Uitspraak
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 juni 2020, waarin het gezag van de ouders over hun minderjarige kind, geboren in 2009, is beëindigd. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt om het gezag over haar kind te behouden, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) zich verzetten tegen dit verzoek. De moeder heeft in het verleden haar kind bij de vader laten wonen, maar is van mening dat zij het gezag moet behouden om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en de ontwikkeling van het kind te waarborgen.
Het hof heeft de zaak behandeld en de argumenten van de moeder, de vader, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De moeder stelt dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar haar opvoedvaardigheden en dat de GI niet neutraal is. De vader steunt de beslissing van de rechtbank en is het eens met de benoeming van de GI tot voogdes. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet ondubbelzinnig heeft geaccepteerd dat het kind bij de vader woont en dat er voldoende gronden zijn om het gezag van beide ouders te beëindigen. Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van het kind voorop staat.