3.6.[curator] heeft tijdens de mondelinge behandeling, het volgende verklaard:
Er was sprake van een spoedeisende situatie toen het provisioneel bewind werd ingesteld. Het is aantoonbaar dat [verzoekster] de situatie niet meer kon overzien. Het provisioneel bewind, en later de ondercuratelestelling, is zeer helpend geweest voor [verzoekster] . De situatie was onhoudbaar en [curator] kon meteen aan de slag toen het provisioneel bewind werd uitsproken. De spoedeisendheid zat in: het risico op zwerven, het laten ontstaan van schulden, het gevaar voor derden en de invloed die [verzoekster] op derden (met name: haar partner) heeft. Ook de zorgverzekering dreigde beëindigd te worden.
[verzoekster] had flinke schulden laten ontstaan, maar zij bleek nog geld tegoed te hebben uit een erfenis. De zus van [verzoekster] , die in België woont, beheerde dat geld. Het is [curator] gelukt om over dat geld het beheer te krijgen en hiermee alle schulden af te lossen, onder meer circa € 3.000,- aan achterstallige premie ter zake de zorgverzekering. Dit is voortvarend verlopen. Als [curator] niet direct zou hebben ingegrepen, zou de zorgverzekering zijn beëindigd. [verzoekster] overziet dit niet.
Het hof overweegt als volgt
3.7.1.Mr. Ufkes heeft bij aanvang van de mondelinge behandeling verzocht om aanhouding van de zaak, omdat [verzoekster] niet is verschenen en hij haar wel had verwacht. [psychiater] heeft hier geen bezwaar tegen, maar [curator] wel; hij vindt het bovendien niet relevant om aan te houden, omdat [verzoekster] er wel bij had kunnen zijn. Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling, heeft het hof aan de aanwezige betrokkenen medegedeeld dat de zaak niet wordt aangehouden, omdat het hof daarvoor geen grond ziet.
3.7.2.Op grond van artikel 1:380 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter voor wie het verzoek tot ondercuratelestelling aanhangig is of laatstelijk aanhangig was, op verzoek of ambtshalve, een provisionele bewindvoerder benoemen. Het provisioneel bewind is een tijdelijke voorziening en bedoeld voor situaties waarin onmiddellijke bescherming van de belangen van de meerderjarige noodzakelijk is omdat nog geen beslissing of onherroepelijke beslissing is of kan worden gegeven op het verzoek tot ondercuratelestelling.
3.7.3.Het hof stelt voorop dat het provisioneel bewind is komen te vervallen toen de ondercuratelestelling op 30 oktober 2020 werd uitgesproken. In het midden latend of [verzoekster] nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dit hoger beroep, overweegt het hof ten aanzien van de inhoud als volgt.
3.7.4.Uit het dossier is gebleken dat [verzoekster] lijdt aan ernstige psychiatrische problematiek (waaronder psychoses). Sinds 2016 is zij bekend op de PAAZ-afdeling. Eind 2019 was [verzoekster] dakloos en is zij met fors ondergewicht opgenomen in de [GGZ] kliniek.
3.7.5.Het hof is van oordeel dat de belangen van [verzoekster] – de materiële en de immateriële – onmiddellijke bescherming nodig hadden en dat de afloop van de procedure tot ondercuratelestelling niet langer kon worden afgewacht. De psychiatrische problematiek is onderschreven door [psychiater] en [curator] tijdens de mondelinge behandeling. Er bleek ook sprake te zijn van financiële problemen. [verzoekster] had verschillende schulden laten ontstaan, onder meer vanwege het niet betalen van de zorgpremie. [curator] heeft ervoor gezorgd dat geld, dat voor [verzoekster] uit hoofde van een erfenis beschikbaar was, daadwerkelijk is gebruikt om bestaande schulden af te lossen en daarmede problemen, zoals het eindigen van de zorgverzekering, af te wenden.
3.7.6.De ernst van de situatie in april 2020 is bevestigd door alles wat er sindsdien is gebeurd. De rechtbank heeft bij beschikking van 23 oktober 2020 een zorgmachtiging verleend (geldig voor één jaar). Op 30 oktober 2020 is het provisioneel bewind omgezet in een ondercuratelestelling waartegen geen hoger beroep is ingesteld. Deze beslissingen van de rechtbank bevestigen dat onmiddellijk ingrijpen in april 2020 nodig was en dat er niet langer kon worden gewacht. Het hof is dan ook van oordeel dat het provisioneel bewind terecht en op goede gronden is uitgesproken; er was op dat moment geen minder bezwarend alternatief aanwezig om [verzoekster] te beschermen.
3.7.7.Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
3.7.8.[verzoekster] heeft tot slot verzocht om de [GGZ] te veroordelen in de proceskosten. Daarvoor ziet het hof, gelet op de uitkomst van de zaak, geen aanleiding.