7.2.Het hof heeft de standpunten van partijen en de GI al uiteengezet in de tussenbeschikking van 11 juni 2020. De raad was bij de vorige mondelinge behandeling niet verschenen en heeft nu voor het eerst in hoger beroep geadviseerd.
Voor zover relevant hebben alle betrokkenen hun standpunten als volgt aangevuld:
-
standpunt van de moeder
De uithuisplaatsing van [minderjarige] in april 2019 is een rigoureuze beslissing geweest. Achteraf is het nog maar de vraag of dit de juiste weg is geweest. Er zijn behoorlijk wat problemen ontstaan sindsdien. De moeder is gevraagd om in te stemmen met een wekelijks verblijf van [minderjarige] op de zorgboerderij, omdat dat nodig is verband met de thuissituatie bij de vader.
De moeder krijgt nog steeds signalen van [minderjarige] die erop wijzen dat er zorgen zijn bij de vader thuis.
Het is een aanname dat de vader beter in staat zou zijn dan de moeder om [minderjarige] contact te laten hebben met de andere ouder. Als [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zou terugkrijgen, zou de moeder een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader niet in de weg staan. De moeder denkt dan aan een regeling van bijvoorbeeld één weekend in de veertien dagen en alles wat erbij hoort, zoals vakanties en zo. Het klopt dat de moeder bij de vorige mondelinge behandeling van het hof (mei 2020) nog van mening was dat de vader alleen onder begeleiding contact mag met [minderjarige] , maar dat ziet zij nu “een beetje anders”. Er is zoveel gebeurd. Het is voor de moeder moeilijk om de vader ineens weer volledig te vertrouwen. [minderjarige] laat daarvoor te veel tekenen zien dat het niet goed gaat met haar. De moeder denkt dat het nog meer tijd nodig heeft voordat zij de vader weer vertrouwt.
De moeder en [kindertherapie] vinden dat er aanvullend onderzoek door de raad moet worden gedaan naar de vraag bij welke ouder [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats dient te hebben. De opvoedmogelijkheden van de moeder en de hechtingsrelatie tussen de moeder en [minderjarige] moeten, onder meer, worden onderzocht. In het verslag van [kindertherapie] staan de onderzoeksvragen opgesomd.
-
standpunt van de vader
[minderjarige] verblijft nu al twee jaar bij de vader. Zij ontwikkelt zich naar omstandigheden goed. Het is een vrolijk meisje dat de laatste anderhalf jaar op school met grote sprongen vooruit is gegaan op taalgebied en woordenschat. Ook zoekt zij steeds meer het contact met andere kinderen. De school geeft verder aan dat [minderjarige] is gebaat bij structuur en duidelijkheid.
De moeder heeft al heel vaak een ‘laatste kans’ gekregen om te laten zien dat zij een andere houding kan innemen. De moeder gunt de vader geen enkele plaats in het leven van [minderjarige] . Hierin is niets veranderd. De moeder straalt dit uit naar [minderjarige] en het levert aanhoudende problemen op. [minderjarige] ’s identiteitskaart is inmiddels verlopen en de moeder weigert haar handtekening te zetten voor de aanvraag van een nieuwe identiteitskaart. De zorgverzekering is ook nog steeds niet aangepast, die loopt nog via de moeder.
De moeder geeft ook geen toestemming voor [minderjarige] ’s verblijf op de zorgboerderij. [minderjarige] gaat naar de zorgboerderij, omdat de GI dat noodzakelijk vindt voor haar persoonlijke ontwikkeling, het heeft niets te maken met de thuissituatie van de vader. Dat het bij de vader thuis niet goed is voor [minderjarige] , zijn gedachten die de moeder heeft en die zij projecteert op de hulpverlening. Hiervoor is geen enkele objectieve aanwijzing gevonden.
De vader zet zich in om in het belang van [minderjarige] de moeder zoveel mogelijk te informeren over de dagelijkse gang van zaken. Hij stuurt de moeder iedere twee weken een e-mail met informatie en een foto van [minderjarige] . Ook stuurt de vader de moeder extra berichten (tekeningen van [minderjarige] ) met Moederdag en als de moeder jarig is. De moeder reageert hier nooit op en vraagt nooit naar [minderjarige] . De school heeft ook al ruim een jaar niets van de moeder vernomen.
Als [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vader behoudt, zal hij de moeder altijd blijven informeren, zoals hij doet sinds [minderjarige] in april 2019 bij hem is geplaatst. De vader heeft laten zien dat hij in staat is om de moeder een rol te geven in [minderjarige] ’s leven. De vader biedt zekerheid dat [minderjarige] contact blijft houden met haar moeder. Keer op keer zegt de moeder toe dat zij zal gaan meewerken, maar er komt nooit iets van terecht.
De vader vraagt zich af wat er zou moeten worden onderzocht door de raad. Het is bekend dat de moeder [minderjarige] de eerste twee jaar van haar leven bij zich hield. Tussen de moeder en [minderjarige] was geen hechtere band mogelijk. Daar zat het probleem niet in.
-
standpunt van de GI
Vanaf november 2016 is de hulpverlening betrokken bij [minderjarige] , tot op heden met het resultaat dat het de moeder nog steeds niet lukt om de vader te accepteren en een rol te geven in het leven van [minderjarige] . Het hof heeft de moeder in mei 2020 opnieuw de kans gegeven om de samenwerking met de vader aan te gaan. De moeder werkt niet mee en laat nog steeds geen andere houding zien. De GI gaat de moeder een schriftelijke aanwijzing geven zodat er een nieuwe identiteitskaart voor [minderjarige] aangevraagd kan worden.
Een nieuw raadsonderzoek voegt niets toe. De GI kan wel voorspellen wat daaruit komt. De moeder en [minderjarige] hebben een warme band. De ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] ligt niet daarin, maar in het feit dat het de moeder vanaf juni 2016 niet is gelukt de vader een plek te geven in het leven van [minderjarige] . [minderjarige] heeft ook een vader nodig en dat wordt haar niet gegund.
Het is positief dat de moeder nu zegt dat er een omgangsregeling mag komen tussen de vader en [minderjarige] , maar ze heeft hier nog niet naar gehandeld. De GI gunt [minderjarige] meer contact met haar moeder, maar na twee jaar is er nog steeds begeleiding nodig bij de contacten die maar één uur duren. De moeder doet nog steeds belastende uitspraken over de vader richting [minderjarige] . Als ze dat niet zou doen en de moeder was gegroeid in haar ouderrol, dan zag het er nu heel anders uit. De GI ziet het niet van de grond komen. De GI heeft geen vertrouwen meer dat de moeder de vader een rol kan geven in het leven van [minderjarige] .
De GI wil duidelijkheid voor [minderjarige] na vier jaar spanning en strijd, zodat [minderjarige] weet waar ze gaat opgroeien. Binnen de speltherapie kan [minderjarige] niet werken aan traumaverwerking zolang zij geen duidelijkheid heeft. Het juridisch proces gaat het verwerkingsproces van [minderjarige] stagneren. Zolang [minderjarige] bij de vader woont, heeft ze contact met beide ouders. Ze ontwikkelt zich goed. De GI zal altijd blijven investeren in het contact tussen de moeder en [minderjarige] .
-
advies van de raad
De raad vindt het belangrijk dat er knopen worden doorgehakt. Het advies dat de raad aan het hof geeft, blijft gelijk aan het advies dat de raad aan de rechtbank gaf: de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] moet bij de vader worden bepaald. Gelet op de huidige situatie, ziet de raad geen aanleiding om onderzoek te doen. De moeder heeft tijdens de begeleide omgangsregeling onvoldoende groei laten zien.
Het hof overweegt als volgt.