Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (nummer C/03/287950/HA ZA 21-59)
2.Het geding in hoger beroep
- het voornoemde dagvaardingsexploot van [appellant] met grieven en producties en de conclusie van eis;
- de rolaantekening dat spoedappel is toegewezen;
3.De beoordeling
(geen) relevant belang
voorlopige beoordeling en belangenafweging
“benedenramen”, maar daarbij alle omstandigheden van het geval had moeten betrekken en dan zijn belang bij het stilleggen van de bouw hangende het hoofdgeding zwaarder had moeten laten wegen dan dat van BEM bij continuering van de bouw.
“benedenramen”.
“benedenramen”alleen de (van de beide T-ramen op de begane grond deel uitmakende) vaste raamvleugels (onder) aanduidt en met name niet (mede) het uitzetbaar bovenlicht omvat. Volgens [appellant] mag de tegen de zijgevel van de woning van [appellant] te bouwen lobby de in de Akte beschreven hoogte van 2,5 meter niet overschrijden en heeft hij recht op handhaving van de uitzetbare bovenlichten in de beide raamconstructies op de begane grond.
“benedenramen”niet alleen de vaste raamvleugels (onder) bedoelt, maar ook ziet op het uitzetbaar bovenlicht van de beide T-ramen op de begane grond. Mede omdat de Akte geen uitdrukkelijk verbod bevat om hoger te bouwen, meent BEM dat zij tegen de zijgevel van de woning van [appellant] hoger mag (doen) bouwen dan de in de Akte genoemde hoogte van 2,5 meter.
“benedenramen”en de daarin opgenomen vermelding dat
“bebouwing (…) tegen de zijgevel (…) tot een hoogte van circa twee meter vijftig centimeter mogelijk blijft”.
“tot een hoogte van circa twee meter vijftig centimeter mogelijk blijft”aan dat die mogelijke bebouwing tegen de zijgevel van de woning van [appellant] tot een hoogte van 2,5 meter toegestaan zal zijn.
“benedenramen”bestaan uit zowel de vaste raamvleugels (onder) als het uitzetbaar bovenlicht, maar dit behoeft nu geen verder onderzoek. Zelfs in het geval dat de door BEM voorgestane uitleg uiteindelijk juist zal blijken voor zover die inhoudt dat het in de Akte gebezigde begrip
“benedenramen”niet alleen de vaste raamvleugels (onder) omvat maar ook het uitzetbaar bovenlicht, blijkt niet van een voldoende rechtens relevant belang bij de uitoefening van de dichtmetselbevoegdheid voor de bedoelde bovenlichten. De Akte maakt in dat geval de eigenaar van Perceel BEM wel bevoegd om:
“aan”of
“in de nabijheid van”de zijgevel van de woning zal worden gerealiseerd. Alles afwegend maar met name gezien de voornoemde uitleg en ten gunste van BEM doorslaggevend belang toekennend aan het relatief beperkte belang van [appellant] (dat zich met het oog op de nu voorliggende provisionele vorderingen vooral beperkt tot de handhaving van de huidige bovenlichten), zal het hof een zodanige voorlopige voorziening geven dat de bovenlichten in de benedenramen in ieder geval uitzetbaar zullen (moeten) blijven en daardoor lichttoetreding en luchttoestroom voor de woning van [appellant] mogelijk zal (moeten) blijven. Het hof oordeelt de voorliggende provisionele vorderingen voor het overige als te vaag en onbepaald niet toewijsbaar.
4.De uitspraak
- is afgewezen de provisionele vordering van [appellant] om, samengevat, BEM voor de duur van het hoofdgeding op straffe van een dwangsom te verbieden om enig bouwwerk aan, tegen of in de nabijheid van de zijgevel van zijn woning te realiseren voor zover die een hoogte van 2,5 meter zal overschrijden;
- [appellant] is veroordeeld, samengevat, in de kosten van het incident, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten;