen. Hij wil hem het liefste meteen oppakken en meenemen. Dat is geen grote stap voor [minderjarige 1] ; dat is juist in zijn belang.
3.5.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, het volgende aan.
Begin 2020 is De GezinsManager gestart met een onderzoek bij de vader waarin duidelijk moest worden of zijn opvoedvaardigheden voldoende zijn voor een thuisplaatsing van [minderjarige 1] . Het huis van de vader maakte een redelijk schone indruk. Het rook niet helemaal fris, maar het huis was opgeruimd en oogde schoon genoeg.
Novadic Kentron heeft op 25 september 2020 aangegeven dat uit de testen blijkt dat de vader regelmatig cannabis en alcohol gebruikt. De GI heeft geen contact met de reclassering, omdat de vader hier geen toestemming voor geeft. De GI heeft van Fivoor vernomen dat de behandeling van de vader is stopgezet, dat het dossier is gesloten en dat vader is uitgeschreven. Eerder had Fivoor aangegeven dat de vader niet meer actief behandeld wilde worden.
De vader is op 18 augustus 2020 boos en agressief weggelopen toen de CHOP-list werd besproken. De receptioniste heeft de voordeur moeten sluiten, zodat de vader niet meer naar binnen kon. Op 27 oktober 2020 liep de vader weer boos weg.
De vader wordt onvoldoende in staat geacht om de volledige zorg voor [minderjarige 1] op zich te nemen. Het persoonlijk functioneren vormt een belemmerende factor hierin. De vader gebruikt drugs en dit heeft effect op hoe hij de realiteit beleeft. Zijn problematiek is onvoldoende verbeterd. In een nacht van februari 2021 is de politie naar het huis van de vader moeten gaan en trof daar de moeder overstuur aan. De vader toont onvoldoende zelfreflectie, is veelvuldig boos op de GI en laat dit blijken door zich dreigend, agressief en respectloos op te stellen. De vader verliest dan zijn omgeving en [minderjarige 1] uit het oog.
Sinds mei 2020 is de vader bijna alle bezoekafspraken nagekomen. [minderjarige 1] ontwikkelt zich leeftijdsadequaat in het pleeggezin. Als [minderjarige 1] zijn ouders heeft gezien tijdens een omgang, is hij enige tijd van slag. Hij reageert heel heftig op de begeleide bezoeken met de vader, hij is dan helemaal uit zijn doen. [minderjarige 1] is niet ontspannen tijdens de bezoeken. Hij is naderhand huilerig, hangt aan zijn pleegmoeder, wil niet naar bed en kan moeilijk slapen. [minderjarige 1] komt dan niet aan zijn ontwikkeling toe.
Tijdens de bezoeken zijn de ouders observerend aanwezig en sluiten niet aan bij [minderjarige 1] . De vader is boos op de GI en komt al gespannen het kantoor binnen. Iedereen in de ruimte, ook [minderjarige 1] , voelt die spanning en onrust aan. De GezinsManager begeleidt de bezoeken en houdt voor- en nabesprekingen met de vader. De GezinsManager doet er alles aan om de vader rustig te krijgen, zodat het bezoek rustig begint. Als dat lukt, verlopen de bezoeken beter. De laatste twee keren gingen de bezoeken erg goed. De vader volgt de tips op. De GI ziet een stijgende lijn. Binnen de GI wordt besproken of de bezoeken kunnen worden uitgebreid naar één uur. Over een uitbreiding bij de vader thuis kan pas worden gesproken als [minderjarige 1] een minder heftige reactie laat zien en de bezoeken goed blijven gaan.
Het perspectief van [minderjarige 1] ligt in het pleeggezin. Daar is hij al een hele tijd met [minderjarige 2] . Hij verblijft daar in een veilige omgeving. De GI heeft een verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel gevraagd. Dit verzoek staat nog op de wachtlijst.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1.Ingevolge artikel 1:265b lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.6.2.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] noodzakelijk is.
3.6.3.
Gelet op de persoonlijke problematiek van de ouders en de forse zorgen over zijn opvoedsituatie is [minderjarige 1] meteen na zijn geboorte uit huis geplaatst. De vader vindt dat hij nooit een eerlijke kans heeft gekregen om te laten zien dat hij zelf voor [minderjarige 1] kan zorgen. De vader heeft de afgelopen periode hard aan zichzelf gewerkt en het is positief dat hij nu werk heeft en een eigen woning. Uit het dossier is gebleken dat de rechtbank kort na de geboorte van [minderjarige 1] de GI nadrukkelijk heeft meegegeven dat er zicht moet komen op de rol van de vader en zijn opvoedvaardigheden. De GI heeft daarom De GezinsManager gevraagd onderzoek uit te voeren naar de pedagogische vaardigheden van de vader, met als doel duidelijk te krijgen of de opvoedvaardigheden van de vader voldoende zijn om [minderjarige 1] bij de vader te laten wonen. De GezinsManager is bij de vader thuis geweest en is aanwezig geweest bij bezoeken die de vader met [minderjarige 1] heeft gehad (en nu nog steeds heeft). De GezinsManager heeft op basis van de onderzoeksbevindingen (neergelegd in het onderzoeksrapport mei 2020) geconcludeerd dat het op korte termijn niet reëel is dat [minderjarige 1] volledig bij de vader komt te wonen.
Het hof onderschrijft deze conclusie van De GezinsManager. Op basis van het dossier en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat de vader onvoldoende in staat is om voor [minderjarige 1] te kunnen zorgen. Niet omdat de vader dit niet wil, maar omdat [minderjarige 1] meer nodig heeft dan de vader hem kan bieden. [minderjarige 1] is nu anderhalf jaar oud. Hij heeft nooit bij zijn ouders gewoond. Het is een kwetsbaar jong kind dat volledig afhankelijk is van de verzorging die zijn opvoeders hem bieden. [minderjarige 1] heeft een stabiele en duidelijke opvoedomgeving nodig waarin hij fysiek en emotioneel veilig is. Het hof heeft over de vader de volgende zorgen die eraan in de weg staan dat hij zelf voor [minderjarige 1] kan gaan zorgen:
  • de moeder speelt nog steeds een rol in het leven van de vader. Die relatie is weliswaar verbroken, maar de moeder komt nog geregeld bij de vader in huis.. De vader vindt dit prima, omdat hij vaak werkt en dan toch niet thuis is. In februari 2021 heeft er nog een ruzie plaatsgevonden tussen de ouders en is de politie naar het huis van de vader gegaan. Anders dan de vader stelt, ziet het hof hierin nog wel een risicofactor. Van stabiliteit op dit gebied is nog geen sprake. De vader heeft het hof niet overtuigd dat de relatieproblemen met de moeder zodanig onder controle zijn dat [minderjarige 1] niet geconfronteerd zal gaan worden met geweld en agressie tussen zijn ouders;
  • de vader gebruikt dagelijks alcohol en regelmatig softdrugs, al beweert hij dat de testresultaten van de GI onjuist zijn en dat hij niet zoveel genotsmiddelen gebruikt zoals de GI stelt. Het hof heeft echter geen aanleiding om het standpunt van de GI – zoals zij dat hebben vernomen van Novadic Kentron op 25 september 2020 – in twijfel te trekken. De stelling van de vader dat hij hiermee stopt als [minderjarige 1] bij hem komt wonen, stelt het hof niet gerust, temeer niet nu de vader een verslavingsachtergrond heeft;
  • de vader heeft zijn boosheid niet zodanig onder controle als hij zelf stelt. De vader is meerdere keren boos en agressief weggelopen bij de GI. Het hof heeft zelf waargenomen dat de vader tijdens de mondelinge behandeling in grove bewoordingen zijn frustratie uit.. De vader voelt met name veel stress rondom de bezoekmomenten. Het hof maakt zich zorgen wat het effect hiervan is op [minderjarige 1] . Volgens de GI neemt de vader de spanning en boosheid mee de ruimte in en is dit voor [minderjarige 1] ook voelbaar. De advocaat van de vader hecht er veel waarde aan welke bewoordingen de GI gebruikt om de reactie van [minderjarige 1] te duiden. Het hof vindt het minder van belang of [minderjarige 1] ‘heftig’ reageert of ‘enige tijd van slag’ is. Het staat vast dat [minderjarige 1] ander gedrag laat zien na de bezoeken en dat de bezoeken hem ontregelen. De pleegmoeder signaleert dat hij vaker wakker wordt ’s nachts, zich vastklampt aan haar, dat zijn eczeem toeneemt en dat hij zich dagenlang driftig/boos/huilerig gedraagt.
  • Tot slot acht het hof het zorgelijk dat het de vader tijdens de bezoeken niet altijd lukt om aan te sluiten bij [minderjarige 1] . Recent nog in februari 2021 speelde de vader, vanuit goede bedoelingen, een fysiek spel waar [minderjarige 1] nog te jong voor was en zijn ogen groot werden van schrik. De vader voelde niet aan, en ziet achteraf niet in, dat [minderjarige 1] dit eng vindt. De contactmomenten vinden nog steeds onder begeleiding plaats en deze begeleiding is nog steeds noodzakelijk om de bezoeken op een voor [minderjarige 1] prettige wijze te laten verlopen. De vader heeft onvoldoende inzicht in wat [minderjarige 1] nodig heeft. Dit blijkt temeer uit zijn verklaring op zitting dat het goed zou zijn voor [minderjarige 1] als hij meteen wordt thuisgeplaatst bij hem. De vader gaat er dan aan voorbij dat [minderjarige 1] sinds 1 oktober 2020 bij zijn pleegouders verblijft met zijn broer [minderjarige 2] . Het zou schadelijk voor [minderjarige 1] zijn om hem hier plotsklaps weg te halen.
3.6.4.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden een thuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de vader niet mogelijk is. [minderjarige 1] moet daarom uithuisgeplaatst blijven. Het hof neemt hierbij ook in aanmerking dat [minderjarige 1] zich goed ontwikkelt in het pleeggezin en dat de GI inmiddels het perspectief daar heeft bepaald. Nu de zaak bovendien op de wachtlijst staat bij de raad om onderzoek te laten doen of een gezagsbeëindigende maatregel van de vader nodig is, acht het hof het noodzakelijk dat [minderjarige 1] in afwachting van de uitkomst van dit onderzoek in de veilige omgeving van zijn pleeggezin blijft.
3.6.5.
Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen voor zover het over de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] gaat.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A.M. Scheij, C.N.M. Antens en E.M.C. Dumoulin, en is op 20 mei 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.