ECLI:NL:GHSHE:2021:1470

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
200.208.108_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking zorgregeling na vier jaar met betrekking tot de omgang tussen ouders en kinderen

In deze eindbeschikking van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 mei 2021, wordt de zorgregeling tussen de ouders van twee minderjarige kinderen vastgesteld na een hoger beroep. De vader verzoekt om een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen naar hem, terwijl de moeder zich verzet tegen deze wijziging en pleit voor een beperktere zorgregeling. Het hof heeft eerder twee tussenbeschikkingen gegeven waarin een opbouwende zorgregeling is vastgesteld. De moeder heeft zorgen over de kinderen, die niet door derden worden herkend, en de kinderen hebben een hechte band met de vader, ondanks negatieve uitspraken over hem. Het hof oordeelt dat de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen bij de moeder verblijven, in het belang van de kinderen is en dat er onvoldoende aanleiding is om de hoofdverblijfplaats te wijzigen. De vader krijgt wel meer tijd met de kinderen, met een uitbreiding van de zorgregeling. De moeder krijgt toestemming om vier keer per jaar met de kinderen naar Bosnië te gaan. De wisselmomenten worden zoveel mogelijk bij school geregeld, met een neutrale locatie voor momenten die niet bij school kunnen plaatsvinden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 mei 2021
Zaaknummer: 200.208.108/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/299739 / FA RK 15-5508
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Verger-Maas,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.L.A. van Opstal.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie [locatie]
hierna: de GI (de Gecertificeerde Instelling).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.

9.Vooraf

Deze zaak gaat over het hoger beroep van beide ouders tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 oktober 2016. Bij deze beschikking is de volgende zorgregeling vastgesteld tussen de vader en de kinderen:
  • [minderjarige 1] verblijft iedere woensdag van 15.30 uur tot 19.00 uur en één keer in de veertien dagen van zaterdag 08.00 uur tot zondag 16.30 uur bij de vader, waarbij de moeder haar brengt en weer ophaalt;
  • [minderjarige 2] verblijft twee keer per week bij de vader gedurende anderhalf uur, die samenvallen met de omgang van [minderjarige 1] en waarbij de moeder haar brengt en weer ophaalt.
Kort gezegd: de vader wil een ruimere regeling en de moeder een beperktere regeling.

10.De tussenbeschikkingen van het hof

Tussenbeschikking van 20 december 2018
Het hof heeft een opbouwende voorlopige zorgregeling vastgesteld die eindigt in een regeling waarbij de kinderen samen vanaf 1 maart 2019 eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 16.30 uur bij de vader verblijven en iedere woensdagmiddag van 15.30 uur tot 18.15 uur, waarbij de wisselmomenten plaatsvinden bij de [plek] te [plaats] .
Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
Tussenbeschikking van 21 november 2019
Bij deze beschikking heeft het hof de zorgregeling en de locatie van de wisselmomenten uit de hiervoor vermelde beschikking van 20 december 2018 in stand gehouden en hieraan toegevoegd dat de vader en de kinderen ook contact hebben met elkaar in de tweede week van de Kerstvakantie, één week tijdens de april/mei-vakantie en twee aaneengesloten weken tijdens de zomervakantie.
Het hof heeft iedere verdere beslissing nogmaals aangehouden.

11.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

11.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 april 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Verger-Maas;
  • de vader, bijgestaan door mr. A.H.M. Mallant, kantoorgenoot van mr. Van Opstal.
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
11.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier van de advocaat van de vader van 31 augustus 2020 met bijlagen;
  • de brief van de advocaat van de vader van 12 november 2020 met bijlagen;
  • het e-mailbericht van de moeder van 30 november 2020;
  • het V-formulier van de advocaat van de advocaat van de moeder van 14 januari 2021;
  • het V-formulier van de advocaat van de vader van 20 januari 2021 met één bijlage;
  • het V-formulier van de advocaat van de moeder van 27 januari 2021 met bijlagen;
  • het V-formulier van de advocaat van de moeder van 29 maart 2021 met bijlagen;
  • het V-formulier van de advocaat van de vader van 29 maart 2021 met één bijlage;
  • de tijdens de mondelinge behandeling van 8 april 2021 overgelegde pleitnota van de advocaat van de vader.
11.3.
De vader heeft bezwaar gemaakt tegen de faxbrief van de voormalige advocaat van de moeder, mr. [naam] , van 21 september 2020, omdat mr. [naam] in juni 2020 is geschrapt als advocaat en hij daarom niet bevoegd was om deze fax naar het hof te sturen. Het hof heeft dit bezwaar gegrond verklaard en aan partijen medegedeeld dat deze fax geen onderdeel zal uitmaken van het procesdossier.
11.4.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder nog bezwaar gemaakt tegen het V-formulier van de advocaat van de vader van 29 maart 2021 met één bijlage, omdat dit is ingediend buiten de 10-dagen termijn. Het hof passeert dit bezwaar. De bijlage is kort en eenvoudig te doorgronden en tijdens de mondelinge behandeling zijn beide partijen hierop ingegaan. Het hof ziet niet in op welke manier de moeder in haar procesbelang zou zijn geschaad. Bovendien heeft het hof ook het V-formulier van de moeder van diezelfde datum – 29 maart 2021 – geaccepteerd waarin zij haar verzoek wijzigt en allerlei bijlagen overlegt; de vader had hier geen bezwaar tegen.
Wijziging/Aanvulling verzoeken
11.5.
In zijn brief van 31 augustus 2020, zoals gewijzigd op 12 november 2020, heeft de vader zijn verzoek als volgt gewijzigd en het hof verzocht:
Primair:
  • te bepalen dat de kinderen bij hem hun hoofdverblijfplaats krijgen;
  • een zorgregeling tussen de moeder en de kinderen vast te leggen, zoals verwoord in zijn brief;
Subsidiair:
  • te bepalen dat de kinderen bij hem verblijven één keer in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school (waarbij de vader de kinderen op het schoolplein ophaalt) tot dinsdagochtend naar school (waarbij de vader de kinderen naar school brengt) en de andere week van maandag uit school (waarbij de vader op het schoolplein ophaalt) tot 18.30 uur (waarbij de moeder de kinderen om 18.30 uur ophaalt op het adres van de vader);
  • de volgende regeling met betrekking tot de feestdagen en vakanties vast te leggen, waarbij:
o de kinderen in de zomervakantie in de oneven jaar de eerste drie aaneengesloten weken bij de vader verblijven en de laatste drie aaneengesloten weken bij de moeder en in de even jaren omgekeerd, waarbij de eerste week van de zomervakantie aanvangt op maandagochtend 09.00 uur, het wisselmoment halverwege de vakantie (na drie weken) op maandagochtend 09.00 is en de laatste week duurt tot maandagochtend voor school;
o de kinderen afwisselend een hele week in de even jaren de herfstvakantie bij de vader verblijven en de voorjaarsvakantie bij de moeder en in de oneven jaren omgekeerd. De kinderen verblijven bij de betreffende ouder van maandagochtend 09.00 uur tot de maandag daarop naar school;
o de kinderen gedurende de kerstvakantie in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader verblijven en in de oneven jaren omgekeerd, waarbij de vakantie aanvangt op de maandagochtend in de eerste week van de vakantie om 09.00 uur, de wisseling halverwege de vakantie op maandagochtend 09.00 uur is en de laatste week duurt tot maandagochtend naar school;
o de kinderen de kerstdagen respectievelijk de jaarwisseling zullen doorbrengen bij de ouders bij wie zij conform de regeling in die betreffende week verblijven;
o de kinderen in de meivakantie in de even jaren de eerste week bij de moeder verblijven en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren omgekeerd. De vakantie begint op de maandagochtend in de eerste week van de vakantie om 09.00 uur. De wisseling is halverwege de vakantie op maandagochtend 09.00 uur en de tweede week duurt tot maandagochtend naar school;
De vader verzoekt ook te bepalen dat de overdracht van de kinderen plaatsvindt bij de ouders thuis, waarbij de ophalende ouder de kinderen op het adres van de andere ouder waar de kinderen op dat moment verblijven, ophaalt.
11.6.
De moeder heeft ook haar verzoek gewijzigd. Bij V-formulier van 29 maart 2021 heeft zij het hof verzocht de volgende regeling vast te leggen, waarbij de kinderen bij de vader verblijven:
I. elke woensdag van 15.30 uur tot 18.30 uur, alsmede één weekend om de veertien dagen van vrijdag uit school tot en met zondag 16.30 uur;
II. en de volgende verdeling van de vakanties en feestdagen vast te leggen:
 zomervakantie: twee weken bij de vader, vier weken bij de moeder;
even jaar: eerste twee weken bij de vader, vervolgens vier weken bij de moeder;
oneven jaar: eerste vier weken bij de moeder, laatste twee weken bij de vader;
 Kerstvakantie:
even jaar: 1e week bij de vader, 2e week bij de moeder;
oneven jaar: 1e week bij de moeder, 2e week bij de vader;
Kerstdagen: bij de ouder bij wie de kinderen in de 1e week verblijven;
Jaarwisseling: bij de ouder bij wie de kinderen in de 2e week verblijven.
De kinderen verblijven bij de vader van maandag 09.00 uur tot en met zondag 16.30 uur in de 1e respectievelijk 2e week;
 Meivakantie:
even jaar: 1e week bij de vader, 2e week bij de moeder;
oneven jaar: 1e week bij de moeder, 2e week bij de vader;
De kinderen verblijven bij de vader van maandag 09.00 uur tot en met zondag 16.30 uur in de 1e respectievelijk 2e week;
 Herfst- en Carnavalsvakantie: reguliere zorgregeling laten doorlopen. Als één van de ouders toch met de kinderen op vakantie wil, is in onderling overleg afwijking mogelijk;
 Pasen, Pinksteren, Hemelvaart en Koningsdag: conform de zorgregeling. De kinderen besteden deze feestdagen bij de ouder bij wie zij al conform de zorgregeling (reguliere zorgregeling respectievelijk de vakantieverdeling) zijn;
 Verjaardagen van de kinderen: conform de zorgregeling. De kinderen verblijven op hun verjaardagen bij de ouder bij wie zijn conform de verdeling van de zomervakantie al zijn;
 Vaderdag/Moederdag: conform de zorgregeling (geen extra wisseling). In het geval de kinderen op Vaderdag en/of Moederdag niet bij de betreffende ouder zijn, wordt het gevierd in het weekend dat de kinderen daar wel zijn;
 Conform de beschikking van 22 augustus 2016 wordt de moeder door de vader in de gelegenheid gesteld met de kinderen elk kwartaal één week naar Bosnië te kunnen gaan;
III. en dat hierbij de overdrachtsplaats bij winkelcentrum [plaats] blijft gehandhaafd;
IV. en de verzoeken van de vader af te wijzen.

12.De verdere beoordeling

I.
DE HOOFDVERBLIJFPLAATS
12.1.1.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
Er is sprake van een nieuwe wijziging van omstandigheden. De ondertoezichtstelling is verlengd en de kinderen worden ouder. De vader wil niet per se meer tijd met de kinderen, maar hij wil het eerste aanspreekpunt zijn. De vader zou, als de hoofdverblijfplaats bij hem komt te liggen, veel pro-actiever zijn in de communicatie met de moeder. De situatie is nu niet stabiel. Over veel onderwerpen, zoals sporten van de kinderen, kan niet eens worden gesproken nu. De kinderen hebben er baat bij als die communicatie er wel is. De vader wil de kinderen het gevoel geven dat de ouders gesprekken met elkaar hebben en daarmee de kinderen uit hun loyaliteitsconflict helpen. De moeder communiceert alleen als het moet, maar de vader wil ook communiceren als het niet strikt noodzakelijk is. Bovendien gebruikt de moeder vaak in discussies het argument dat zij de hoofdverblijfplaats heeft en dat dat de doorslag geeft. Dat belemmert een goede communicatie. De vader gaat 32 uur per week werken als de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij hem krijgen. De vader acht een wijziging van de hoofdverblijfplaats het meest in het belang van de kinderen. Op die manier krijgen de kinderen de mogelijkheid om onbezwaard het contact met de vader aan te gaan en ook in hun belang ongestoord contact met de moeder te onderhouden. Daar zal de vader voor zorgen.
12.1.2.
De moeder verweert zich en stelt, kort samengevat, het volgende.
De vader dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit verzoek, omdat dit een nieuw verzoek in hoger beroep is.
Er is onvoldoende reden om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen. De kinderen ontwikkelen zich op alle gebieden goed. Het is een onbegrijpelijk verzoek. Er zijn nu al zoveel conflicten tussen de ouders en de ondertoezichtstelling is erop gericht hoe het ouderschap vormgegeven moet worden. De zorgregeling wordt altijd nagekomen. De communicatie tussen de ouders verloopt netjes en goed. De situatie is rustig nu. De vader werkt fulltime en er is een baby’tje op komst. Er wordt veel overhoop gehaald als de hoofdverblijfplaats wordt gewijzigd naar de vader. De moeder is altijd de hoofdopvoeder geweest van de kinderen vanaf het moment dat zij zijn geboren. De moeder ziet zichzelf als het uitgangspunt; zij vormt de basis een waarbij de kinderen bij haar wonen en vanuit haar contact hebben met hun vader.
12.1.3.
De GI heeft verklaard dat het beter is voor de kinderen om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te laten. Er gebeurt al zoveel in het leven van de kinderen. Als de hoofdverblijfplaats wordt gewijzigd, verstoort dit de stabiliteit. De situatie is overigens nog niet eens echt stabiel. De kinderen zijn hier niet bij gebaat. De ouders communiceren nu redelijk goed met elkaar over algemene dingen, maar er ontstaat snel gedoe als de vakanties ter sprake komen of als er een beschikking ruimte geeft voor een andere interpretatie.
12.1.4.
De raad heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van de kinderen niet te wijzigen, omdat dit niet in hun belang zou zijn. Ondanks de problemen die de ouders met elkaar blijven houden, ontwikkelen de kinderen zich goed op meerdere levensgebieden. De vader stelt dat hij, beter dan de moeder, in staat is om de communicatie op gang te brengen. Dat betekent nog niet dat de onderlinge communicatie daadwerkelijk zal verbeteren en dat de ouders tot compromissen kunnen komen.
Het hof overweegt als volgt.
Ontvankelijkheid
12.1.5.
De vader is ontvankelijk in zijn verzoek ten aanzien van het hoofdverblijf. Dit heeft het hof na een korte schorsing aan partijen medegedeeld. Het hof is van oordeel dat het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats te wijzigen voldoende samenhang heeft met de andere verzoeken die er liggen en dat ook de goede procesorde zich niet verzet tegen het meenemen van dit verzoek van de vader. Er is geen sprake van een voor de moeder onverwachte wending in de procedure en de moeder is niet in haar mogelijkheden om verweer te voeren geschaad.
Inhoudelijke beoordeling
12.1.6.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2 aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
De rechter neemt zodanige beslissingen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
12.1.7.
Het hof is van oordeel dat er op dit moment onvoldoende aanleiding bestaat om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen naar de vader. Het staat vast dat beide ouders de zorgregeling nakomen, ook al gaat dit vaak gepaard met discussies en onenigheid. Dit neemt niet weg dat de moeder al sinds de geboorte van beide kinderen de hoofdopvoeder is. Het zwaartepunt van hun verzorging en opvoeding heeft altijd bij de moeder gelegen en niet is gebleken, de vader heeft dit ook niet gesteld, dat de moeder niet goed voor de kinderen zou zorgen. Zeker nu de ouders al zoveel met elkaar strijden, zijn de kinderen gebaat bij rust, stabiliteit en duidelijkheid. Het hof acht het van belang dat de huidige regelmaat in het leven van de kinderen, waarin zij hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben, behouden blijft. In hetgeen de vader heeft aangevoerd ziet het hof, gelet op het belang van de kinderen, geen aanleiding de hoofverblijfplaats te wijzigen. Dit wordt mogelijk anders indien de moeder de zorgregeling niet meer zou nakomen, maar op dit moment is dit niet aan de orde.
II.
DE ZORGREGELING VOORZOVER DIE DE FAMILIEBEZOEKEN NAAR BOSNIË BETREFT.
12.2.1.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande dan wel een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
12.2.2.
De moeder stelt, kort samengevat, het volgende.
De rechtbank heeft de moeder bij beschikking van 22 augustus 2016 vervangende toestemming gegeven om één keer per kwartaal een week op familiebezoek te gaan in Bosnië. De moeder verzoekt het hof dit opnieuw vast te leggen. De moeder sluit zoveel mogelijk aan bij de schoolvakanties: in de meivakantie, zomervakantie en Kerstvakantie lukt dit, maar de vierde keer lukt dit niet. De moeder heeft met de school geregeld dat de kinderen een paar dagen school mogen missen na een vakantie in Bosnië. De kinderen krijgen schoolwerk mee en lopen toch al voor in hun ontwikkeling.
12.2.3.
De vader stelt, kort samengevat, het volgende.
De vader vindt het ook belangrijk dat de kinderen banden onderhouden met de familieleden in Bosnië, maar hij is het er niet mee eens dat dit ten koste gaat van de tijd dat de kinderen op school moeten zitten. De kinderen zijn leerplichtig. De moeder heeft genoeg vakantiedagen met de kinderen en het is niet nodig dat zij onder schooltijd met de kinderen naar Bosnië gaat.
12.2.4.
De raad heeft hierover verklaard dat de moeder, gelet op de veelheid aan schoolvakanties, genoeg ruimte zou moeten hebben om vier keer per jaar met de kinderen een week naar Bosnië te kunnen gaan zonder dat de kinderen hiervoor school hoeven te missen.
Het hof overweegt als volgt.
12.2.5.
Toen de rechtbank de beschikking op 22 augustus 2016 gaf, waren de kinderen nog niet leerplichtig ( [minderjarige 1] was net drie en [minderjarige 2] was één). Nu ligt dat anders en zijn de omstandigheden inmiddels gewijzigd. Het hof zal daarom – met wijziging van de beschikking van 22 augustus 2016 in zoverre – bepalen dat het de moeder is toegestaan om vier keer per jaar naar Bosnië te gaan. Deze bezoeken dienen plaats te vinden gedurende de vakantieweken waarin de kinderen bij de moeder verblijven. In onderdeel IV van deze beschikking, zal het hof de vakantieregeling vaststellen. Het hof is van oordeel dat de moeder hiermee voldoende gelegenheid wordt geboden om – nog steeds – vier keer per jaar met de kinderen naar Bosnië te gaan. Gelet op de leerplicht die nu geldt, zal de moeder haar reizen met de kinderen naar Bosnië in de vakanties van de kinderen dienen te laten plaatsvinden en zodanig moeten inrichten dat de kinderen de maandag na een vakantie in Bosnië gewoon naar school gaan. Het hof verwacht niet dat dit tot nieuwe problemen tussen de ouders gaat leiden, omdat de vader heeft verklaard dat hij deze vakanties ondersteunt en dat ook hij de familiebanden met Bosnië voor de kinderen belangrijk vindt.
III.
DE REGULIERE ZORGREGELING
12.3.1.
Het hof heeft de standpunten van de ouders over de reguliere zorgregeling al uitgebreid weergeven in de tussenbeschikking van 20 december 2018. In aanvulling hierop hebben de ouders tijdens de laatste mondelinge behandeling van 8 april 2021 hieraan, kort samengevat, het volgende toegevoegd:
12.3.2.
De moeder stelt, kort samengevat, het volgende.
De kinderen voelen zich niet veilig bij de vader. Zij mogen niet eens huilen als ze in bed liggen. De vader doet leuk als er iemand meekijkt. De moeder maakt zich zorgen of de vader wel kan aansluiten bij de kinderen. De kinderen willen niet slapen bij de vader en moeten overgeven van het eten dat ze daar krijgen. De moeder weet niet wat er gebeurt bij de vader, maar de dingen die gebeuren, hebben invloed op de kinderen. De kinderen hebben al zo’n moeite om te wennen aan de uitbreidingen die er al zijn geweest. De moeder wil nog steeds het reguliere omgangsweekend laten eindigen op zondagmiddag 16.30 uur. Zij wil niet dat de regeling van de woensdagmiddag wordt gewijzigd naar de maandagmiddag. De kinderen zijn hieraan gewend en als de regeling wijzigt naar de maandagmiddag, kan het voorkomen dat de kinderen dan nog niet terug zijn uit Bosnië. Bovendien zijn de kinderen op maandag moe, omdat zij dan een hele dag school hebben en woensdag maar een halve dag.
Op vragen van het hof heeft de moeder tot slot verklaard dat zij het er niet mee eens als het hof een regeling zou vastleggen waarbij de kinderen zes aaneengesloten dagen bij de vader zouden verblijven en dan acht dagen bij de moeder. De kinderen zouden de moeder dan teveel missen. Toen de kinderen een volle week bij de vader verbleven, ging dat ook al niet goed.
12.3.3.
De vader stelt, kort samengevat, het volgende.
De vader blijft bij zijn verzoek dat het reguliere omgangsweekend moet eindigen op dinsdagochtend naar school. Daarnaast wil de vader de middag met de kinderen van de woensdag wijzigen naar de maandag. De vader vindt het belangrijk dat hij een vaste dag heeft zodat de kinderen bij hem kunnen sporten. De vader kan dan iedere maandag vrij nemen.
Op vragen van het hof heeft hij verklaard dat hij ermee zou kunnen instemmen als er een hele andere regeling zou worden opgelegd, inhoudende dat de kinderen zes aaneengesloten dagen bij hem zouden verblijven en dan acht dagen bij de moeder.
12.3.4.
De raad heeft het hof geadviseerd om het reguliere omgangsweekend uit te breiden tot en met de dinsdagochtend. De band tussen de ouders en de kinderen staat onder druk. Dit wordt veroorzaakt door het aanhoudende communicatieprobleem tussen de ouders. De communicatie tussen de ouders moet verbeteren. Dit lukt niet, omdat de moeder moeite blijft houden met het zetten van stappen, het aanhoren van andere visies en het accepteren van adviezen van de hulpverlening. Dit betekent volgens de raad niet dat de kinderen niet méér naar de vader mogen. Zij doen negatieve uitspraken over de vader, maar hun gedrag straalt dit niet uit. De kinderen ontwikkelen zich ook goed bij de vader en zij gedragen zich vrij in zijn nabijheid. De belasting bij de kinderen komt voort uit de signalen die de kinderen vanuit de moeder lijken op te pikken. De moeder is beschermend vanuit haar eigen onveiligheidsgevoel. De raad denkt dat de kinderen een eigen positief vaderbeeld kunnen vormen als zij meer tijd hebben met de vader. De kinderen kunnen dan ook wat meer ‘los’ komen van de moeder; dit is hard nodig. Nu brengen de kinderen de meeste tijd door bij de moeder en minder bij de vader. Het is tijd om de situatie te normaliseren. De moeder zegt vaak dat de kinderen zijn gewend aan hoe het nu gaat, maar de kinderen zijn nog te jong om overzichten te hebben van hoe vaak ze bij wie zijn en wanneer.
Het hof overweegt als volgt.
12.3.5.
De moeder heeft erg veel zorgen over de kinderen als zij bij de vader zijn en zij kan die niet loslaten. Tijdens de twee mondelinge behandelingen en in de processtukken is de moeder gedetailleerd op haar zorgen ingegaan. Door de jaren heen hebben de GI en de raad echter geen signalen of zorgen waargenomen over een onveilige/onverantwoorde opvoedsituatie bij de vader thuis. De kinderen laten in hun gedrag ook niet zien dat ze het bij de vader niet fijn zouden hebben. Integendeel, uit de evaluatieverslagen van Bijzonder & Wijs van 28 september 2020 en 17 maart 2021 blijkt dat de kinderen zich vrij bewegen in aanwezigheid van de vader. De kinderen kropen op schoot bij de vader om te knuffelen. De kinderen vertellen enthousiast over het buitenspelen met de vader. De begeleider heeft geen afstand gezien tussen de vader en de kinderen. Opmerkelijk is dan ook hoe de kinderen zich tegenover dezelfde begeleider uitlaten over de vader. Zij praten heel negatief over hem en zij verafgoden hun moeder; de moeder krijgt een 10 en de vader een 0. Ook blijven de kinderen praten over de gebeurtenissen toen de ouders uit elkaar gingen in 2015 en zijn zij stellig in hun overtuiging dat de scheiding tussen hun ouders de schuld is van papa. Dit is opmerkelijk, omdat zij hier zelf geen herinneringen aan kunnen hebben: [minderjarige 1] was toen twee jaar oud en [minderjarige 2] was een pasgeboren baby. De raad zegt dat de kinderen zich zo uiten omdat zij signalen lijken op te pikken vanuit de moeder. Het hof is het met de raad eens dat de kinderen een eigen positief vaderbeeld moeten gaan vormen. Dit wordt bereikt als zij meer tijd met hem kunnen doorbrengen en meer – mentaal en fysiek – loskomen van de moeder. Een voorbeeld over het ‘loskomen’ is dat de kinderen bij de moeder thuis nog steeds in het bed van de moeder slapen. De kinderen zijn dit gewend en vanuit die achtergrond is het begrijpelijk dat zij het onprettig en naar vinden dat zij bij de vader wel in hun eigen bed moeten slapen, wat heel gebruikelijk is voor kinderen. Het hof is van oordeel dat de kinderen zowel bij de moeder als bij de vader goed worden verzorgd en dat het in het belang van de kinderen is als zij méér tijd bij de vader gaan doorbrengen. Het hof zal daarom de zorgregeling uitbreiden. Weliswaar niet zoals het hof vragenderwijs aan partijen heeft voorgelegd, te weten zes dagen bij de vader en acht dagen bij de moeder, maar wel zodanig dat het aandeel van de vader in de verzorging en opvoeding van de kinderen ruimer wordt en recht doet aan de relatie tussen de vader en de kinderen zoals die gezien wordt door de hulpverlening.
12.3.6.
De vader ziet de kinderen nu eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 16.30 uur. Het hof zal de regeling uitbreiden tot dinsdagmorgen vóór school. In de andere weken heeft de vader nu contact met de kinderen op woensdagmiddag. Het hof zal deze middag wijzigen naar de maandagmiddag. Dit stelt de kinderen in staat om wekelijks op een vaste dag de vader te zien en op die vaste dag in de omgeving van de vader deel te nemen aan bepaalde hobby’s/sporten. Gebleken is dat het onderwerp sport/hobby’s tussen de ouders tot zoveel discussie leidt dat de GI dit onderwerp ‘geparkeerd’ heeft, omdat er steeds nijpendere problemen ontstaan over de zorgregeling waar de GI eerst aan moest werken met de ouders. Het hof wil de kinderen hierin bescherming bieden en is van oordeel dat de kinderen daarom beter iedere maandag bij de vader kunnen blijven. Het is voor de kinderen dan ook duidelijk dat maandag altijd een vaste papa(mid)dag is. Dat de kinderen nu aan de woensdagmiddag zijn gewend, maakt dit niet anders. De kinderen zijn nog jong en het hof is het niet met de moeder eens dat de kinderen niet kunnen wennen aan een maandagmiddag. Deze wijzigingen zijn in het belang van de kinderen. Tot slot passeert het hof het argument van de moeder dat het op de woensdagmiddag moet blijven, omdat zij anders niet met de kinderen vier keer per jaar naar Bosnië kan gaan. Dit argument doet niet meer ter zake, omdat de moeder voldoende gelegenheid heeft om haar verblijf met de kinderen in Bosnië binnen de schoolvakanties te plannen en de kinderen in verband met de leerplicht de maandag na de vakantie gewoon op school moeten zijn.
Overigens staat het partijen vrij in onderling overleg van deze regeling af te wijken.
IV.
DE VAKANTIES EN FEESTDAGEN
12.4.1.
Beide ouders hebben verzoeken gedaan aan het hof over hoe de vakanties en de feestdagen verdeeld moeten worden.
12.4.2.
De moeder stelt dat de kinderen het niet aankunnen om zo lang bij de vader te zijn als hij verzoekt. De kinderen missen de moeder dan teveel en het is in het verleden ook niet goed gegaan toen de kinderen een volledige week bij hem verbleven.
12.4.3.
De vader wil een evenwichtige en duidelijke verdeling van de vakanties waarbij het uitgangspunt een verdeling bij helfte is.
De vader stemt in met de verzoeken van de moeder voor zover het Pasen, Pinksteren, Hemelvaart, Koningsdag, Vaderdag, Moederdag en de verjaardagen van de kinderen betreft.
12.4.4.
De raad heeft het hof geadviseerd om de vakanties bij helfte te delen zodat iedere ouder in de zomervakantie drie aaneengesloten weken met de kinderen heeft. De ouders kunnen ook samen invulling geven aan een alternatieve regeling voor de verdeling van de zomervakantie zoals bijvoorbeeld: week 1 en 2 bij de vader, de weken 3, 4, en 5 bij de moeder en tot slot week 6 bij de vader.
Het hof overweegt als volgt.
12.4.5.
Het hof zal de verzoeken van de moeder toewijzen voor zover het Pasen, Pinksteren, Hemelvaart, Koningsdag, Vaderdag, Moederdag en de verjaardagen van de kinderen betreft, omdat partijen het hierover eens zijn.
12.4.6.
Het hof is van oordeel dat er geen enkele reden is om af te wijken van de normale regeling waarbij de vakanties bij helfte worden gedeeld. De kinderen kunnen zo meer tijd bij de vader doorbrengen en het hof acht dit in het belang van de kinderen. Omwille van de leesbaarheid, en om discussie tussen partijen te voorkomen, zal het hof de volgende verdeling maken:
Carnavalsvakantie
even jaren: bij de vader
oneven jaren: bij de moeder
Meivakantie
even jaren: week 1 bij de vader
oneven jaren: week 2 bij de vader
even jaren: week 2 bij de moeder
oneven jaren: week 1 bij de moeder
Zomervakantie
even jaren: week 1, 2 en 3 bij de vader
oneven jaren: week 4, 5 en 6 bij de vader
even jaren: week 4, 5 en 6 bij de moeder
oneven jaren: week 1, 2 en 3 bij de moeder
Herfstvakantie
oneven jaren: bij de vader
even jaren: bij de moeder
Kerstvakantie
even jaren: week 1 bij de vader
oneven jaren: week 2 bij de vader
even jaren: week 2 bij de moeder
oneven jaren: week 1 bij de moeder
12.4.7.
Het staat partijen te allen tijde vrij om samen, in onderling overleg, af te wijken van deze vakantieregeling.
Tot slot zal het hof oordelen over de wisselmomenten, die ook voor de vakanties gelden.
V.
DE WISSELMOMENTEN
12.5.1.
De moeder wil de wisselmomenten behouden bij winkelcentrum [plaats] . Zij wil haar adres geheim wil houden uit zorg en veiligheid voor de kinderen. De moeder heeft op advies van de politie haar adres geheim gehouden, omdat er een risico bestond dat de vader zou inbreken. De moeder wil nog steeds niet dat de ouders elkaars adres krijgen. De moeder probeerde de kinderen vroeger naar de vader thuis te brengen, maar dit werd haar afgeraden door de hulpverlening: het moest juist op een neutrale locatie. Het is leuk voor de kinderen dat de wissellocatie bij het winkelcentrum is. De kinderen weten bovendien niet beter, ze zijn hieraan gewend geraakt.
12.5.2.
De vader heeft verklaard dat de neutrale overdrachtslocatie destijds alleen bedoeld was voor de korte termijn om de moeder het gevoel van veiligheid en vertrouwen terug te geven. De afgelopen jaren is er niets voorgevallen en de moeder heeft geen reden om zich onveilig te voelen. De vader vindt het een slecht signaal naar de kinderen toe om de overdracht op een dergelijke wijze te laten plaatsvinden.
12.5.3.
De raad heeft verklaard dat de overdrachten in het winkelcentrum niet normaal zijn. De moeder zegt tegen de gezinsbehandelaar dat er geen trauma meer is en dat het verleden is verwerkt. In dat geval zouden de ouders bij elkaar aan de deur moeten kunnen komen. De luchtigheid van de wissellocatie van het winkelcentrum, ziet de raad niet.
Het hof overweegt als volgt.
12.5.4.
Sinds partijen uit elkaar zijn, is de situatie voor de kinderen nog nooit normaal en rustig geweest. Dat de wisselmomenten vijf jaar nadat partijen uit elkaar zijn gegaan nog steeds bij winkelcentrum [plaats] plaatsvinden, illustreert dit. De moeder kan een wisseling waarbij de ouders bij elkaar aan de deur komen nog steeds niet aan. Dit vormt al jaren een bron van discussie. Tijdens de laatste mondelinge behandeling in hoger beroep is dit weer ter sprake gebracht en het is het hof duidelijk geworden dat partijen nog een lange weg met elkaar te gaan hebben voordat ook op dit onderdeel een normale situatie, vrij van spanningen en stress, kan ontstaan. Het hof acht deze wisselmomenten bij Winkelcentrum [plaats] echter niet in het belang van de kinderen en is van oordeel dat hoe ouder de kinderen worden hoe meer zij hierover vragen zullen gaan stellen. Het hof wil de wisselmomenten bij Winkelcentrum [plaats] dan ook zoveel mogelijk beperken en zal voor de wisselmomenten zoveel mogelijk aansluiten bij school. School zal, zo meent het hof, voor de kinderen meer “normaal” worden ervaren als plek voor overgang van de ene ouder naar de andere ouder dan een winkelcentrum. Om toch zoveel mogelijk rust voor de kinderen te bereiken en de kinderen niet te belasten met de spanning die zij meekrijgen vanuit de moeder, zal het hof aan het verzoek van de moeder tegemoet komen en voor de wisselmomenten die niet via school kunnen, de neutrale locatie van winkelcentrum [plaats] behouden. In de vakanties zal het hof ook maandagochtend 08.30 uur als wisselmoment handhaven. Dat betekent dat de vader/moeder de kinderen ofwel na een vakantie die bij hem/haar eindigt, naar school brengt, ofwel op maandagochtend 08:30 uur overdraagt aan de andere ouder in het hun bekende winkelcentrum.
Conclusie
12.6.
Het hof vernietigt de bestreden beschikking en stelt de zorgregeling vast op de wijze zoals in het dictum vermeld. Alles overziend, is het hof van oordeel dat deze regeling het meest in het belang van de kinderen is.

13.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het verdeling van de zorg- en opvoedtaken betreft, en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat [minderjarige 1] (geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ) en [minderjarige 2] (geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ) bij de vader verblijven:
  • één keer in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school (waarbij de vader de kinderen op het schoolplein ophaalt) tot dinsdagochtend naar school (waarbij de vader de kinderen naar school brengt) en de andere week van maandag uit school (waarbij de vader op het schoolplein ophaalt) tot 18.30 uur (waarbij de vader de kinderen aan de moeder overdraagt in het winkelcentrum [plaats] );
  • tijdens de feestdagen en vakanties:
o Carnavalsvakantie in de even jaren;
o 1e week van de meivakantie in de even jaren, de 2e week van de meivakantie in de oneven jaren;
o 1e, 2e en 3e week van de zomervakantie in de even jaren, de 4e, 5e en 6e week in de oneven jaren;
o Herfstvakantie in de oneven jaren;
o 1e week van Kerstvakantie in de even jaren, 2e week van de Kerstvakantie in de oneven jaren;
o Pasen, Pinksteren, Hemelvaart en Koningsdag: conform de zorgregeling. De kinderen besteden deze feestdagen bij de ouder bij wie zij al conform de zorgregeling (reguliere zorgregeling respectievelijk de vakantieverdeling) zijn;
  • bepaalt het wisselmoment op maandagochtend 08.30 uur in het winkelcentrum [plaats] voor zover geen aansluiting kan worden gezocht bij school. Als de vakantieweek bij de vader ingaat ná een weekend waarin de kinderen al bij de vader zijn, blijven zij aansluitend de volledige vakantieweek bij de vader;
  • bepaalt dat de reguliere zorgregeling respectievelijk de vakantieregeling doorloopt tijdens Pasen, Pinksteren, Hemelvaart, Koningsdag, de verjaardagen van de kinderen en op Moederdag en Vaderdag, zodat de kinderen deze feestdagen doorbrengen bij de ouder bij wie zij al conform de zorgregeling/vakantieregeling zijn;
bepaalt, met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 augustus 2016, dat het de moeder is toegestaan om met de kinderen vier keer per jaar naar Bosnië op vakantie/familiebezoek te gaan in de perioden dat de kinderen gedurende de vakantie bij haar verblijven;
wijst af het verzoek van de vader tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats bij hem;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte;
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.A.R.M. van Leuven en H. van Winkel en is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2021 door mr. A.J.F. Manders in tegenwoordigheid van de griffier.